Naar Rolde

Dinsdag 2 mei 2006 

Vandaag begin ik aan m’n tweede etappe. Voeten een beetje bijgekomen, rugzak flink afgevallen: drie kilo, om precies te zijn. De afgelopen dagen heb ik –met de keukenweegschaal erbij- m’n uitrusting nog eens kritisch bekeken. 


Moet dit écht mee? Kan dat niet lichter? Waarom 14 haringen als de tent maar 6 nodig heeft? Waarom een aansteker als lucifers minder wegen? Verder sneuvelden een trui (500 gram), m’n dagboek (350 gram) en –helaas- de ANWB-natuurgids (650 gram). Daar gaat m’n goede voornemen om eindelijk eens iets over de natuur te leren en bij de volgende Grote Frieswijk Familie Quiz (één keer in de paar jaar) spectaculair te scoren bij de bloemen- en bomenvragen. Toen ik op het punt stond de steel van m’n tandenborstel af te zagen, greep Christel in. STOP, riep ze. Je hebt gelijk, zei ik, het wordt echt te gek. Maar nee, ze renden naar boven en kam terug met een minuscuul borsteltje plus tandpasta, ooit gekregen toen ze een keer eersteklas vloog. Van zo’n vriendin moet je het hebben.


Aldus afgeslankt stap ik op de trein naar Groningen. Tegen enen verlaat ik Groningen, via het Hoornse Diep. Angstvallig let ik op m’n voeten. Voel ik daar iets? Ondertussen denk ik na over dingen, bijvoorbeeld het volgende. Ik ben geboren hier in Groningen, in het Academisch Ziekenhuis, met een ernstige voetafwijking: klompvoeten, ,’n voeten stonden krom als halve maantjes, de tenen wezen richting hak. (Het woord is een verbastering van het Engelse ‘club foot’, wat verwijst naar de vorm van een golfclub. Sportief volkje toch, die Engelsen.) Door de achillespezen in te korten zijn ze als het ware ‘rechtgetrokken’. Tot m’n veertiende heb ik beugels gedragen, eerst continue, later alleen ’s nachts. Omdat ik in de groei was, moest ik om de zoveel tijd terug naar het ziekenhuis in Groningen en weer in het gips, voor grotere beugels. Dat ik nu met zulke probleemvoeten lekker kan rondwandelen in m’n geboortestad mag een hele prestatie heten, en een ware zegening! Er zijn ook mensen met klompvoeten die in een rolstoel terecht komen. Zo beschouwd zijn een paar zere plekken een lachertje, natuurlijk.



Ik loop langs het Hoornse Meer, passeerde molen De Helper en kom bij Haren uit, sla dan rechtsaf en volg een fietspad naast de snelweg. Na een kwartiertje erger ik me aan het langsrijdende verkeer. Ik ben er echter nog lang niet, het fietspad strekt zich tot aan de horizon voor me uit, en voor het eerst realiseer ik me hoe langzaam lopen eigenlijk gaat. Een rotstuk van vijf kilometer betekent gewoon een uur afzien. Na een half uur heb ik het helemaal gehad met die &&%$*-weg, dit kan toch nooit d bedoeling zijn van een pittoreske wandelroute… Wacht eens even… Ik raadpleeg de kaart en ja hoor, ik ben verkeerd gelopen! Ik had al na tien minuten een afslag moeten nemen. Ik heb zo’n hekel aan verkeerd lopen! In mijn Ergernissen Top Vijf staat Verkeerd Lopen op een eervolle tweede plaats, achter Een Klein Voorwerp Opzoeken In Een Volle Tas. Zodra het kan verlaat ik de snelweg en zigzag zo’n beetje door de velden tot ik weer op de route ben, in de buurt van Glimmen. Hier begint meteen ook een stuk bos en ik pauzeer een tijdje bij een vennetje. Luisterend naar de luid kwakende kikkers kom ik weer tot rust.


Aan het eind van de middag loop ik verder. Het is stil in het bos, het licht is zacht en gedempt, geen mens te zien. Na het bos volgt een ruiterpad, een landweg, weer een ruiterpad, weer een stuk bos. Rond half acht passeer ik een natuurkampeerterrein, midden in het bos. Ik zie twee kleine tentjes stan. Er hoort een pension bij (De Hondsrug). Ik meld me bij de receptie en waan me ietwat misplaatst tussen alle vijftigers en zestigers die op sandalen rondscharrelen in de hal. Toch blijk ik beslist niet de jongste. Want later, als ik voor m’n tent zit te dineren, keren de bewoners van de twee tentjes terug : vader en moeder en drie kleine kinderen. Zeker bezig met het Pieterpeuterpad… Het is al bedtijd, geloof ik. In de tent leest vader nog een verhaaltje voor het slapen gaan voor. Er ws eens… Nee Wouter, niet doen. Nee Wouter, de lego is voor morgen. Wouter, je blijft er vanaf! Moet de tent soms stuk?! Een uur later vallen kroost én ouders uitgeput in slaap. Ik blijf nog wat schemeren en kijk naar de vleermuizen die heen en weer schieten tussen de bomen. Die weten vast ook niet hoe al die bomen heten, denk ik. Gerustgesteld ga ik slapen.




-----------------------------------------------------------------------------------
Woensdag 3 mei 2006

Schitterende ochtend. Zon, vogeltjes, dauw, de geur van een mooie dag. Na twee koppen koffie loop ik op m’n dooie akkertje de vijf kilometer naar Zuidlaren. Ik heb ontdekt dat dorpen op een soort natuurlijke afstand van elkaar liggen, zo’n vijf á zes kilometer. Dat is ongeveer een uurtje lopen, ofwel ‘een uur gaans’ zoals ze dat vroeger zeiden. Tot nog maar een eeuw geleden liepen mensen natuurlijk hoofdzakelijk, en dan was een uurtje een prima afstand, daarna werd het tijd voor een pauze. Dat is nog steeds zo. Alleen zijn we die menselijke maat zo langzamerhand vergeten door onze fietsen, auto’s en vliegtuigen. In Nepal ontdekte ik dat je afstand eigenlijk in tijd moet uitdrukken, niet in kilometers. Toen ik daar aan mensen vertelde dat m’n ouders 160 kilometer verderop woonden, namen ze aan dat ik ze zelden zag, omdat dat drie dagen reizen was. Alles is relatief. Over nog een eeuw transporteer je jezelf in twee minuten naar Tokio. Dat mietje van een Harry Potter kan het nu al.

Bekend van...

...die, ja!

De weg was recht...

Vanuit Zuidlaren volgt een prachtige route. Eerst langs het stroomdal van de Drentsche Aa, een beek die zorgt voor de afwatering van Noord-Drenthe, en vervolgens –na een tussenstop in Gasteren- over het Balloërveld, een van de grootste heidevelden van Drenthe. Ik had het even gemist, maar het blijkt dus helemaal niet goed te gaan met de heide. Heide heeft ‘arme’ grond nodig, dus zonder veel voedsel of water. De zandgronden in Drenthe waren daarvoor ideaal. Maar de zure regen van tegenwoordig zorgt voor natuurlijke bemesting van de grond, waardoor de grassen oprukken. Er is dus een oorlog aan de gang tussen weiland en heide, het is wei tegen hei zogezegd. Als je erover nadenkt een heel natuurlijk proces, maar wij (lees: Staatsbosbeheer) proberen de heide te redden, omdat…ja, waarom eigenlijk? Omdat de heide er eerder was? Nou… Nog veel eerder lag hier een dikke laag pakijs. Dan zouden we die beter kunnen terugleggen. En dáárvoor was er alleen water. En dáárvoor weer een bol kokend hete materie… Willen we die soms terug? Nou ja, over dat soort zaken breekt een wandelaar zich het hoofd.



Toch weet ik één reden om de heide te handhaven: het is er fantastisch mooi. Zo onder de blakerende zon en zonder ook maar een kip te zien of te horen, waan ik me een beetje in Afrika. Het is fascinerend, die plotselinge overgang van landschap: van dat weidelandschap vol zware klei en boerderijen stap je zomaar pats boem in een wereld van zand, dennen en krom gewaaide bomen, alsof er in de pauze, toen je even naar de plee was, snel een ander decor is neergezet. Ik heb grootser en indrukwekkender natuur gezien buìten Nederland, maar bijzonder aan ons land vind ik die diversiteit op de vierkante meter. Precies de afwisseling die past bij een wandeltempo. Ik tref trouwens ook nog wat 4000 jaar oude grafheuvels aan. Ja, die mensen van toen hadden wel oog voor mooie plekjes.

Grafheuvel

Over het Balloërveld loop ik naar Rolde, het eindpunt van deze etappe. Voor ik op de bus stap bezoek ik de hunebedden. Ze liggen aan de rand van het dorp, naast een meer eigentijds kerkhof. Heet Rolde Rolde omdat men die stenen hierheen Rolde, vraag ik me af terwijl ik wat eet en drink en naar de kolossale bouwwerken kijk. Heb je elders ook nog een Sleepte of Duwde? Of Sjouwde, met zusterdorp Me Een Breuk. Tja, ik geloof dat het tijd wordt om naar huis te gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten