Huaraz 2

Maandag 6 augustus 2007

Zoals gezegd eergisteren een wandeling gemaakt, naar een tempelruïne in de bergen. De ruïne bleek niet bijster interessant, maar de wandeling was prachtig. Fascinerend hoe je terug in de tijd lijkt te stappen zodra je de stad achter je laat. 

Een paar kilometer na het laatste internetcafé staan vrouwen in traditionele kledij (kousen, rokje, gekleurd jasje en een hoedje op) met z'n allen de was te doen in een beekje. Twee mannen ploegen een veldje met een houten ploeg getrokken door een koe. Een echtpaar op leeftijd is letterlijk bezig kaf van koren te scheiden: de man laat de halmen vanuit de hoogte op een kleed vallen en de vrouw schraapt de boel bijelkaar. Alles gebeurt met de hand, alles is kleinschalig. Er wordt verbouwd op kleine terrassen, een beetje graan hier, een handvol mais daar. Rondom de huizen, gemaakt van leem en golfplaat, scharrelen een paar kippen, biggen, schapen, soms een ezel of een koe. Het is landbouw op de vierkante meter allemaal.





Het heeft alles te maken met de speciale geografie van Peru. De grote vlaktes langs de kust zijn onbruikbaar (woestijn), blijven over de bergen en het oerwoud, niet de handigste plekken voor landbouwmachines. Dus gebeurt het zoals het gebeurt, met de hand, op uitgehakte terrassen of gewoon verticaal tegen de berg op. Belangrijkste gewassen zijn mais en aardappelen, maar op de markt zie je alle denkbare soort groente en fruit voorbijkomen, van bloemkool tot passievrucht. Peru heeft alles.

Om die reden, zeggen ze, heeft dit land ook een van de meest veelzijdige keukens ter wereld met een duizelingwekkende keur aan gerechten, alleen al 2000 soepen bijvoorbeeld. Dat zeggen ze. Hmm. Onze ervaring is dat die gevarieerde keuken in de praktijk toch vooral neerkomt op kip met patat, pollo con papas. Gebraden kip, gebakken kip, kipfilet, broodje kip, kip van 't spit, kipschnitzel... De eettentjes voor de gewone man heten niet voor niets pollerias, meer dan kip krijg je er niet. We hebben er een aantal keren gegeten. Voor een euro per persoon krijg je een standaard driegangenmenu (cena) bestaande uit soep, kip met patat en een kop thee toe - dat alles razendsnel geserveerd, het liefst tegelijkertijd, zodat de kip al kippenvel krijgt terwijl jij nog aan de soep zit. Gezellig is anders, maar eten hier is niet gezellig, het moet nou eenmaal. En om iedere ontluikende conversatie bij voorbaat in de kiem te smoren staat in ieder tentje de televisie op loeisterkte.

Toegegeven, in iets betere restaurantjes kun je ook nog vis eten (forel op twintig manieren) en ander vlees (alpaca op twintig manieren). En nog betere restaurants hebben het guinees biggetje (een cavia) op de kaart. Het nationale gerecht heet cevice en bestaat uit allerlei soorten rauwe vis bedolven onder ui en citroen. Dat hebben we aan de kust een paar keer gegeten. En verder, als je de Peruaanse keuken even zat bent kun je natuurlijk altijd nog een lekkere pizza in Lima nemen...

Bordje cevice
Qua drank is het fascinerend dat een koffieproducerend land als Peru -we zijn menige koffiestruik gepasseerd tijdens onze trekking- niet in staat is een fatsoenlijk bakkie leut te produceren. Het is weer veel oploskoffie hier. Zelf drinken de Peruanen hoofdzakelijk maté, heet water met verse kruiden erin (wij zouden het gwoon thee noemen). Populair zijn anijs en kamille, maar vooral...coca. Ja, die coca, ja. Van de ïne. Dat belangrijke Peruaanse gewas, beste lezers, hadden we nog niet behandeld.
Coca wordt verbouwd aan de Amazone-kant van het Andesgebergte. Het is een kniehoge plant met ronde groene blaadjes die vreselijk 'gemakkelijk' schijnt te zijn: geen onderhoud, doet het altijd en kan jarenlang drie-vier keer per jaar geoogst worden. De geplukte bladeren worden gedroogd en gebruikt in de thee, als medicijn of gewoon om op te kauwen. Het veroorzaakt een lichte roes die honger en vermoeidheid tegengaat. De thee zou goed zijn tegen hoogteziekte, al hebben we dat niet echt gemerkt. Al deze toepassingen zijn geheel legaal. Nogal illegaal, daarentegen, is het verwerken van laderen in geheime 'keukens' tot een witte pasta en die pasta met bootjes en vliegtuigjes transporteren naar buurland Columbia, alwaar gezorgd wordt dat het als poeder terechtkomt in Noord-Amerikaanse en Europese neuzen. De Peruaanse regering treedt hier -met Amerikaans geld- hard tegenop. Maar ja. Aan deze illegale variant kunnen de arme boeren veel meer verdienen.

Want Peru is nu eenmaal een arm land. Op het eerste gezicht lijkt het allemaal wel mee te vallen. De mensen wonen in huizen, er is elektriciteit en stromend water, de stoep is geveegd, de vuilnis wordt opgehaald, er zijn boekwinkels, belwinkels, kledingwinkels, noem maar op. Toch leeft 40% van de Peruanen onder de armoedegrens. Dat zijn de mensen in de sloppenwijken rondom Lima en op het platteland, ver weg van de toeristencentra. Het ironische is dat Peru van nature een steenrijk land is, het heeft goud en zilver, olie, hout, de meest visrijke kust ter wereld. Maar die natuurlijke rijkdom is stelselmatig weggeroofd, eerst door de Spanjaarden en later door buitenlandse multinationals (oliemaatschappijen, mijnbedrijven, farmaceutische industrie) en -helaas-  de eigen leiders. De recente geschiedenis van Peru is een aaneenschakeling van corruptieschandalen en stille militaire coups. De vorige president, Fujimoro, moest het land ontvluchten wegens beschuldigingen van omkoping en zit momenteel in de cel in Chili. Maar het kan nog gekker. De huidige president, Alan Garcia, was in de jaren tachtig ook al president, maar bracht het land aan de rand van de afgrond en verliet Peru ijlings in 1990, omgeven door een waas van financiele schandalen. Toch was die man in 2006 voor 53% van de Peruanen de minst slechte optie kennelijk.


Ach ja. En de boer ploegt voort en groet vriendelijk. Dat konden we tijdens onze wandeling constateren.



Aldus de toerist in het internetcafé, waarna hij afrekende (een dagloon), ging lunchen (een maandloon) en op het vliegtuig naar huis stapte (een levensloon).
  Ons motto: van arme landen word je rijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten