Grand tour

7 juli - 4 augustus 1989

Eeuwenlang, van 17e  tot de 19e eeuw, was het gebruikelijk dat welgestelde jongvolwassenen een zogeheten ‘grand tour’ maakten naar Italië om alle klassieke bezienswaardigheden te bezoeken. Het was bedoeld om hun culturele opvoeding te voltooien en ook om de wilde haren kwijt te raken, zodat ze bij terugkomst konden trouwen en settelen. Vele later beroemd geworden schrijvers en schilders deden dat en in hun illustere voetspoor trad ik in 1989 met mijn vriendin Nyske.

We vertrokken op een vrijdag. Bij de oprit van de snelweg in Arnhem staken we onze duim omhoog en keken wel hoe ver we zouden komen. Nou, dat viel niet tegen. ‘s ‘s Nachts om half twee arriveerden we in Zürich waar we werden afgezet voor de camping. In de stromende regen zetten we onze tent op en prezen onszelf gelukkig. Zwitserland gehaald, wie had dat gedacht?

Helaas bleek Zwitserland verlaten een stuk lastiger. Aan het eind van de volgende dag, na een hoop wachten en lopen, hadden we de Italiaanse grens nog niet bereikt en moesten we in Lugano de trein nemen, naar het eerste plaatsje voorbij de grens: Como. Tenminste, dat dachten we. Maar toen we uitstapten bleek dat in Chiasso te zijn, nog steeds in Zwitserland, en zagen ons genoodzaakt nog een kilometertje of acht te lopen tot we echt in Como waren, bij het beroemde meer. De nacht brachten we door in een stadsparkje aan het einde van de boulevard.

Zondag bleven we in Como. De dag daarna liftten we verder en ook dat ging weer zo moeizaam dat we besloten het liften verder maar te laten. Aan het eind van de middag arriveerden we in Verona en we zetten onze tent op in de tuin van een jeugdherberg die volgens onze reisgids – Let’s Go Italy - tot de mooiste van Europa moest horen. Inderdaad was het een prachtig oud pand met zelfs op de muren van de badkamer nog verweerde fresco’s.

De protagonist in Verona

Verona zelf is ook een mooi historisch stadje met als grootste trekpleister het Romeinse amfitheater van roze getint marmer dat nog vol in bedrijf is; wij maakten er een uitvoering mee van Verdi’s ‘Aïda’, een lange zit omdat er een paar keer gepauzeerd moest worden vanwege een dreigend buitje (pas drie uur ’s nachts waren we terug), maar verder een onvergetelijke avond.

Het toneel, voor de start

Vanaf dat moment namen we de trein. We ontdekten dat er een goedkope treinkaart bestond, de Chilometrico, waarmee je 3000 kilometer kon reizen en dat dekte voor ons tweeën ongeveer het rondje Italië dat we in gedachten hadden. Eerst van Verona naar Venetië en daarna naar Rome en Napels en via Toscane weer terug. De prijs was 150.000 lire, dat klinkt misschien astronomisch, maar in het Italië van 1989 kwam dat neer op een schijntje. Je was veroordeeld tot boemeltreintjes, traag en schuddend en overvol, maar vergeleken met liften was het absolute luxe.

De 'brug der zuchten' in Venetië

We brachten een dagje in Venetië door en drie dagen in Rome. Daar bezochten we de klassieke sites zoals het Colosseum en het Forum Romanum, maar ook de Sint Pieter en het Vaticaanmuseum met de beroemde Sixtijnse kapel waarvan het plafond door grootmeester Michelangelo is beschilderd, in negen voorstellingen die verhalen uit bijbelboek Genesis verbeelden en tezamen de spirituele reis van de mensheid weergeven, van schepping tot laatste oordeel. Het is kunst met een grote K natuurlijk, maar de Sixtijnse kapel is ook gewoon een werkruimte: het is eigenlijk de pauselijke hofkapel, waar liturgische vieringen worden gehouden, en ook de ruimte waar de kardinalen zich opsluiten (‘in conclaaf gaan’ heet het officieel) als ze de capo di tutti capi moeten kiezen, de baas van alle bazen ofwel de nieuwe paus. Speciaal bij die gelegenheid wordt op het dak een schoorsteen geplaatst waar de witte rook uit moet komen als de uitslag bekend is. Niet de slechtste plek voor werkoverleg!

Het Forum Romanum


Spaanse trappen

Op de antieke Via Appia

 

Vanuit Rome spoorden we door naar het zuiden tot aan het plaatsje Sorrento aan de baai van Napels. Hier bleven we een paar dagen op de camping. Met een lokaal spoorlijntje, de Circumvesuviana, gingen we op een neer naar Pompeï, de onfortuinlijke stad die op 24-25 augustus van het jaar 79 verzwolgen werd door een uitbarsting van de Vesuvius, jarenlang onder de as bleef liggen, in de negentiende eeuw werd uitgegraven en nu als complete stad een uniek kijkje biedt op het Romeinse leven van destijds. En op een andere dag namen we de bus om een stukje de Amalfi-kust af te rijden, tot een strandje waar we de middag doorbrachten. Dat die Amalfi-kust wereldberoemd was vanwege zijn schoonheid had ik toen niet echt in de gaten. Ook de faam van Capri en Procida (waar later ‘Il Postino’ zou worden opgenomen) ging langs me heen. Gebrek aan vervoer en gebrek aan tijd verhinderde ons sowieso om veel te doen hier, en dan zwijg ik nog maar over gebrek aan geld. Italië bleek duur. In mijn dagboek tref ik een opvallend nieuwsbericht aan van vrijdag 21 juli 1989:

ROOD IN ITALIË

Sorrento - In een hoek van Italiaanse badplaatsje aan de Middellandse Zee zijn heden twee Nederlandse toeristen bankroet gegaan. De 21-jarige A.F. en de 22-jarige N.v.V. meenden dat hun bomen tot in de hemel groeien, maar hun financiële situatie bleek al bij de wortel rot.

Overdreven natuurlijk, maar zeker met een kern van waarheid.

De reis ging weer naar het noorden. Eerst een middagje in Napels om het archeologisch museum te bezoeken, langer blijven wilden we niet want Napels stond in die jaren bekend als een smerige, vervallen stad waar het bovendien gevaarlijk was. Daarom reisden we meteen door naar Siëna, een van de bekende middeleeuwse parels van Toscane. We liepen hier twee dagen rond, aten hamburgers en lazen voor het eerst weer eens een Nederlandse krant. (Lemond had de Tour gewonnen met 8 seconden voorsprong op Fignon, de spectaculairste ontknoping ooit.) 

Uitzicht op Siëna


Daarna bezochten we Florence waar we terecht kwamen op de spectaculaire stadscamping op een heuvel aan de overzijde van de Arno, vanwaar je fantastisch panoramisch uitzicht hebt op de stad, zo vanuit je tentje. 

Uitzicht op Florence

De brug over de Arno

In Florence bezochten we het Uffizi Museum, een van de grote kunstmusea van de wereld, gevestigd in een voormalig paleis van de familie De Medici met zaal na zaal na zaal kunst uit de middeleeuwen en de renaissance. Ook de ‘Geboorte van Venus’ van Botticelli zou hier moeten hangen, maar om een of andere reden miste ik die, uit vermoeidheid waarschijnlijk. Want de combinatie hitte, lopen en kunst is dodelijk zoals iedereen weet. Het voordeel van Italië is dat er zoveel te zien is, maar tegelijkertijd is dat ook het nadeel van Italië. Na drie weken fresco’s, beelden en schilderijen zaten we aan onze taks.

Gelukkig naderden we het einde van onze vakantie. Onze treinkaart bracht ons nog net naar Pisa waar we op het Piazza dei Miracoli, het plein der wonderen, de scheve toren bezochten. En dat was niet het enige mirakel. Want toen we de volgende dag de terugreis begonnen en pal voor de camping onze duimen omhoog staken ging het liften ditmaal wonder boven wonder van een leien dakje. Moeiteloos flitsten we langs de kust, langs Genua, Monaco, Nice en Marseille, en nog diezelfde avond bereikten we le Grau du Roi, een plaatsje aan de rand van de Camargue waar mijn ouders toen met een vouwwagen op een camping stonden. Daar bleven we een dagje relaxen en daarna liftten we in twee dagen terug naar Nederland. 

Op de koffie in Le Grau du Roi


Lekker liften

Onze rondje Italië zat erop. Het was voor ons een atypische reis geweest, want het jaar daarvoor (HIER) en het jaar daarna (HIER) brachten we onze vakantie op de fiets door. Maar de roem van Italië had mij gelokt en het was een mooie reis geworden langs alle grote bezienswaardigheden, een echte grand tour. Mijn culturele bagage was flink opgepept, maar of ik daarna mijn wilde haren kwijt was, waag ik te betwijfelen. Getrouwd is er ieder geval niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten