Caïro 2

December 1999
 
Nog twee dagen bracht ik in Caïro door. Ik nam de shuttle bus naar het centrum en verkende de stad. Te voet – onderhandelen met taxichauffeurs probeerde ik zoveel mogelijk te vermijden. 

Gevolg was dat mijn voeten helemaal kapot gingen. In die dagen, jaren voor hardlopen en het Pieterpad (HIER), kon ik niet veel hebben dáár waar ik aan de aarde vastzat. Voortstrompelend keek ik af en toe naar de stadsbussen met een onbegrijpelijk cijfer op de voorkant die afgeladen vol voorbij reden. Dat je daar als toerist gebruik van kon maken leek me onbestaanbaar. Dus…lopen dan maar.


Ik wandelde door Khan el-Khalili bijvoorbeeld, de bekendste bazaar van de stad, kleine straatjes vol mensen. Langs de Nijl waar rondvaartboten lagen aangemeerd. Langs grote doorgaande wegen. Tegen het eind van de dag werd het verkeer minder, als wind die ging liggen. Mensen verzamelden zich aan lange tafels en wachtten op de iftar, de maaltijd waarmee tijdens Ramadam de vast wordt verbroken. Het was bijzonder om mee te maken.


Uitzicht over Caïro

Ook hing ik veel rond op Midan Tahrir (Bevrijdingsplein), het centrale plein van Caïro. Behalve het Egyptisch Museum en het Hilton Hotel vond je hier westerse winkels en restaurants zoals McDonalds en Pizza Hut. Het waren de enige plekken waar ik at, bang als ik was iets verkeerds te eten. (Pas later, in Luxor, durfde ik het aan Egyptische restaurantjes binnen te lopen – toen ik het fast food helemaal zat was en groente wilde eten.) Een deel van het plein, dat in de Arabische lente van 2011 beroemd werd door alle demonstraties, bestond uit een parkje met groenstrookjes en bankjes. ’s Avonds zaten hier allemaal verliefde stelletjes te flirten, zonder elkaar aan te raken. Een oude man met galabeya en moderne gymschoenen verkocht thee die hij klaarmaakte op een brandertje in de struiken.

Ik raakte er in gesprek met Mohamed, een doodlieve jongen van 26, wanhopig omdat hij geen geld had om te trouwen. Een keer had hij een leuk meisje gehad, maar schoonmoeder verbood de omgang omdat ze geen toekomst in hem zag. Hij had in hotels gewerkt, nu in een supermarkt, en sprak prima Engels. Uit pure ellende was hij iets begonnen met een rijke Amerikaan. Als ik had gewild had ik met hem een avontuurtje kunnen beleven, maar dat was nou eenmaal niet mijn cup of chai. Maar het was fijn te kunnen kletsen met hem want ik voelde me bij vlagen eenzaam, zo alleen in dat immense Caïro.

’s Avonds slenterde ik ook wat rond in de straatjes rond het plein. Het frappeerde mij hoe snel je al het gevoel had een achterbuurt in te lopen. Vrijwel direct achter het plein had je geen straatverlichting meer, was het asfalt opengebroken, zat iedereen buiten op straat te kletsen. Stemmen in het zoele duister. Ik was op m’n hoede, al voelde het niet gevaarlijk of bedreigend. Maar veel verder durfde ik niet te gaan. Een enkele keer werd ik aangesproken, maar over het algemeen kon ik redelijk m’n gang gaan. In vergelijking met elders in Egypte was het heerlijk rustig.


Mohamed Ali-moskee

Een keer overwon ik mijzelf en nam een taxi. Ik wilde de Mohamed Ali-moskee bezoeken en die was echt te ver om te lopen – helaas werd ik aan de verkeerde kant afgezet en moest nog een verrot eind lopen, langs een lange rechte muur, in de zon. De moskee, vrijwel overal in Caïro zichtbaar, dateert van halverwege de negentiende eeuw. Nadat ik met enig wantrouwen m’n gymschoenen bij de ingang achterliet betrad ik het gebouw. Het was voor het eerst dat ik een moskee zag en ik had een gevoel van ontzag, al was ik ook wat verwonderd. Wie gewend is aan christelijke kerken, met hun overdaad aan beelden en schilderijen, zal een moskee ervaren als…leeg. Er is helemaal niets. Tapijt op de grond, een nis in de muur richting Mekka, een kleine spreekstoel, en dat is het. Bidden maar. De Mohamed Ali-moskee had een grote, goudversierde koepel waaruit kroonluchters naar beneden hingen, geeldooraderde albasten wanden en een vloer van 41 bij 41 meter vol rode kleden. Het oogde prachtig (als een Fabergé-ei, volgens de reisgids’), maar vreemd kaal.


Saladin citadel

De moskee staat op een citadel –de Saladin Citadel– en maakt deel uit van een complex van gebouwen en pleinen. Er staat ook een klokkentoren met een grote bronzen klok – cadeautje van de Franse koning, in ruil voor een obelisk. (De obelisk die nu op Place de la Concorde in Parijs staat, ik schreef het al.) Vanaf de citadel heb je weids uitzicht over Caïro, voor zover de smog het toelaat. Daken, straten, auto’s. Een stad waar geen einde aan leek te komen. Een stad met zoveel mensen dat zelfs de begraafplaatsen werden bewoond: de befaamde ‘steden van de dood’ waar honderdduizenden mensen leefden.

Deze krankzinnige stad had ik overleefd. Het was spannend geweest, intimiderend, lastig als er onderhandeld moest worden of afgeschud, een beetje eenzaam soms. Maar alles was goed gegaan. Nu keerde ik terug naar Luxor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten