Luxor

December 1999
 
 "Allahu akbar, ashadu an la ilaha ill Allah."
   Allah is groot, ik getuig dat er geen andere God is dan Allah.

Maar weinig in de wereld is zo betoverend als de adhan, de islamitische gebedsoproep. Ik hoorde hem die ochtend voor het eerst in mijn leven. 

Bij het krieken van de dag, rond half vijf, begon de muezzin vanuit de minaret  zijn ‘Allahu akbar’ via luidsprekers uit te strooien over alle hoeken en gaten van Esna, helemaal tot in mijn hut op de Rosetta.  Ik werd er wakker van en luisterde gefascineerd. Het klonk mysterieus, ontzagwekkend, ànders. Op slag besefte ik weer waar ik was: in een wereld die niet de mijne was.

Ik kon niet meer slapen en na nog wat heen en weer draaien stond ik maar op, nam een douche en ging met een kop Nescafe uit de bar op het dek van de boot zitten. Uitzicht op de oostoever van de Nijl, waar de zon opkwam. Ik voelde me slecht: moe, een beetje koortsig, m’n gezicht strak en pijnlijk. Helaas zou dit de hele reis zo blijven. De reden? Simpel: stress. Ik weet niet wat ik zwaarder vond, het moeten opereren in een vreemd land of in een vreemde groep, maar de combinatie was desastreus, geen moment kon ik me ontspannen en daardoor bleef ik beroerd slapen en me beroerd voelen.

Gelukkig kreeg ik een hoop afleiding, en hoe! Vandaag reden we weer terug naar Luxor en bezochten de tempel van Luxor, de tempel van Karnak, de tempel van Hatsjepsoet, de kolossen van Memnon en als klap op de vuurpijl ook nog de Vallei der Koningen, een rotsvallei waar liefst 63 graftombes van farao’s zijn te vinden inclusief die van Toetanchamon. Dat zijn een hoop wereldwonderen bij elkaar en uiteraard is het complete waanzin om dit alles op één dag te bezoeken. In mijn  dagboek lees ik: Ongelooflijke dingen gezien. Alleen te kort, veel te kort! Ik troostte me echter met het feit dat ik een herkansing zou krijgen: aan het eind van de rit, als mijn reisgenoten op het strand lagen te bakken, zou ik, terugkomend uit Caïro, nog drie dagen in Luxor doorbrengen.


Ingang van Karnak

Ik had me vooraf aardig ingelezen in Egypte en wist wat ik kon verwachten. Toch kan niets je werkelijk voorbereiden op de daadwerkelijke aanblik van die steenoude monumenten. Vooral de tempel van Karnak maakte op mij een verpletterende indruk: zó groot en zó intact nog, met rijen en rijen van kolossale zuilen die een bepaald raffinement vertoonden die me van m’n sokken blies. Onze hoofdgids, Reda, legde uit: de zuilen zijn gemodelleerd naar papyrusstengels, daarom waaieren de grootste zuilen aan de bovenkant uit, die vangen namelijk de zon en ‘gaan open’ terwijl de kleinere zuilen in de schaduw staan en ‘dicht blijven’, dus rechttoe rechtaan lopen. Papyruszuilen worden ze genoemd. Ik keek ernaar, het klopte, ik zag het. Een tempel als een rietkraag, als een oever vol papyrus. Ik vond het ongelooflijk. Als je dacht, zoals ik, dat die oude Egyptenaren slechts simpele bouwvakkers waren –een miljoen stenen op elkaar, hup, weer een piramide– dan deed je ze ongelooflijk tekort. Het waren kunstenaars, architecten, designers zonder weerga.


Karnak

We kregen in Karnak dertig minuten om rond te kijken, volstrekt onvoldoende, te kort zelfs om naar de andere kant van de tempel te lopen. Karnak is het grootse tempelcomplex van Egypte, een soort stad bestaande uit drie tempels, voortdurend uitgebreid over een periode van 1300 jaar door wel vijftig farao’s. Dus in plaats daarvan maakte ik pas op de plaats en bestudeerde de inscripties, die ik overtekende in m’n aantekeningenboekje. Zonnetje, pijltje, golfjes, een soort jakhals, nog een zonnetje... Egyptische graffiti van drieduizend jaar oud – hiërogliefen dus. 


Ramses

Het woord komt uit het Grieks en betekent ‘heilige inkervingen’. Eeuwenlang was het onbegrijpelijke wartaal, vroeg men zich af óf het een taal was, tot een briljante Fransman ermee aan de slag ging: Jean-Francois Champollion. Een wonderkind, beheerste als puber al tig talen waaronder Hebreeuws, Arabisch en Koptisch, die laatste een mengtaal van Grieks en Egyptisch uit de laatste eeuwen van het Egyptische rijk toen dat sterk onder invloed van de Grieken stond. Al was het maar omdat Alexander de Grote met z’n leger op bezoek.

De sleutel tot de ontcijfering zou de Steen van Rosetta blijken. Op deze steen, gevonden nabij Alexandrië in 1799, stond dezelfde tekst in drie talen, onder andere hiërogliefen. Ik heb de steen gezien in het British Museum in London. Een van de weinige keren in m’n leven dat ik met oprecht, diep ontzag naar iets in een museum stond te kijken. Een stukje gestolde geschiedenis. Dankzij die steen kraakte Champollion in 1822 de mysterieuze Egyptische code – én dankzij een andere aanname, briljant van eenvoud, namelijk dat de zogeheten cartouches, stukjes omcirkelde tekst die vaak terugkwamen, weleens de namen van Egyptische koningen konden bevatten. Zo wist hij de naam te ontcijferen van de allergrootste farao, Ramses II. De rest volgde snel. Champollions ontdekking was een mijlpaal in de Egyptologie, sterker het vormde het begín van de Egyptologie. Daarvoor waren er een hoop oude stenen, onder een hoop zand. Daarna las men vanaf diezelfde stenen de notulen van een unieke beschaving.


Tempel van Luxor

Volgende stop was bij de tempel van Luxor, midden in het plaatsje zelf. Links van de ingang –aan het eind van de oprijlaan vol sfinxen– staat één enorme obelisk. Ooit stond er rechts ook een, maar daarvoor moet je tegenwoordig naar Place de la Concorde in hartje Parijs waar hij een keer per jaar, tijdens de finish van de Tour de France, gefilmd vanuit alle hoeken en gaten z’n ietwat misplaatste hiërogliefen aan de wereld toont. In de negentiende eeuw met de Fransen geruild voor een grote klok. Eigenlijk mochten ze beide obelisken hebben, maar het transport van de eerste was al zo’n heidens karwei dat de Fransen het wel best vonden zo. Die klok staat in Caïro.

Opmerkelijke aan de tempel van Luxor is dat je er behalve een Egyptische tempel ook nog een moskee en een kerk vindt. De moskee was ooit gewoon op de ruïnes gebouwd, maar zweeft inmiddels, na alle opgravingen, een beetje in de lucht. Het gebouw van de kerk is opgericht door Ramses II en veel later door de eerste Christenen als kapel ingericht. Reda, de gids, wist het dramatisch uit te drukken: “In die anderhalve meter tussen beide muren zit 1200 jaar tijdsverschil.” De ouderdom van de klassieke Egyptische beschaving blijft verbijsterend. De geschiedenis wordt in drie tijdvakken ingedeeld: het Oude Rijk (2700 – 2200 voor Christus, ruwweg), het Midden Rijk (2100 – 1800 voor Christus) en het Nieuwe Rijk (1600 – 1100 voor Christus, wat je nieuw noemt!), met tussendoor steeds lange periodes van machtsstrijd en chaos. De grote piramides bij Caïro dateren uit het Oude Rijk, terwijl de bloeitijd van de tempels van Karnak en Luxor tijdens het Nieuwe Rijk plaatsvond. Daartussen ligt bijna anderhalf millennium. En alles dus al vele eeuwen vóór de Grieken, Romeinen en onze eigen Batavieren.


Kolossen van Memnon

Hup de bus in, naar de Vallei der Koningen. (Later meer daarover.) Onderweg stopten we bij een souvenirfabriekje waar ik naar de wc vroeg. Een jongetje leidde me naar een klein gebouwtje buiten. Hij vroeg een pond, ik gaf hem die. One more, give me one more, gebiedde hij. Enigszins overvallen –ik had het geld nog niet helemaal door– gaf ik hem die extra pond. Pas later realiseerde ik me dat ik me twee gulden had laten ontfutselen, waarschijnlijk het tienvoudige van wat gebruikelijk is voor een ‘dienst’ als deze.

Ik kan me niet meer herinneren hoe ik na dit alles ‘s avonds op de Rosetta weer in bed kroop, naast de schone, tot fantasiedieren gevouwen handdoeken. Doodop waarschijnlijk, maar wellicht ook duizelig, overvoerd, verrukt. Zelden in m’n reisleven heb ik een indrukwekkender dag meegemaakt. En dit was pas dag één.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten