Yogyakarta

Vrijdag 7 oktober


Yogyakarta ligt in het midden van Java en geldt als het culturele ‘hart’ ervan: hier zijn de Javaanse cultuur en tradities het meest bewaard gebleven. Als ik zoiets lees gaat er altijd een alarmbel af in m’n hoofd, want vaak is zoiets juist een eufemisme voor uitverkoop van cultuur. Ofwel, hier is ‘cultuur’ ons plaatselijk product en we gooien je dood met toeristentourtjes naar hetzelfde showfabriekje of showoptreden.

Maar in Yogyakarta (vanaf nu verder Yogya genoemd) is er wel iets van waar. Dat wil zeggen, de stad puilt uit van batik-winkels en we werden binnen een uur al tweemaal doorverwezen naar dezelfde ‘speciale’ batik-school, maar we hebben dat opgelost door daar inderdaad maar meteen naartoe te gaan en iets te kopen, zodat we verder het hele batikgebeuren achter ons konden laten. De aanval is de beste verdediging, soms. Maar een culturele stad is het verder zeker.


Het bijzondere aan Yogya is dat de sultan er nog de baas is. Zijn paleis (kraton) ligt midden in de stad en is feitelijk een ommuurde stad bínnen de stad waarin 25.000 mensen wonen, waarvan zo’n 1000 nog op zijn loonlijst staan. De Nederlanders lieten destijds de oude machtsstructuren grotendeels intact om de bevolking niet tegen zich in het harnas te jagen. (Ná de VOC-tijd tenminste, want de VOC kanonneerde iedereen overhoop die winst in de weg stond, dat was die fraaie ‘VOC-mentaliteit’ waar Balkenende het over had...) Na de onafhankelijkheid in 1949 maakte de Indonesische regering, die een sterk communistische inslag had, korte metten met alle protserige maharadjas en sultans, behalve met Hamengku Buwona IX van Yogya, omdat deze de opstandelingen enorm had geholpen. De strijd tegen de Nederlanders werd namelijk vanuit Yogya gevoerd en toen de Nederlanders het zat werden, een oorlog begonnen (een zogenaamde ‘politionele actie’) en de stad bezetten, gaf de sultan moedig onderdak aan de opstandelingen in zijn paleis, als in een ambassade. ‘Wij’ durfden dit niet aan te vallen. Waarna ‘zij’ wonnen. Als dank kreeg de sultan een soort gouverneursrol in de nieuwe Indonesische politiek, die hij nog steeds vervult, dat wil zeggen zijn zoon, nummer X.
Taman Sari, het badhuis van de sultan
Maargoed, even genoeg politiek. Hoofdstraat van Jogya is JL Malioboro (genoemd naar de Engelse graaf Marlborough, JL staat voor jalan=straat), een lange strip batik- en kledingwinkels die uitloopt op Fort Vreedenburg, een oud Hollands bastion, nu een museum. Langs de stoep staan honderden becaks geparkeerd, fietstaxi’s, met de eigenaar meestal slapend erin. Soms gaat er even een lodderig oog open en hoor je zachtjes ‘becak?’ achter je rug.  Na een riksja-ervaring in India had ik besloten nooit meer zo’n neo-koloniaal voertuig te gebruiken, maar ja ach, principes zijn zo ouderwets, en Yogya is groot en heet en ander vervoer is er nauwelijks, geen tuctucs en taxi’s. Dus ja, we hebben een paar keer gebecakt. Maar we namen er dan wel twee tegelijk, om ons gezonde Hollandse gewicht een beetje te verdelen over die arme Javaanse Jongens.

We zijn ook zelf gaan fietsen, naar Prambanan, twintig kilometer verderop. Dit is een enorm hindoeïstisch tempelcomplex, daterend uit de 9e eeuw. Eeuwenlang is het een ruïne geweest, tot het eind 19e eeuw herontdekt werd. Door onze eigen Oudheidkundige Dienst is er aarzelend gestart met renovatie, maar het was een ontzagwekkende klus, eigenlijk lag er een puinberg van tien miljoen legostenen die inelkaar gezet moesten worden. Pas eind 20e eeuw was de klus zo’n beetje geklaard. En toen kwam er in 2006 een aardbeving met een grote snuit en die blies het hele sprookje weer uit. Een deel is weer opgebouwd, maar nog lang niet alles. Sysifusarbeid dus. Maar wat er weer staat is imponerend genoeg: de schaal ervan, en ook  de prachtige hindoeïstische sculptuur vol serene Brahman’s en wulpse Sita’s.


Verder kent Prambanan nóg een attractie: wijzelf. De reisgids had ons al gewaarschuwd, en inderdaad, we werden belaagd door schoolklassen, allemaal jongens en meisjes die onder toeziend oog van juf hun Engels willen oefenen. Op school hebben ze een lijstje vragen opgesteld: what is your favorite Indonesian food? How do you like Indonesia? What is your hobby? Etcetera. Het is ontzettend grappig. De jongens zijn vaak een beetje verlegen, maar de meisjes –traditioneel of westers gekleed, met of zonder hoofddoek- zijn gevat en nieuwsgierig en hebben de grootste lol.  Hilariteit als ik Ayam soto als gerecht noem. Het moet Soto ayam zijn. Soto ayam! Het wordt me nog lang giechelend nageroepen. En allemaal hebben ze een mobiel waarmee ze je willen fotograferen. Zoals Christel terecht opmerkte: de tijd dat je kinderen nog in verrukking kon brengen door ze te fotograferen en terug te laten zien op het beeldschermpje is echt wel voorbij...


Naast Prambanan heeft de omgeving ook een wereldberoemd boeddhistisch bouwwerk te bieden, de Borobudur. Dit ligt zo’n 40 kilometer van Yogya en hier gaan we per brommer heen. Benzine slaan we op straat in, waar het wordt verkocht in waterflessen. We doen hati-hati, voorzichtig, want het verkeer is moordend druk, zeker zo in de ochtendspits. De Borobodur is een fractie ouder dan Prambanan en stamt uit de 8e/9e eeuw. Het is één reusachtige stupa, de grootste van de wereld, waarvoor twee miljoen stenen zijn gebruikt. En hetzelfde verhaal hier: eeuwenlang een ruïne geweest, een overwoekerde bult in het landschap, bekend bij de lokalen die af en toe hun steentje meepikten voor thuis, maar verder vergeten. Pas eind 19e eeuw ‘teruggevonden’ en geleidelijk in oude glorie hersteld.


Grootste probleem voor de Borobudur is de hevige regenval in het regenseizoen die de fundering van binnen wegspoelt. Om die reden heeft de Unesco van 1975 tot 1995 een grootscheepse renovatie uitgevoerd waarbij het bouwwerk is ‘opengelegd’, betonnen fundering en drainage is aangelegd en de hele mikmak (the whole shebang, zegt onze reisgids) weer is teruggeplaatst. Vanwege die fundering wellicht heeft de Borubudur geen centje pijn gehad van de aardbeving in 2006. Of zegt het iets over het verschil in kwaliteit tussen hindoeïsme en boeddhisme?


Verder heeft het bouwwerk veel te stellen met de plaatselijke vulkaan, de Merapi. Deze barst om de paar jaar uit en zorgt voor een centimetersdikke, zwarte drablaag die tussen de stenen vandaan gepeuterd moet worden. Dit gebeurt met een soort saté-prikkers, door vrijwilligers uit de omliggende dorpen. Uiteraard kan het op die manier wel een paar maanden duren en de Borobudur is dan tijdelijk gesloten voor publiek. (Maar je kan natuurlijk altijd nog sightseeing doen vanuit een helikopter, zoals David Beckham en Posh deden.) Persoonlijk denk ik dat de Merapi dit met opzet doet, uit wraak voor al die miljoenen stenen die uit haar flanken zijn gebikt. Beetje zielig, maar ja. Vulkanen lijken me toch al aanstellers. Dat gedoe met die lava. Doe toch eens normaal man.
Op de terugweg zijn we niet langs de hoofdweg gegaan, maar binnendoor. We zetten koers naar Kaliurang, een klein plaatsje van waaruit de Merapi goed te zien moest zijn. In een land met nauwelijks plaats-  en richtingborden viel dat nog niet mee, maar uiteindelijk kwamen we op de goede plek, om te ontdekken dat de vulkaan onzichtbaar was achter de bewolking. Jammer, gelukkig hielden we er een leuk tochtje aan over. Langs kleine dorpjes, ingeklemd tussen bananenplanten en palmbomen, waar de bewoners ons verrast toezwaaiden. Langs een wankele bamboebrug over een drooggevallen rivier, waar aan de overzijde een tolhuisje stond met mannen die ons geacrobatiseer geamuseerd hadden gadegeslagen. Langs twee vrouwen die geen woord Engels spraken toen ik de weg vroeg, maar waar we tóch uitkwamen, met handgebaren. En verder in Yogya weer langs een hoop stinkende brommers en vrachtwagens, dat dan weer  wel.

 'jackass' Christel
Verder hebben we ons natuurlijk gelaafd aan de Javaanse cultuur waar Yogya dus bekend om staat. Samengevat gaat het om batik, gamelan en wajang. Dat hebben we aangepakt door naar een wajang-voorstelling te gaan met gamelan-muziek van muzikanten die batik-kleding droegen. Wajang is een soort poppenkast, maar dan achter een doek, met tegenlicht, zodat je aan de andere kant alleen schaduwen ziet. Het grappige is dat je aan beide zijden van het doek kunt zitten, dus aan de voorzijde waar je de schaduwvoorstelling kunt volgen of aan de achterzijde waar je kunt kijken naar de poppenspeler en de muzikanten, ‘achter de schermen’ dus. Ik dacht dat dit speciaal voor toeristen was, maar het blijkt normaal te zijn, zoals het ook normaal is dat je tijdens een wajang-voorstelling een beetje rondloopt, een praatje maakt, thee drinkt, ervaringen met becaks uitwisselt, etectera, heel ontspannen dus allemaal. Er werd een episode uit de Ramayana gespeeld, een klassieke hindoetekst. Soms spelen ze de volledige tekst en zijn ze de hele nacht bezig. Wij kregen gelukkig slechts een episode voorgespeeld.
Achter...


...en voor
Maar onze grootste culturele uitspatting was een bezoek aan de opvoering van de Ramayana bij Prambanan. Dit is een dansvoorstelling van traditionele Javaanse dans, zang en muziek, op een open podium bij Prambanan, ’s avonds in het donker, met de verliche tempels als achtergrond. Fantastisch was dat! Natuurlijk geen touw vast te knopen aan het verhaal, maar de voorstelling is spectaculair, met meer dan honderd dansers die overal vandaan komen, echt brandende hooibergen en een pauze-act van Jamai. Wat?! Ja, dat was ook onze reactie. Je moet je voorstellen dat je daar in verweg Indonesië zit, midden 9e eeuw, en  in de pauze plots een van de dansers, die in het witte apenkostuum, het podium oploopt met een camera achter zich aan en een heel verhaal in het Engels begint en zich dan voorstelt als Jamai, uit Holland. Horace Cohen liep er ook nog achteraan. Iets vaags voor een of ander vaag televisieprogramma. Heel vervreemdende ervaring.



Daarna moesten we als de donder weg. Om half tien was de show afgelopen en om twaalf uur vertrok onze nachttrein naar Malang. We hadden nog net tijd voor een laatste borrel in café Bamboo in de straat van ons hotel. Nadat ik heel Yogya tevergeefs had afgezocht voor drank (maar ja, moslims hé...) was ik in Bamboo gestuit op arak, de lokale rijstdrank. Van de ober kocht ik meteen maar een fles. Is tenslotte óók traditioneel Javaans. Proost en tot het volgende bericht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten