Corsica

15 - 22 mei 2016

Napoleon Bonaparte, zo heet de luchthaven. Omdat-ie nogal aan de kleine kant is? Nee, omdat de beroemde koning, keizer, korporaal hier vandaan komt: uit Ajaccio, Corsica.

We gaan er een weekje heen, samen met m’n ouders. Een weekje dat om drie uur ’s nachts begint, want zo verrotte vroeg moeten we opstaan om de vlucht van Transavia van 6:30 uur te halen. Heb je nog wat aan je dag, zullen we maar zeggen. Om kwart over acht ’s ochtend staan we knipperend met onze ogen in de mediterrane zon op de landingsbaan in Ajaccio, pal aan zee. We lopen naar de kleine aankomsthal. Koffers, roken, huurauto ophalen bij Alamo.






Voor het eerst krijgen we ook echt de wagen die we hebben gereserveerd: een gloednieuwe Citroën C4 die zo boordevol elektronische snufjes zit dat we een week later nóg nieuwe dingen ontdekken. Elektronische handrem, spiegels die inklappen zodra je de auto op slot doet, automatische bochtverlichting. Sensoren die –piep, piep, piep– iedere overhangende tak registreren. En ook nog bekerhouders.

Wander rijdt het eerste stuk, naar de Carrefour voor boodschappen. Daarna is het nog zo’n veertig kilometer naar ons huisje. Twintig minuten, zou je denken. Eh-eh. Zo’n drie kwartier kost het ons. Corsica telt alleen maar tweebaanswegen en die zijn ongelooflijk bochtig, ze slingeren en slingeren maar door, er is geen recht stuk bij. Dat komt omdat het eiland een en al gebergte is: vanaf de kust vol kliffen en baaien zigzaggen groene heuvelruggen omhoog richting een centraal hooggebergte van liefst 2700 meter waar ’s winters geskied kan worden. We zien nog sneeuw liggen. Schitterend landschap – maar niet doorheen te komen.



Uiteindelijk arriveren we in iets dat Petreto-Bicchisano heet, een regionaal gehuchtje op zo’n 600 meter hoogte. Het is even zoeken naar ons huisje: we vinden het buiten het dorp als we via een akelig smal en steil weggetje de heuvel afrijden en de postbus van de eigenaar tegenkomen. Een onverhard pad leidt naar zijn landgoed, een stuk wildernis met bos en beek waar de drie houten chaletjes staan die hij verhuurd. Twee zijn er voor ons deze week; de derde staat leeg; we hebben het terrein dus voor onszelf. De chaletjes –half verscholen tussen de bomen– zijn klein en eenvoudig, en steenkoud. Gelukkig zijn ze voorzien van een elektrisch blowertje.






Het geheel oogt dus nogal basic, maar er is wel een zwembadje: een soort natuurbad gevoed door de beek, die de eigenaar een jaar geleden heeft aangelegd. Ook dat zwembad is brrrrr. Pas aan het eind van de week springen we er een paar keer in, wanneer het water is opgewarmd door een paar zonnige dagen. Meer plezier hebben we van het grote terras langs het zwembad waar ligbanken staan en waar we een tafel heen tillen zodat we er levensgenietend kunnen ontbijten met vers stokbrood en croissants van de boulangerie in Petreto. (In de vitrine staat een kleine etagère met macarons. Elke ochtend krijgt Wende er een  aan het eind van de week is de schaal half leeg en zegt Wende 'merci' en 'ooievaar' tegen de hartelijke bakkersvrouw.) ’s Avonds komt er een oorverdovend kikkerconcert uit de richting van het zwembad.


Björn is de eerste die ons verwelkomt: een joekel van een Berner Senner, enthousiast zoals een hond van anderhalf dat kan zijn. Alsof er een grizzly tegen je opspringt. Daarna komt de Franse eigenaar Jean-Francois en later zijn vrouw Heidi, afkomstig uit Denemarken. En verderop in de week zien we ook hun drie kinderen wel eens voorbij scharrelen, met name de oudste, Emma van 5, die het leuk vindt samen met Wende te knutselen en te kleuren. Heidi komt ons een rieten mand vol producten uit eigen tuin brengen: sla, uien en doperwten. Vooral die laatste blijken verrukkelijk.



Een verkenning van het terrein brengt een watervalletje aan het licht waar, tussen de bomen, een autoband hangt die als schommel dient. Wende is er niet weg te slaan, ze wil voortdurend schommelen. Voor de rest zit ze eindeloos te tekenen, te knippen en te plakken. Ondertussen vermaken wij ons met rondlummelen, boeken en tijdschriften lezen, wijn en whisky drinken, een enkel potje tafeltennis of Japans bordspel met twee letters. Verder houden we nauwlettend toezicht op de licht chaotische bezigheden van de eigenaar die onder andere bezig is een grote kuil te vullen met grint, een klusje dat de hele week in beslag neemt.  In de kuil zit een septische tank en het grint, waarvan de korrels verschillende groottes hebben, moet dienen als een natuurlijke filter.  M’n ouders bekijken het zaakje sceptisch.






En natuurlijk trekken we er regelmatig op uit. We gaan bijvoorbeeld naar Ajaccio, de hoofdstad van Corsica, en bezoeken het geboortehuis van Napoleon. Tot z’n negende heeft hij hier gewoond, daarna vertrok hij naar het vasteland van Frankrijk. Ik moet eerlijk bekennen dat, mijn interesse in geschiedenis ten spijt, die hele Napoleon een beetje een zwart gat voor me is. Gelukkig blijkt Ankie er van alles over te kunnen vertellen. In Ajaccio maken we ook een ritje met een toeristentreintje, dat langs boulevard en bastion rijdt en een tussenstop maakt bij een groot monument voor, mais biensûr, Napoleon.

Balanceren onder het oog van Napoleon

Geboortekamer

We bezoeken verder Bonifacio, een imposante citadel helemaal op de zuidpunt van het eiland. Vanaf de hoogte boven zee kun je Sardinië –een paar kilometer verderop– zien liggen. Hoewel Corsica sinds 1768, één jaar voor Napoleon werd geboren, bij Frankrijk hoort, ligt het geografisch veel dichter bij Italië en is het eeuwenlang onderdeel geweest van Italiaanse stadstaten, eerst Pisa en later Genua. Je hoort dat verleden nog terug in het Corsicaans, de lokale taal die duidelijk verwant is aan het Italiaans. Zoals vaker op eilanden heerst er een sterk verlangen naar onafhankelijkheid, wat eind vorige eeuw nog tot gewelddadige aanslagen heeft geleid. Niet toevallig is de officiële vlag van Corsica het zogeheten ‘Morenhoofd’, een vervaarlijk uitziende man met een bandana als symbool voor vrijheid. Je vindt het overal terug, op vlaggen, ansichtkaarten en zelfs op de nummerborden van de auto’s. Ironisch genoeg was het uitgerekend de jonge, ambitieuze luitenant Napoleon Bonaparte die in 1790 het eiland terug veroverde op de Corsicaanse vrijheidsbeweging –maquis genaamd, naar het lokale struikgewas– en definitief inlijfde bij Frankrijk.


Citadel van Bonifacio

De zogeheten 'zandkorrel' van Bonifacio

Het ritje naar Bonifacio, een uur en drie kwartier slingeren voor 85 kilometer, leert ons definitief dat je op Corsica met de auto niet ver komt, dus gaat er een streep door het plan het hele eiland te verkennen: daar is het simpelweg te groot voor. Van noord naar zuid meet het 180 kilometer: er loopt een wandelpad over de hele lengte waarvoor je twee tot drie weken moet uittrekken, rekening houdend met alle bergen. We blijven dus in de buurt. Genoeg te zien, hoor. We bezoeken een prehistorische site, Filitosa, beroemd om zijn antropomorfische menhirs, zeg maar stenen met een smiley erop. Dat schijnt nogal bijzonder te zijn. En we maken een uitstapje naar ‘het meest Corsicaanse plaatsje van Corsica’, Sartène, een klein stadje met een middeleeuws centrum en een pleintje zoals het hoort in Frankrijk: café’s, bomen (beuken, geen platanen helaas) en een oorlogsmonument. De kerkklokken beieren – het is zaterdagmiddag en er wordt getrouwd.


Filitosa





Sartène

Zo gaat de week voorbij. Zondagochtend vroeg rollen we allemaal, Wende inclusief, onze koffers weer over de landingsbaan. Het vliegtuig neemt een aanloop en schiet dan net op tijd omhoog, over de zee heen. De vele Napoleons van het eiland  –de luchthaven, de standbeelden, de ijssalons en pizzeria’s– verdwijnen snel in de diepte, tot Corsica een groene rimpel in de Middellandse zee is geworden. 



1 opmerking:

  1. En dat allemaal in 1 week. Toch goed dat we vroeg begonnen waren. Liefs Ankie

    BeantwoordenVerwijderen