Liverpool

4 - 8 mei 1990

Als echte Beatlesfan moet je natuurlijk een keer in Liverpool zijn geweest. Ik bezocht de stad in 1990. En maakte ter plekke het John Lennon Tribute Concert mee.

Eerlijk gezegd was mijn aanwezigheid een beetje toeval. Eind april bracht ik een weekje door in Londen met mijn studievriend Peter. Ergens in die week kwam mij op een of andere manier ter ore dat er op zaterdag 5 mei een herdenkingsconcert in Liverpool zou worden gehouden voor John Lennon, die dat jaar een macaber jubileum vierde, namelijk dat hij 10 jaar daarvoor was doodgeschoten. Snel belde ik naar een telefoonnummer voor een kaartje en uiteindelijk bleek ik ergens in Londen eentje te kunnen kopen voor het lieve sommetje van £ 30. (Een pond deed toen Æ’ 3,50, dus dat kaartje kostte me Æ’ 105 ofwel € 47. Rekening houdend met inflatie zou dat tegenwoordig neerkomen op € 83. Een enorm bedrag dus en de belangrijkste reden - zoals ik later zou horen - waarom het concert bij lange na niet uitverkocht raakte.) Peter, ook Beatlesfan, kon helaas niet mee, hij moest 2 mei weer terug naar huis (onder andere voor zijn verjaardag op…diezelfde 5 mei). Wel pikten we samen nog het beroemde zebrapad bij de Abbey Road Studio’s mee waar we elkaar natuurlijk fotografeerden.

Dus toog ik in mijn eentje richting Liverpool. Dat deed ik met een omweg trouwens, want eerst bracht ik nog twee dagen door in Oxford. Maar op vrijdag liftte ik vlotjes naar Liverpool en zocht daar een camping op, die erg ver van de stad gesitueerd bleek en me een metro, twee bussen, veel gevraag en 6 kilometer lopen kostte; hij bevond zich in Wirral Country Park, een natuurgebied op de zuidoever van de beroemde Mersey River,  ja diezelfde Mersey waarover Gerry & the Pacemakers zongen die ook uit Liverpool kwamen.

So ferry ‘cross the Mersey

Çause this land’s the place I love…

Zelf was ik niet kapot van ‘this land’ trouwens. Het was wel lekker groen en rustig daar aan de overkant van de Mersey , maar ik had niet het idee dat ik in Liverpool was eerlijk gezegd. Dat lag 30 kilometer verderop. Een beetje alsof je in Utrecht het gevoel moet hebben dat je in Amsterdam bent.

(Leuke Triviantvraag trouwens: welke popgroep scoorde begin jaren zestig met hun eerste drie singles meteen drie nummer één hits en kwam uit Liverpool? Antwoord: Gerry & the Pacemakers. Inderdaad, niet The Beatles, want hun eerste single ‘Love Me Do’ kwam niet verder dan nummer 17... Een unieke prestatie natuurlijk, die pas in de jaren tachtig geëvenaard zou worden, toevallig door wéér een groep uit Liverpool: Frankie goes to Hollywood.)

De volgende dag, zaterdag, liftte en treinde ik terug naar de stad en begaf mij naar Pier Head, de rivierkade waar de veerboten vertrokken en die nu het toneel vormde voor een popconcert. Aan deze kade staan drie markante gebouwen van inmiddels een eeuw oud, de ‘Three Graces’ genaamd, die het uithangbordje van Liverpool vormen en tot werelderfgoed zijn uitgeroepen. Onder hun toeziend oog was een podium opgebouwd, het grootste dat ooit in Europa was gebouwd, zo wist de host van de avond te vertellen - die host was Superman ofwel de acteur Christopher Reeve. (Die zou pas vijf jaar later van een paard vallen en verlamd raken.) Twee deejays hielden de sfeer erin voor de naar schatting 20.000 bezoekers, de helft van wat was verwacht. Goddank was het droog, hoewel aan de frisse kant. Maar goed, dit was Engeland nietwaar?

 

En toen begon eindelijk de show. Ik vond het fantastisch. Tientallen artiesten speelden nummers van John Lennon. Van Joe Cocker tot Kylie Minoque, van Lou Reed tot Wet Wet Wet, en van Lenny Kravitz tot het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra. Aanwezig ook waren Yoko Ono en Sean Lennon, zijn jongste zoon. Afwezig daarentegen - zéér afwezig - waren de andere drie Beatles: van Ringo en Paul werd een muziekvideo getoond, van George werd helemaal niets vernomen. Achteraf heb ik begrepen dat er een hoop gedoe is geweest over dit concert en dat ze daarom afhaakten. Gekke is dat ik mij zeker weet te herinneren dat aan het einde alle artiesten nog eens op het toneel kwamen en als slotnummer ‘Let it be’ zongen begeleid door Paul McCartney op de piano. Een klassiek voorbeeld van hoe onbetrouwbaar je geheugen is, want die slotact heb ik wel degelijk gezien - alleen vijf jaar daarvoor, op 13 juli 1985 als afsluiting van Live Aid. Nu, in Liverpool, zongen ze met z’n allen ‘Give peace a chance’ zonder McCartney. Nog helemaal in de wolken van het concert zocht ik het station weer op en kwam in één klap terug in de realiteit, want toen ik het perron op liep reed net de laatste trein voor mijn neus weg. Tot mijn geluk kreeg ik een lift van twee meisjes die ook aan de andere zijde van de Mersey moesten zijn en zo lief waren om me naar de camping te brengen.

Zondag en maandag bracht ik in Liverpool door. Het waren gemeen gure en grauwe dagen, wat in zekere zin passend mocht heten, want de stad oogde niet anders: grijs en troosteloos. Liverpool beleefde niet haar beste tijd in 1990. Als belangrijkste havenstad van Engeland was de stad lange tijd in goede doen geweest, maar halverwege de twintigste eeuw kwam daar de klad in: stad en haven werden half platgegooid door de Duitsers en ongeïnspireerd opgelapt, vervolgens werd Liverpool zwaar getroffen door de economische malaise in de jaren zeventig en tachtig en kende de hoogste werkloosheid van het land. Niet voor niets gold Liverpool destijds als hét symbool voor de puinhoop in het land. (Pas na 2000 zou de stad weer opbloeien.) Ik werd er eerlijk gezegd niet vrolijk van en verruilde na het weekend mijn ijskoude tentje voor een kamer in het YMCA-hotel in de binnenstad.


Gelukkig was er één zonnestraaltje: The Beatles. Net zoals zij destijds met hun energie en charisma – en hun muziek waarin dat werd samengebald - de wereld betoverden, zo hielden zij mij nu op de been. Ik bezocht een aantal van de bekende plekken die met the fab four worden geassocieerd. Zoals Penny Lane, het pleintje met “the shelter in the middle of the roundabout” zoals Paul McCartney het bushokje omschreef waar hij als tiener altijd moest overstappen op weg naar het huis van John Lennon. En Strawberry Fields, het weeshuis van het Leger des Heils met een parkachtige tuin waar Lennon als kind zomerfeesten meemaakte. Die twee nummers, Strawberry Fields Forever/Penny Lane waren bedoeld voor de elpee Sergeant Pepper in juli 1967, maar kwamen daar niet op terecht; ze werden een paar maanden eerder samen uitgebracht (als een single met dubbele A-kant, zoals dat heette) omdat de platenmaatschappij het weer tijd vond worden voor een nieuwe single. Een onvoorstelbaar pareltje!

Strawberry Fields (van internet)

Ook bezocht ik de roemruchte Cavern Club in Matthew Street,  in het uitgaansgebied hartje centrum. The Beatles waren de huisband in deze club voordat ze doorbraken; tussen 1961 en 1963 speelden ze er 292 keer. Het is een kelder en er wordt altijd hoog opgegeven hoe bijzonder het er was, maar daar hoef je niet mee aan te komen bij een student uit Utrecht die gewend is aan feestjes en disco’s in de talloze kelders aan de Oudegracht. De Cavern Club leek precies een Utrechtse werfkelder.  Een stenen pijpenla met gewelfd plafond, klein en benauwd, waar het vocht volgens zeggen van de muren droop tijdens een optreden. Ha ha vertel mij wat, dacht ik. Overigens is de huidige Cavern Club een replica, want de oorspronkelijke kelder moest in 1973 wijken voor metro-uitbreiding en verdween onder een parkeerplaats. Hij is later in ere hersteld als historisch artefact.

 

Tenslotte bezocht ik ook het Beatles Museum in het Albert Dock. Een fraai vormgegeven museum, met het bekende liedje: Liverpool – Hamburg – Beatlemania – Sergeant Pepper – drugs – India – Let it be. Het sprookje van The Beatles is vaak verteld en lijkt overbekend. Hoewel? Tegenwoordig is hun naam zo legendarisch, en hun muziek alweer zo oud, dat je bijna zou vergeten hoe ontzettend vernieuwend ze waren. Juist daarom kostte het The Beatles jaren om door te breken: ze pasten niet binnen de hokjes van destijds. Ten eerste maakten ze rock-and-roll-muziek, een nieuwe Amerikaanse stroming die in Engeland nog onbekend was, uitgezonderd dan in havenstad Liverpool waar zeelieden allerlei onbekende platen meebrachten uit de Verenigde Staten. Ten tweede waren ze niet een zanger met een begeleidingsgroep, zoals Cliff Richard & the Shadows of Buddy Holly & the Crickets, maar een echte band zoals we die tegenwoordig kennen: drum, bas, ritmegitaar, leadgitaar. Ten derde beschikten ze over drie leadzangers, die vaak in harmonie zongen. En ten vierde schreven ze hun eigen nummers, wat vrijwel niemand deed in die tijd. Alles bij elkaar zorgde dat ervoor dat The Beatles anders klonken en anders opereerden dan iedereen voor hen, en toen dat tegen alle verwachtingen in succes kreeg - en wat voor succes! - ging iedereen hun gouden formule natuurlijk imiteren en werd het de standaard voor de muziekindustrie zoals we die nog steeds kennen. Ik denk dat The Stones weinig onderdoen voor The Beatles als het gaat om muzikale genialiteit, maar The Beatles waren de eerste en wezen de weg. Heel letterlijk trouwens waar het de Stones betreft: hun eerste hit werd geschreven door Lennon en McCartney en achteloos aan hen geschonken.

Nou goed, zo kan ik vele verhalen vertellen over The Beatles. Ik ben fan sinds m’n negende of tiende of zo, toen ik de elpee Rubber Soul vond in m’n ouders’ collectie en geïntrigeerd raakte door de hoes én de muziek. Biep biep hmm biep biep yeah. Mijn eerste eigen plaat was een verzamelalbum met gouden hoes die ik helemaal grijs draaide, daarna kwamen alle andere platen, toen de cd’s et cetera et cetera. Met mijn moeder en broer bezocht ik de allereerste expositie over The Beatles, in Franeker off all places (HIER). Later, veel later ben ik zelfs hun spoor gevolgd naar de commune in India waar ze hebben gezeten, een ongelooflijke ervaring (zie HIER). En verder heb ik natuurlijk onnoemelijk veel over ze gelezen. Onlangs nog ‘Tune in’, het eerste deel van een driedelige biografie van de megalomane historicus Mark Lewisohn, de man die meer van The Beatles weet dan wie ook ter wereld. Hij is met die biografie begonnen in 2005 en het eerste deel is verschenen in 2013. Het tweede deel staat gepland om uit te komen in 2024. En het derde? Nou, zeker niet in dit decennium. Zijn grondigheid grenst aan het ongelooflijke. En dat allemaal over een band die slechts 12 jaar heeft bestaan.

Op dinsdag 8 mei verliet ik Liverpool weer. Niet via het John Lennon Airport, zoals het vliegveld van Liverpool heet, want ten eerste heette het vliegveld in 1990 nog niet zo en ten tweede had ik daar natuurlijk helemaal geen geld voor, zelfs dat goedkope YMCA-hotel was al een rib uit mijn lijf geweest. Nee, ik vertrok liftend naar het zuiden en stak ‘s avonds het Kanaal over naar Frankrijk. Ik ging op zoek naar zon. Toch was ik blij dat ik Liverpool had bezocht en de pelgrimage had afgelegd die iedere Beatlefan eens in zijn leven moet doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten