Naar Groesbeek

Woensdag 7 juni 2006

Vandaag is Jeroen de meeloper. Jeroen had een sterke voorkeur voor de etappe van vandaag, Doetinchem - Hoog Elten. Ik heb me daar een tijdje het hoofd over gebroken, maar tenslotte wist ik het: Jeroen wilde graag weer eens een keertje naar het buitenland. En vandaag lopen we deels door Duitsland.  

Ach so. Hij verried zichzelf toen bleek dat hij z'n paspoort bij zich had. Aha, dus hij wist donders goed waar we heen gingen!

We gaan met de auto van Jeroen, dat is relaxed. Die zetten we neer bij het eindpunt en vandaar zullen we met openbaar vervoer naar het startpunt gaan. Dat betekent dat ik m'n rugzak in Jeroen's auto kan achterlaten. Dat is dubbel relaxed. Nu moeten we alleen nog van eindpunt naar startpunt zien te komen en dat blijkt minder relaxed. Het cruciale treintje van Emmerich naar Zevenaar is namelijk opgeheven. We hebben nu twee bussen nodig, plus nog een taxibusje volgepakt met mopperende oudjes die klagen over de telohrgang van het openbahr vervoer in de regio. Het is ook overal hetzelfde. De oudjes, bedoel ik.


Om half een kunnen we eindelijk op pad. Eerst volgt een rondje industrieterrein. ZE zullen wel de motor van ons land zijn, al die regionale industrieterreinen, maar tjongejonge wat zijn ze toch lelijk, met die voorspelbare straatnamen (Nijverheidsweg, Logistiekweg), prefab gebouwen en groots klinkende, maar nietszeggende bedrijfsnamen. Datacare. Intertransfer. Weet ù wat het is? (Maar ja, ooit was Microsoft ook niet meer dan zo'n lullig kantoortje...) Gelukkig doemt het Bergherbos snel op. Als een groene muur staat het aan de horizon.



De rest van de etappe voert door dit bos, dat een van de oudste bossen van ons land schijnt te zijn, ontstaan op een vruchtbare stuwwal die in de laatste ijstijd is neergelegd. Jeroen en ik kijken onze ogen uit. Grote eiken en beuken, veel naaldhout ook, uitgeholde paadjes, ondergroei van frisgroene varens. Volgens het gidsje ademt het bos een 'onnederlandse sfeer'; wij kunnen dit beamen, hoewel wij liever spreken van een 'in-de-ban-van-de-ring-bos'. Ieder moment verwacht je dat een van die nazaten van Boomgaard je bij de kladden grijpt. Zo, mannetje, nou heb ik je. Hèhèhè!



Aan het eind van het bos steken we een snelweg over (de A3) die tevens de grens tussen Nederland en Duitsland vormt. Het Duitse Hoog Elten ligt op tachtig meter hoogte en al van verre zien we de kerk boven de bomen uitsteken.





Nog een laatste klim en we zijn er. Eindpunt van de etappe. We nemen een kijkje in het verlaten kerkje, rammelen aan de poort van de Romeinse waterput die gesloten blijkt en eten tenslotte een pannekoeck bij Pannekoeckhuys 'Hoog Elten', tegenover de kerk. Om zeven uur rijdt Jeroen weg.



Ik heb het in m'n hoofd gehaald nog een stuk door te lopen, naar de Rijn toe, die een paar kilometer verderop ligt. Spoedig ben ik weer op Nederlands grondgebied, in Spijk. Hìer komt de Rijn ons land binnen, niet bij Lobith zoals je op school leert. Een uurtje loop ik over de dijk, van Spijk naar Tolkamer en verder. Na alle bos van de laatste weken is dit rivierenlandschap verfrissend. Ik geniet van de openheid en weidsheid. De Rijn is ook erg breed hier, even verderop splitst hij alweer in de Waal en de IJssel.





Om half tien zet ik m'n tent neer bij camping De Bijland, op een verlaten caravanveld. Ik heb dertig kilometer gelopen vandaag en ben moe. Maar vooruit, nog een gedichtje voor het slapengaan, van J.C. Bloem. Welterusten.

Natuur is voor tevredenen of legen. 
En dan: wat is natuur nog in dit land? 
Een stukje bos, ter grootte van een krant, 
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen, 
De’ in kaden vastgeklonken waterkant, 
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand 
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht. 
Het leven houdt zijn wonderen verborgen 
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

Dit heb ik bij mijzelven overdacht, 
Verregend, op een miezerigen morgen, 
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.


--------------------------------------------------------------------------------


Donderdag 8 juni 2006

Stralende dag vandaag. Om half negen ben ik weer te voet. De receptie van de camping is nog steeds gesloten, dus ik zeg bedankt, tot ziens, en ben vertrokken. Terwijl ik de laatste kilometer naar het pontje loop, bedenk ik me hoe je dit moet noemen. Wild kamperen is het zeker niet. Maar gewoon kamperen kun je het ook niet echt noemen, zo zonder te betalen en zonder iemand te zien. Ik hou het maar even op fout kamperen.

Aan de overkant van de rivier ligt Millingen aan de Rijn. Even na negenen zie ik een veerbootje deze kant op komen, de Heen en Weer 5. Zo'n naam had ik zelf kunnen verzinnen.


In Millingen doe ik wat boodschappen en zoek dan een bankje op de dijk, waar ik ontbijt met uitzicht op de Rijn. Vrachtschepen varen af en aan. Ik heb ooit zelf op zo'n schip gewoond, toen ik vier, vijf jaar was. Helaas bewaar ik weinig herinneringen aan die tijd, ik weet alleen nog dat we een grote speelbox op dek hadden en dat er weleens hup! iets overboord ging als je wat te enthousiast aan het ballen was. Daar stopte de kapitein dan niet voor.

Ik merk dat het me moeite kost om verder te gaan en de Rijn achter me te laten. ik hou van het rivierenlandschap. Maargoed, iets om over na te denken onderweg, dus daar gaan we dan, de dijk af en het veld weer in. Wat me aanspreekt, denk ik, is het element van beweging in rivieren, het stromende -  een rivier is altijd onderweg. Daarmee is het een mooie metafoor voor het leven zelf, dat in mijn ogen ook één grote reis is: een reis naar jezelf, met de bedoeling om ooit thuis te komen. Hoewel de Boeddhisten zeggen: je bènt al thuis, maar je bent het vergeten. Je bent als een vis in het water die zegt dorst te hebben.

Dorst heb ik zeker. In Leuth wil ik koffie drinken (een bakkie leuth, haha), maar het enige café-restaurant onttrekt zich aan zijn morele verplichtingen richting wandelaars en is gewoon dicht. Ik vrees dat ik hiervan melding moet maken bij de Pieterpadpolitie. Doorlopen naar Zyfflich, ook niks. Doorgelopen naar recreatieplas Wylerbergmeer en hier dan eindelijk een colaatje gescoord. Meteen ook maar een duik genomen. Opgefrist kan ik meteen weer aan de bak, de Duivelsberg op (75 meter) via een steil bospad.


Het pad slingerteen tijdje verder door het bos en daalt dan af naar Groesbeek, tussen groengrazige hellingen door die in 1944 het toneel vormden voor de Slag om Arnhem. Op de heuveltop ligt een oorlogskerkhof, de Canadese erebegraafplaats. Tot m'n eigen verrassing maken m'n vermoeide voeten een omweg om er even te kijken. Al die witte kruisjes, al die jongens die gestorven zijn voor ons land... Daarna het laatste eindje naar Groesbeek. We zijn weer thuis.

--------------------------------------------------------------------------------


FF SERIEUS NU


'Al die jongens die gestorven zijn voor ons land...' Al die jongens. Die gestorven zijn. Voor ons land. Je hort het regelmatig, woorden van dergelijke strekking, en eigenlijk gaan ze het ene oor in en het andere weer uit, het dring niet door wat ze ècht betekenen. Daarvoor heb je ze al te vaak gehoord. Het is een cliché geworden. Bovendien ontstaan er meteen allerlei meningen in je hoofd, die als zware donderwolken je brein verduisteren. Die hele slag om Arnhem was natuurlijk een vergissing, een prestigekwestie van Montgomery, eigenlijk vind je oorlog sowieso stompzinnig en ben je gek als je in het leger gaat, misschien ben je wel pacifist, misschien vind je Canada maar een achterlijk land, misschien vind je Nederland maar een achterlijk land... Dat draait maar en dat draait maar daarboven, en door alle drukte vergeet je wat er feitelijk is gezegd: dat allemaal Canadese jongens van 20 nooit ouder zijn geworden dan 20 omdat ze werden doodgeschoten in een weiland nabij Groesbeek, een weiland dat er zestig jaar later zonnig bijligt terwijl ik in alle vrede het Pieterpad loop. Wel even iets om bij stil te staan. Dat hadden m'n voeten beter door dan ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten