70 jaar Israël

11 mei 2018

Deze week, op 15 mei om precies te zijn, viert de staat Israël haar zeventigste verjaardag. Dat het land bestaat mag een groot wonder heten. Hier een beknopte cursus Israël voor beginners, gevorderden mogen een beurt overslaan.


Eeuwenlang was Palestina een armoedige provincie van het Ottomaanse Rijk, vanuit Istanbul bestuurd door ongeïnteresseerde sultans die in hun harem in het Topkapipaleis wel iets anders aan hun hoofd hadden, om maar te zwijgen van hun  andere lichaamsdelen. Maar in november 1917 stonden er ineens Engelse troepen voor de Jaffa Gate in Jeruzalem en kreeg hun aanvoerder, generaal Allenby, uit handen van de lokale grootmoefti de sleutels van de stad overhandigd. Iedereen juichte, de gehate Turken waren verdreven. Maar het lachen zou allen snel vergaan – met name de Engelsen.


1917, George Allenby arriveert in Jeruzalem

Bedoeling was dat de Engelsen samen met de Fransen orde op zaken zouden stellen in het Midden-Oosten –ze hadden het gebied onderling verdeeld– en dat er een plan voor Palestina zou komen. Ze kregen daarvoor het mandaat van de Volkerenbond, de voorloper van de Verenigde Naties, vandaar dat voortaan sprake was van Mandaatsgebied Palestina. Nieuwe landen als Syrië, Libanon, Transjordanië (later Jordanië) en Irak waren snel uit de Ottomaanse koek gesneden, maar in Palestina bleek de praktijk weerbarstiger, omdat daar niet alleen Arabieren woonden, maar inmiddels ook een flink stel joden waar de Engelsen rekening mee moesten houden, zo'n 75.000 ofwel 10% van de bevolking. En dat werden er ieder jaar meer dankzij de zionistische immigratiepolitiek.

Het probleem was dat de Engelsen het beloofde land twee kéér hadden beloofd. Eerst aan de Arabieren, voor hun steun tijdens de Eerste Wereldoorlog, en vervolgens in 1917 ook aan de joden, zwart op wit in de zogeheten Balfour Declaration, een openbare brief van de minister van Buitenlandse Zaken van Groot-Brittannië. Een mission impossible dus, vanaf de start. Hoe hard het Britse bestuur in Palestina ook probeerde alle partijen tegemoet te komen, het zou in de loop der jaren steeds dieper wegzakken in het Palestijnse moeras van tegengestelde belangen en steeds gefrustreerder raken. Keer op keer kwamen er vanuit London nieuwe rapporten en nieuwe plannen, maar ieder plan berustte op dezelfde kern: een verdeling in twee staten met Jeruzalem onder toezicht. En met ieder plan gebeurde hetzelfde: het werd geaccepteerd door de joden, en verworpen door de Arabieren. De Arabieren beschouwden Palestina als hun land en weigerden principieel iedere vorm van deling. Zelfs het meest gunstige voorstel, waarbij ze 70% van Palestina zouden krijgen, werd weggehoond. Het was een trotse, emotionele opstelling die wellicht te begrijpen is, maar die van weinig realiteitszin getuigt en er uiteindelijk toe zou leiden dat ze met lege handen kwamen te staan.

Na dertig jaar was Engeland het spuugzat. Het land erkende er zelf niet uit te komen en droeg de hete aardappel direct na de Tweede Wereldoorlog over aan de net opgerichte Verenigde Naties. Die stelden een onderzoek in en kwamen met het voorstel –waar hebben we dit eerder gehoord?– van een verdeling in twee staten met Jeruzalem onder toezicht. In 1947 ging het plan als Resolutie 181 onder de hamer en al stemden alle Arabische landen obligaat tegen, uiteindelijk werd het met 33 stemmen voor en 13 tegen aangenomen. Daarmee was de staat Israël een keihard, in internationaal recht geworteld feit geworden.


Het verdelingsplan van de Verenigde Naties

De Engelsen trokken zich gefaseerd terug en op 15 mei 1948 riep David Ben Goerion, de eerste premier, de onafhankelijkheid uit over de 56% van het Mandaatsgebied dat aan de joden was toegewezen. Vrijwel onmiddellijk werd de kersverse joodse natie besprongen door de Arabieren: zo’n 25.000 soldaten uit Egypte, Syrië, Libanon, Jordanië en Irak trokken van alle kanten Israël binnen, vastbesloten alle 650.000 joden van de aardbodem te vegen. Maar toen gebeurde wat werkelijk niemand had verwacht. De Arabische troepen, die inefficiënt en ongecoördineerd opereerden, moesten het afleggen tegen de beruchte Hagana, het Joodse leger, dat in de Tweede Wereldoorlog voor de Britten had gevochten en al jaren een guerrillaoorlog voerde tegen de Arabieren. Toen de stof optrok had Israël ineens 77% van Palestina in handen in plaats van de toegekende 56%; alleen de Westelijke Jordaanoever (inclusief het oude Jeruzalem) was in handen van Jordanië en Gaza in handen van Egypte. Die gebieden zou Israël in 1967 alsnog veroveren tijdens de Zesdaagse Oorlog, waarmee het totaal op 100% kwam. (En 110% als je de Golanhoogte, in 1982 ingepikt, erbij telt.)



1948, David Ben Goerion roept de onafhankelijkheid uit

Kortom, de ideale tweestaten-oplossing zoals de Engelsen die voor ogen hadden en later de Verenigde Naties is nooit van de grond gekomen, in plaats daarvan hebben we te maken met één staat, Israël, die na eindeloos onderhandelen (de Oslo-akkoorden) mondjesmaat wat verantwoordelijkheden heeft overgedragen aan de Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever en Gaza. De spanningen die dat veroorzaakt kennen we allemaal van het journaal. Maar hoe moet het nu verder? Er is als het om Israël gaat altijd sprake van een ‘vredesproces’, iedere nieuwe Amerikaanse president geeft er weer een zwengel aan, maar momenteel bevindt dat proces zich op een dieptepunt (net als de Amerikaanse president, trouwens) en de vraag is wat dat proces mogelijkerwijs zou kunnen opleveren. Het lijkt er namelijk op dat de ‘Palestijnse kwestie’ principieel onoplosbaar is. Teruggebracht tot de kern zijn er namelijk maar drie smaken:

1.  Alle joden weg, waar de joden nooit mee zullen instemmen

2. Alle Arabieren weg, waar de Arabieren nooit mee zullen instemmen

3.   3. Een verdeling in twee staten, waar de Arabieren nooit mee zullen instemmen.

En dan zijn er nóg een paar hete hangijzers, die we hier voor het gemak verder maar buiten beschouwing laten. Namelijk het probleem van de in 1948 verdreven Palestijnen (700.000 destijds, inmiddels miljoenen) die het recht op terugkeer eisen, wat Israël nooit zal toestaan en inmiddels bij wet onmogelijk heeft gemaakt. En het probleem wie Jeruzalem ‘krijgt’, de stad die voor beide partijen heilig is.

Voorlopig blijft Israël dus zoals het is: een wonder in de Arabische woestijn, maar ook een wespennest, een kruidvat en –volgens menige Arabier– een kankergezwel. Wat voor Israël een feestdag is, 15 mei, wordt door de Palestijnen Al-Naqba genoemd, ofwel ‘de ramp’. Mazzeltov dus met de zeventigste verjaardag!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten