Ubud

Woensdag 12 oktober

Ubud is even wennen. Ten eerste zitten alle hotels vol. Pas de zesde of zevende waar we ’s avonds laat aankloppen heeft nog één kamer vrij. (Maar wel een schitterende, een bungalow van twee verdiepingen in een tropische tuin.)

Vreemd, want het is laagseizoen en op Java was het half leeg overal. We krijgen te horen dat het komt omdat er een festival gaande is in Ubud, het International Ubud Writers and Readers Festival. Komt iedereen daar op af? Eerlijk gezegd hebben we niet de indruk dat wat wij zoal aan homo touristicus op straat zien rondlopen van die fanatieke lezers zijn, laat staan schrijvers. En dat is het tweede waar we aan moeten wennen: erg toeristisch, Ubud. Veel luchtig geklede buitenlanders die door een decor lopen van galerieën, souvenirwinkels, moderne restaurants en loungecafé’s, over sierlijk geplaveide stroepen en straten. Het lijkt zo’n stadje zonder ‘gewone’ mensen, waar iedereen een taxi heeft of een shop, of beide, en jou alleen maar ziet als iemand met een portemonnaie die ontzettend dringend verlegen zit om een stuk houtsnijwerk of een stenen Boeddha. (Hoe nemen mensen zulke dingen mee naar huis?). We hebben de aandrang weg te vluchten, maar we zijn moe en blijven. En gelukkig maar, want er is meer aan Ubud than meets the eye.


Zo is de architectuur overdonderend. De stad zelf, maar ook de omgeving, is vergeven van prachtige hindoetempels. Zelfs de verwesterste hoofdstraat wisselt toeristenzaakjes af met rijk versierde tempelpoorten. Men zegt dat het Balinees geen woord voor ‘kunst’ heeft omdat kunst niet bestaat, niet als een aparte activiteit, maar volledig geïncorporeerd is in het dagelijkse leven, in alles wat men doet. Het zou waar kunnen zijn. Feit is dat alles in Ubud opgesierd lijkt, van binnen en van buiten, met veel smaak en aandacht voor detail. Dat is opvallend. Bali is namelijk hindoeïstisch, maar kenmerkend aan het grootste hindoeland ter wereld, India, is nou juist dat er totaal niets wordt gedaan aan schoonmaak, onderhoud of verfraaiing. (De enige schone plek in India is de Taj Mahal. Plus misschien het Ritz Carlton...) Het zijn duidelijk andere hindoes hier. Je ziet bijvoorbeeld ook geen heilige koeien op straat lopen, zoals in India en Nepal. De enige koe die je in Ubud tegenkomt zit in de rendang op je bord.


Ook blijkt bij nadere verkenning dat de commerciële vernislaag zich uitstrekt over slechts twee glanzende straten, de hoofdstraat en Monkey Forest Road. Zodra je de hoek omslaat is het een stuk ongepolijster: stiller, donkerder, lokaler en goedkoper, met leuke kleine eettentjes (warungs). En de winkeliers laten je eigenlijk ook wel met rust. Alleen de taxichauffeurs hengelen voortdurend naar een ritje, maar op een overzichtelijke manier: ze houden een bordje omhoog met ‘Taxi Service’ waarna een kort hoofdschudden volstaat om deze bescheiden menselijke transactie af te ronden. Verder moet gezegd worden dat de Balinezen verschrikkelijk vriendelijk zijn. Veel gesprekjes hebben we met ze, vaak over hetzelfde thema: de geleidelijke teloorgang van de Balineze cultuur door geld, toerisme, rijke Javanen die land opkopen en de moderne tijd in het algemeen. Vroeger ploegden buffels het rijstveld, tegenwoordig een machine. Dat ziet er toch minder leuk uit, verzuchtte een taxichauffeur.
Maar één traditie staat nog als een huis: de Balinese dans. We bezoeken een voorstelling in het paleis van Ubud en kijken onze ogen uit. Een mengeling van drama en slapstick, in kleurrijke kostuums met sprekende maskers, begeleid door gamelanmuziek die soms woest tekeer gaat en dan weer verrassend modern en minimal aandoet. (Een gamelanorkest bestaat uit heel veel xylofoons en gongen en verder een paar trommels en één strijkinstrument.) Thuis zou je waarschijnlijk knettergek worden van gamelan en een cd na twee minuten afzetten, maar daar, in de zoele Balinese avond, in het paleis, zo naast je eigen gebruinde prinses, kun je het goed hebben. Verhaal maar weer half meegekregen (iets met een koning, een heks en allerlei apen), maar wat een schouwspel.

We zijn ook weer een dagje gaan fietsen om tempels in de omgeving te bezoeken, Goa Gajang en Gunung Kawi. De eerste zit verstopt in de jungle en is pas sinds de jaren vijftig ‘ont-groend’. We stuiten er op een soorttement offerande-industrie: wel twintig Balinezen, vrouwen én mannen, die in lopende-band-formatie bezig zijn offerstukjes samen te stellen. De een snijdt bananenbladen klein, de ander vlecht er mandjes van, de derde kookt rijst, de vierde kneedt er balletjes van, etcetera. Uiteindelijk levert het de kleine mandjes op met rijst erin, koekjes, een banaan of een stokje wierook die je overal terugvindt, in tempels, maar ook op straat of zelfs voor de deur van je hotelbungalow. Dát is wel weer erg hindoeïstisch, dat tomeloze offeren. Als volslagen atheïst bekruipt je dan onwillekeurig het gevoel: pff, wat een moeite, steek al die tijd en energie (en al dat geld) toch in iets zínnigs! Bouw een brug. Een kabelbaan voor de zwavelaars van Ijen. Een gaarkeuken. Iets. Maar natuurlijk realiseer ik me dat voor deze mensen dít nou juist het zinnigste is dat ze kunnen bedenken. En ze maken er iets moois van, want het zijn soms kleine kunstwerkjes. Daaruit blijkt weer de ingebakken artisticiteit van de Balineze cultuur, aldus onze reisgids.








En dat was het alweer. Na twee dagen verlaten we Ubud en zetten koers naar het volgende eiland, Lombok. Maar eerst nemen we een kleine pauze op het eiland Meno. Ik zal geen voor de hand liggende woordspelingen maken. Tot later.

3 opmerkingen:

  1. Geweldig om jullie reisverhalen en belevenissen mee te maken. Rust lekker uit op Meno en genieten maar weer op Lombok.

    Groetjes Marion en Paul

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Lieve Christel en Arthur,
    Fijn dat jullie het prachtig hebben in Indo; de verhalen zijn herkenbaar. Natuurlijk wensen we jullie nog veel reisplezier en geniet!
    liefs, Emmi, Marcel en kids

    ps hopelijk dat deze reactie wel blijft plakken op jullie blog

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ha zussie en Arthur,
    Zo kijk je even niet en zo zijn er ineens hele verhalen te lezen. Het is me het reisje wel weer, het klinkt allemaal geweldig!
    Hier ook alles goed, in Nederland heeft inmiddels de herfst haar intrede gedaan, vandaag gelukkig weer zonnig, maar het is koud! Verder gaat het met Ruben erg goed, hij groeit en hij groeit en is gister voor het eerst uit zichzelf omgedraaid, dat wordt oppassen dus...., we kunnen hem niet meer alleen op de bank laten liggen...., dan kletterd die er straks nog af. Verder gaat alles gewoon door. Nou blijven jullie nog maar even genieten, voor je het weet is het weer voorbij (kan er nu goed over meepraten, zelfs 4 maanden vliegen voorbij!).

    Dikke kus,
    Merel (en Jeroen & Ruben)

    BeantwoordenVerwijderen