Langensheim - Wolmirsleben

Woensdag 10 augustus
Dag 5, 107 kilometer

Veel regen ’s nachts, maar ’s ochtends is het droog en zien we een hemel vol dikke, witte wolken met een vermoeden van blauw daarachter. Vol goede moed stappen we op.

We hebben een flinke rit voor de boeg, want we hebben een ‘campingprobleem’: er zijn erg weinig campings op onze route. Iedere ochtend, als ik koffie drink (echte koffie, gezet met een filtertje) en Christel het onvermijdelijke nog even uitstelt, bestudeer ik nauwgezet de kaart, op zoek naar de verlossende rode driehoekjes die er nauwelijks zijn. Natuurlijk kunnen we in noodgevallen altijd een pension induiken, maar om een of andere reden staat ons dat tegen. En dus weten we dat we vandaag minstens 100 kilometer zullen moeten fietsen.


We hebben echter geluk. Er staat een stevige westelijke bries die ons precies de goede richting opblaast. De kilometers vliegen voorbij terwijl we langs de Harz fietsen die aan onze rechterhand ligt, het hoogste punt van 1141 meter, de Brocken, duidelijk zichtbaar met z’n weerstation op top. We passeren de voormalige grens met Oost-Duitsland, waar nu een monument staat. Het eerste wat we van de overgang merken is dat we ineens in dorpjes op kasseienstroken stuiten, beter gezegd stuiteren. Verder soms haveloze huizen en verlaten industriehallen.

Tegen lunchtijd zijn we in Dardesheim, naar blijkt het enige plaatsje in het Groot-Duitse Rijk zónder een supermarkt. Gelukkig treffen we aan de rand van het dorp een benzinestation met een ietwat boerse cafetaria waar we spiegelei en een sandwich eten. Daarna vleugelen we op de wind verder naar het oosten over kleine, stille wegen. Het landschap is licht heuvelachtig en oogt leeg en kaal, met overwegend graanvelden. Veel windmolens. Aan het eind van de dag wagen we ons aan een ‘witte weg’, volgens de legenda van de kaart de laagste categorie verharde weg. Hard is het zeker, en daardoor ook ver: kaskaskaskasseien treffen we, die na een kilometer of 1000 of zo overgaan in aangestampt kiezel, dat op zijn beurt na nog eens 500 kilometer eindelijk plaatsmaakt voor verse betonplaten. Het haalt de vaart er behoorlijk uit, maar in ruil daarvoor zitten we wel op de eerste rang qua natuurevenementen, want de bomenrij langs het pad blijkt vol te zitten met buizerds. We zien er een paar wegschieten, prachtige bruin-witte vogels. Ook steekt er een felis domesticus de weg over. 

Aldus komen we in Egeln, en vandaar op de camping in Wolmirsleben waar een vrolijke blondine ons vraagt Möcht ihr bei uns bleiben? Het terrein heeft twee gezichten: vooraan een recreatieplaats met frisgeverfde gebouwtjes en terras, achteraan de camping met een hobbelig steenpad, verwaarloosde veldjes, uitgegroeide hagen. Later horen we dat deze voormalige communistische staatscamping pas sinds enkele jaren in privé-handen is en dat de restauratie tot halverwege is gevorderd. Maar de douches zijn gelukkig prima, en dát telt voor een fietser!


Échte koffie...