Naar Vorden

Dinsdag 30 mei

Na al het gefeest van vorige week gaan we er weer tegenaan vandaag. 'We', dat zijn m'n nichtje Melanie en ondergetekende.

Melanie volgt een toeristische opleiding en moest vrij vragen van school. Toen ze zei dat ze met haar neef wilde meelopen was het antwoord 'nee'; toen ze uitlegde dat het een boeiend stagetraject betrof als onderdeel van een uniek toeristisch wandelproject dat haar kennis van het Geldersch landschap enorm zou verdiepen, in het bijzonder de historie van laat 18-eeuwse buitenhuizen, nou vooruit, toen mocht ze een dagje weg. Op haar gymschoenen staat ze te wachten bij het stationnetje van Holten. Ik drink mezelf moed in met een kop koffie en daar gaan we. Door het boerenland zakken we af naar het zuiden. Na een uurtje komen we bij de Schipbeek, een kanaal tussen twee schitterende beukenlanen in. We steken over; aan de overkant steken we meteen weer over, want we hadden op dezelfde oever moeten blijven; twintig minuten later steken we nog een keer over, nu wel goed.



Aan de overzijde treffen we een bijzondere pleisterplaats. Een boer heeft een schuur ingericht als een soort plattelandslounge: stoelen en tafels, koffieautomaat, vrieskist met ijs en frisdrank, dartbord, tijdschriften. In de tuin staat een merkwaardig bouwwerk, half uitkijkpost, half terras, dat afkomstig lijkt van de tekentafel van Leonardo da Vinci en ieder moment kan opstijgen. Maar het komt allemaal goed van pas. Nauwelijks zijn we binnen of het begint stevig te regenen. We hoeven ons hier niet te vervelen. Met twee rackets van klittenband en een balletje spelen we een partijtje, eh, klitbal?


Zodra het droog is gaan we weer verder en lopen via een klein modderig pad Gelderland binnen, door de achterdeur als het ware. Er volgt een flink stuk bos, horend bij landgoed Verwolde. Pronkstuk van het landgoed is het kasteel dat er netjes bijstaat vandaag, aan een kortgeschoren gazon, omringd door metershoge rododendrons die vol in bloei staan.
Het is al te laat voor een rondleiding, maar we nemen een kijkje aan de achterkant, waar de theeschenkerij is...zeg maar het café. Het is druk binnen. Een groep bejaarde toeristen is er neergestreken. We slaan op de vlucht in oostwaarts richting, naar de Dikke Boom, maar ze hebben ons door en komen ons achterna op de fiets, rinkelend met hun  el en rammelend met hun gebeente. Bij de Dikke Boom weten we ze af te schudden.



Men vermoedt dat dit -met een omtrek van bijna acht meter-  de dikste eik van Nederland is. Oud is-ie ook, zo'n vijf eeuwen. Fascinerend. Daarbij verbleken zelfs de bejaarden van daarnet. Deze reuzenboom is dus in de Bourgondische tijd begonnen als frisse jonge scheut, ging puberen tijdens de Gouden Eeuw (hij vond z'n ouders maar...eikels!), was sterk en volwassen toen Napoleon in Europa aan het risken was en bereikte de middelbare leeftijd ten tijde van de twee wereldoorlogen. Nu is hij bejaard, gerimpeld, knoestig en ook nog dik geworden dus. Van de jeugd snapt hij niets meer. Ze komen gehaast aanzetten, meestal op wielen, klikken wat met een kastje, en hup daar gaan ze weer, meestal maar snel snel snel... Zoals die twee daar. Wel een leuk meisje, trouwens. Toe meisje, blijf nog even, eventjes maar, met een halve eeuw ben ik al tevreden...
-Zullen we gaan? vraagt Melanie.
-Hè?! Wat? O... Ik was even in gedachten.


Een laatste modderpad brengt ons in Laren. Eindpunt van de etappe. Melanie heeft geen krimp gegeven op haar gymschoenen, ze heeft meer bomen herkend dan ik (acacia, esdoorn en lijsterbes, ik alleen eik en beuk) en ze onthield de route beter dan ik. Eigenlijk was ik maar een blok aan haar  been. Om het goed te maken trakteer ik op aeten bij hotel-restaurant 't Langenbaergh. Tegen zevenen stapt ze op de bus terug naar Holten, waar haar auto staat. Ik loop nog een stuk verder. Het is ondertussen een prachtige avond geworden, zo goed als windstil, zonnig en tegelijkertijd bewolkt. Als er een licht regentje valt, schuil ik even aan de bosrand en kijk naar de fraaie regenboog die ontstaat. Mag ik nu een wens doen? Ik weet het niet meer. Voor de zekerheid wens ik toch maar vrede op aarde. Ene en nieuwe auto.



Om half negen passer ik een boerencamping waar ik besluit te overnachten. Als ik aanbel blaft een hond, verder gebeurt er niets. Ook het erf is verlaten. Ik zet m'n tent neer op een grasveldje achter het schurencomplex, waar ik vrij uitzicht heb over de weilanden vol jonge aanwas, de bomenhagen, het Twentekanaal verderop - een oer-Hollands landschap waar twee keer per uur een geel speelgoedtreintje doorheen schuift. En terwijl ik toekijk hoe dit  schilderijtje langzaam verduistert moet ik denken aan het beroemde gedicht van Marsman, 'Herinnering aan Holland':
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.


Alleen het treintje ontbreekt, denk ik. Dat treintje hoort er nog bij.

---------------------------------------------------------------------------------


Woensdag 31 mei

's Ochtends bewolkt, maar droog. Tegen tienen verlaat ik de boerderij, na € 3 in een bakje te hebben gedaan - een sympathieke prijs voor een sympathiek plekje. Al snel steek ik het Twentekanaal over, dat 80 jaar geleden met een liniaal door het land is getrokken. Aan de horizon is Lochem te zien. Aan de andere zijde krijg ik weer een groot stuk bos voor m'n kiezen. Op een bordje lees ik dat hier speciale themawandelingen worden georganiseerd, waarbij gekozen kan worden uit drie thema's: vleermuizen, paddenstoelen of reeënbronst. Nou, ik had het wel geweten. Bronst. Wat een fantastisch woord!

 Als een goede cognac (VSOP) laat ik dit woord een tijdje door m'n mond gaan. Bronst. Het heeft een krachtige viriele klank, als je het mij vraagt. Ik zie het beeld van een jonge, sterke bok die zich de hele winter stierlijk heeft verveeld, hij hing wat in de struiken, zapte wat op tv, at wat teveel, en ineens is de zon gaan schijnen en is hij vanuit z'n hol de hei opgelopen, hij rekt z'n poten eens goed, schudt z'n ballen uit de plooi, kijkt om zich heen...en ziet niet één, niet twee, niet drie, nee, een hele kudde vrouwtjes die hij nog nooit eerder heeft gezien, allemaal jong en fris en nog een beetje onwennig, nou, het begint te stromen bij hem hoor, hij schraapt z'n hoeven over de grond en z'n hele lijf schreeuw 'yahoooo!!!' ...kijk, dat is dus bronst. Gelukkig hebben wij mensenmannen daar geen last van. Helemaal niet.

Verder weer een aantal voorname buitenhuizen, met namen als Het Enzerinck en Den Bramel. Bij Het Enzerinck zie ik juist een rood busje van TPG-Post over het grintpad naar de voordeur scheuren. Je vraagt je af wat voor post hier bezorgd wordt. De nieuwe catalogus van Wehkamp? Een ansichtkaartje van neef Theo baron van Doesburgh vanuit Lloret de Mar? De voorlopige teruggave van de Belastingdienst? Uw hypotheekrente-aftrek is vastgesteld, wij storten € 958.000 op uw rekeningnummer 233etcetera...

Ook hier enorme rododendrons met prachtige roze bloemen. Als ik me tussen de struiken begeef, merk ik pas hoe ze vibreren van leven. Talloze bijen struinen de bloemen af. Ze vliegen van kelk naar kelk, helemaal stoffig van het stuifmeel, luid zoemend. Het lijkt wel alsof de struiken zelf staan te neuriën.

Om half één ben ik in Vorden. Vorden is het eindpunt van deze etappe, en tevens het eindpunt van het noordelijke deel van het Pieterpad. Met andere woorden: ik ben op de helft. Vanaf Pieterburen heb ik nu 233 kilometer gelopen, in 13 wandeldagen verspreid over zes weken. Naar het eindpunt, de Sint Pietersberg bij Maastricht, is het ook ongeveer zoveel kilometer, maar ik hoop dat toch iets sneller te doen want de deadline van het volgende project nadert snel. Mijn hemel, wat heb ik het druk. Het is hard werken, zo zonder baan.

---------------------------------------------------------------------------------

TOEGIFT
Fan (be)zoekt schrijver

'Aan de horizon zie ik Lochem liggen', schreef ik hierboven... Ik ben in m'n leven één keer in Lochem geweest. De precieze datum weet ik niet meer, maar ik gok december 1991, in ieder geval had ik nog zo'n studentenkaart waarmee je gratis kon reizen. Op een waterkoude winterse zondag stapte ik in de trein naar Lochem om mijn toenmalige idool op te zoeken, Jeroen Brouwers. Ik had al z'n boeken gelezen. Ik schreef verhalen en brieven in zijn stijl. (Zie bijvoorbeeld ELDERS op deze weblog.) Ik bewonderde hem enorm. Na jaren in België te hebben gewoond had hij zich medio jaren zeventig gevestigd in Exel, een gehucht nabij Lochem. In een opwelling wilde ik naar hem toe, die zondag. Maar toen ik na een eindeloze treinreis in Lochem uitstapte, schemerde het alweer. Bitter koud was het bovendien. Er ging geen bus meer naar Exel en dat betekende dus zeker een uur lopen. Fan of niet, ik heb rechtsomkeert gemaakt.

Een paar maanden later heb ik Jeroen Brouwers alsnog ontmoet, in de Bijenkorf in Amsterdam, waar hij z'n nieuwste boek signeerde (Het vliegenboek). Dat was op 28 maart 1992, getuige zijn opdracht in m'n boek. We hadden een bijzonder, indringend gesprek dat ik nooit meer ben vergeten.
-Wilt u dit boek signeren?
-Is het voor iemand?
-Nee nee, gewoon voor mezelf.
(Zet handtekening.)
- Bedankt. Tot ziens.
-Tot ziens.
Het grappige is dat, aangezien Brouwers veel autobiografisch schrijf en ik nou eenmaal alles lees, ik ook een keer zìjn versie hiervan ben tegengekomen, als volgt: "Boekje signeren in alle fialen van De Bijenkorf. Eergisteren Amsterdam en Utrecht, morgen Eindhoven en Arnhem, heden Den Haag en Rotterdam. De mensen komen met horde, drommen, massa's, met honderden op de handtekening zettende schrijver af, die zulks doet alsof hem strafregels zijn opgelegd. Moet ik maar niet zo ijdel zijn. Moet ik maar niet zo ijdel zijn. Moet ik maar niet zo ijdel zijn..."
Natuurlijk had ik liever gelezen: "Kwam in Amsterdam een bijzondere jongen tegen. Was niet zomaar een jongen, dat zag je meteen..." Maar ja.

Later ben ik nog een keer naar een lezing van hem geweest, in Brussel. Daarna is -met de loop der jaren- het idolerige er wat vanaf gegaan, al koop ik nog steeds z'n boeken, die spaarzaam verschijnen tegenwoordig. Wel ben ik twee jaar geleden nog door z'n nieuwe woonplaats gefietst, Zutendaal in België, toen ik 'toevallig' in de buurt was. Het gekke is dat je dan toch fantaseert dat je hem tegenkomt. Hij steekt de weg over, ik rij hem bijna aan, sorry sorry, hé bent u niet? ik woon vlakbij, willen jullie koffie? etcetera etcetera. Maar nee. Dat gebeurt alleen in boeken.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten