Tel Aviv

10 mei 2018

Vandaag is het Hemelvaart, de dag waarop Jezus is opgevaren naar God, zijn Vader in de hemel. Ook wij verlaten Jeruzalem, maar gewoon met de auto.

We hebben nog één dagje te besteden en het plan is om naar Massada te gaan, het heuvelfort waar zo’n 1000 joden zich dapper verweerden tegen de Romeinse legioenen en, toen de nederlaag onvermijdelijk bleek, liever zelfmoord pleegden dan zich over te geven. Daarmee is Massada een symbool geworden van joodse onverzettelijkheid. Maar...


...het is al twaalf uur wanneer we eindelijk op de snelweg buiten de stad rijden. En als we eens goed op de kaart kijken en alle kilometertjes optellen blijkt het toch wel érg ver. Twee uur heen, twee uur terug, zoiets. Christel en ik kijken elkaar aan, werpen een blik achter in de auto, naar het over de Ipad gebogen blonde hoofdje, en schudden dan allebei van nee. Laten we dat nou maar niet doen. Binnen een paar seconden is het beslist, bye bye afslag naar het zuiden, we rijden rechtdoor, naar Tel Aviv, de meest bewierookte badplaats van Israël. Ons laatste dagje gaan we gewoon lekker badderen.


Even terzijde: autorijden in Israël is prima te doen. Wegen zijn goed, afstanden te overzien en alle borden drietalig (Hebreeuws, Arabisch en Engels). Israëliërs rijden wat ruiger dan wij Nederlanders, ofwel rechts inhalen, afsnijden en voorrang némen zijn gebruikelijk, maar met een beetje opletten kom je daar wel overheen. Wél opvallend is het aantal auto's met deuken, vooral in Jeruzalem: ik schat dat 1 op de 2 een gebutste zijkant heeft. Kennelijk zitten ze in het drukke Jeruzalem vaak op elkaar, en kennelijk vinden ze het niet de moeite waard -of hebben ze het geld er niet voor- om auto's weer perfect in de plooi te strijken, wat ik  een sympathiek trekje vind. Ons KIA'tje zal ongeschonden het einde van de trip halen.



Tel Aviv dus. Een stad van een half miljoen inwoners, gezegend met veertien kilometer zandstrand aan de Middellandse zee. We vinden een parkeerplaatsje aan de boulevard en strijken neer op Ge’ula Beach, precies tussen twee strandposten in, waar het het minst druk is en borden ‘Verboden te zwemmen’ in drie talen enigszins dreigend aangeven dat je hier volstrekt op eigen risico te water gaat. Rechts van ons zien we een eindeloze rij parasols en strandstoelen zich uitstrekken; links van ons kijken we uit op de oude haven van Jaffa, het Arabische stadje dat hier al was toen Tel Aviv alleen nog uit zand bestond.


Anders dan het stokoude Jeruzalem is Tel Aviv namelijk piepjong. De stad, wiens naam ‘heuvel der lente’ betekent, is pas in 1906 gesticht door zestig joodse families uit Oekraïne. Later, in de jaren dertig, vonden veel welgestelde vluchtelingen uit Nazi-Duitsland hier onderdak en dat verleende de stad –ook weer anders dan Jeruzalem– een hele moderne, Europese sfeer, temeer omdat zich onder de immigranten architecten bevonden die begonnen te bouwen in de nieuwste, hipste stijl van dat moment, Bauhaus. Vanwege al die Bauhaus-gebouwen (vierduizend in totaal) is Tel Aviv uitgeroepen tot Werelderfgoed. De stad staat bekend als kosmopolitisch en liberaal, is de culturele hotspot van Israël en de populairste feeststad, met een grote ‘LGBT-gemeenschap’, zeg maar wat voorheen ‘homoscene’ werd genoemd. Niet toevallig dat transseksueel Dana International hier vandaan komt die met ‘Viva la diva’ ooit het songfestival won. (Het moet niet gekker worden, dachten we toen. Twintig jaar later, een dag nadat wij Israël hebben verlaten, wint een als Japans geisha uitgedoste Israëlische met een 'kippensong'.)



Niet dat wij van dat alles veel meekrijgen. We concentreren ons op een paar vierkante meter zand, waar we liggen te zonnen, een kasteel bouwen, zandtaarten maken plus versieren en ronddartelen in de flinke golven. Ik zie geen boeien hier, zegt Wende als ze voor het eerst de zee in loopt. Klopt, dit is het grotemensenstrand van Tel Aviv, geen afgeboeid stukje voor de kleintjes. Ze denkt even na en roept dan met een grote grijns –je ziet nog net geen gloeilampje boven haar hoofd– ineens uit: Geen boeien…boeien! En met die strijdkreet springt ze onbevreesd als een jood in Massada de aanstormende golven tegemoet. Geen boeien…boeien!



Later wandelen we nog de stad in en raken onbedoeld verzeild op Carmel Market, de populairste markt van Tel Aviv voor groenten, fruit, kruiden. We eten buiten op straat, bij een simpel restaurantje in een zijstraatje. Het is ons laatste avondmaal, om in de termen van dit land te blijven. Zo meteen zoeken we onze auto weer op en gaan weer naar Avi’s Place, hetzelfde adresje in de buitenwijk waar we ook de eerste nacht in Israël hebben doorgebracht en dat we hebben uitgekozen omdat het zich vlakbij de luchthaven bevindt. En morgen met Transavia onze hemelvaart terug naar Schiphol. Eh…Eindhoven.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten