Meer van Galilea

6 - 7 mei 2018

Van het heilige land dat Israël is hebben we nog niet veel meegekregen, maar daar gaan we nu verandering in brengen. Na drie nachten verlaten we ons prima appartementje in Haifa en rijden naar het oosten, waar we afdalen tot 250 meter onder zeeniveau, naar een waar broeinest van bijbelse activiteiten: het Meer van Galilea.



Het was hier, aan de oevers van het meer, dat Jezus als religieus leidsman aan de slag ging. Hij wierf zijn eerste discipelen onder de plaatselijke vissers, preekte voor een groeiende schaar volgelingen en verrichte wonderen, zoals over het water lopen en broden en vissen vermenigvuldigen. Zijn uitvalsbasis vormde Kaperneum, toentertijd een plaatsje van zo’n 1500 inwoners. Tegenwoordig is het geen dorp meer, maar een door Franciscaner monniken bestierde archeologische site. Je vindt er een gerestaureerde synagoge uit de vierde eeuw en de ruïne van een kerkje uit de vijfde eeuw waarboven een moderne kapel is gebouwd, waar ieder uur mis wordt gehouden. Grappig om christenen uit alle hoeken van de wereld te zien ronddrentelen: mensen uit India, Afrikanen, Amerikanen en Duitsers, een twijfelachtig stel uit Utrecht met een verveeld, verhit meisje. Allemaal dankzij de man van Galilea.



Er is een klein tuintje aan het water, met olijfbomen, bankjes, schaduw. Vanaf die plek zie je een raadselachtige lijn door het water lopen. Daar staan de paaltjes, zeg ik, indachtig de favoriete mop van Hans, de fantastische huisvriend van onze familie die dominee is. Een rabbijn, een imam en een dominee zitten te vissen in een bootje op het Meer van Galilea. De rabbijn heeft beet; hij stapt overboord, loopt over het water, pakt de vis en loopt terug. Even later heeft de imam beet; hij stapt ook overboord en loopt naar de vis toe en pakt hem op. Dan krijgt de dominee beet. O jee, denkt hij, ik kan helemaal niet over het water lopen. Inderdaad – hij stapt overboord en plonst meteen de diepte in. De rabbijn en de imam kijken elkaar aan. Hij heeft wel het ware geloof, zeggen ze tegen elkaar. Maar hij weet niet waar de paaltjes staan…

Het Meer van Galilea is het grootste zoetwatermeer van Israël en van eminent belang voor de watervoorziening in het land. Het waterpeil –dat gedurende de zomer wel acht meter kan  dalen– wordt met argusogen gevolgd. Grotendeels, voor driekwart, wordt het meer gevoed door de Jordaan, verbazingwekkend eigenlijk als je ziet wat voor lullig stroompjes dat is, zoals we constateren wanneer we die mythische rivier passeren. We rijden een rondje om het meer heen, een ritje van zo’n zestig kilometer. Tiberias is de enige stad aan het meer en een soort mondaine badplaats met een boulevard en hotels met privéstranden. Voor de rest zijn er veel kleine betaalstrandjes, waar het rustig is, het seizoen is duidelijk nog niet begonnen. Bij de zuidoosthoek werp ik een blik omhoog, naar de heuvels richting Jordanië. Daar, aan de Jordaanse kant, stonden we drie jaar geleden, toen we de ruïnes van Umm Qais bezochten en in de verte dit meer zagen liggen – te lonken, zou ik bijna willen zeggen, al kwam het idee om naar Israel te gaan toen nog niet bij me op.


Umm Qais, 2014

De oostkant van het meer is stiller, er zijn hier geen dorpjes, alleen een smalle weg die langs de voet van de kale heuvels loopt. De Golanhoogte begint hier, het in 1967 door Israël op Syrië veroverde berggebied tijdens de befaamde Zesdaagse Oorlog. De annexatie is illegaal, niet erkend door de Verenigde Naties, maar Israel piekert er niet over te vertrekken, het gebied is veel te belangrijk als bufferzone – en bovendien zouden ze dan een uitstekend wijngebied kwijtraken en hun enige mogelijkheid om te skiën, op de hellingen van Mount Hermon (2200 meter).



Ook hier weer verlaten strandjes langs het meer met slagbomen ervoor. Bij eentje blijkt de slagboom open te staan en wanneer we een kijkje nemen treffen we een heerlijk recreatieveldje onder de bomen met picknickplekken en een strandje met uitkijktoren voor de jongens van de Israëlische baywatch. Niet dat ze veel te doen hebben. De paar Arabische families die er zijn blijven lui aan de kant zitten, in hun burcht van plastik zakjes met etenswaren. Alleen wij gaan te water, plus later nog een ander Europees gezinnetje met twee kinderen, Italianen die in Rotterdam blijken te wonen. Daar drijf je dan ineens, in het lauwwarme Meer van Galilei, misschien wel op de plek waar Jezus zijn eerste pasjes zette… Een historische duik.


Aan het eind van de middag gaan we op zoek naar ons adresje voor die nacht. Volgens reviews zou het extreem moeilijk te vinden zijn, maar bij onze reservering zaten plattegrondjes die glashelder waren, dus hoe ingewikkeld kan het zijn? Inderdaad rijden we redelijk eenvoudig naar het pijltje op de kaartjes…alleen bevind zich daar in geen velden of wegen iets dat lijkt op een hotelletje. We rijden wat heen en weer door een landerig buitenwijkje van Safed, nog eens kijken, ja hier moet het zijn, écht. Helaas geen telefoonnummer te vinden, en mobiel internet hebben we niet in Israël. Uiteindelijk dus maar een voorbijganger aangesproken, een blonde vrouw bezig met haar avondwandeling; nee, het zegt haar niets, maar ze bijt zich helemaal vast in de zaak, belt haar man, houdt een passerende auto aan met een kennis, die belt op haar beurt háár man die thuis achter de computer kruipt en gaat zoeken, op die manier weten ze met vereende krachten een telefoonnummer op te sporen en de eigenaar aan de lijn te krijgen, ene Oleg. (We treffen enorm veel Russische joden in Israël.)  Wat blijkt? Er is nóg een plaatsje, twintig kilometer van hier, met exact hetzelfde adres. De kaartjes op de reserveringssite kloppen niet! We moeten in Livnim zijn. De kennis wil ons er wel heen gidsen en zo rijden we doodleuk dezelfde weg een half uur weer terug, in het donker ditmaal, achter een vreemde auto aan. De hulpvaardigheid, van een volk dat bekend staat als bot, arrogant en ongeïnteresseerd, is hartverwarmend!


In Livnim wacht ons een merkwaardige primeur. Het dorp is hermetisch afgesloten, een stevig ijzeren hek verspert de enige toegangsweg. Om wilde dieren buiten te houden? Terroristen? Domme toeristen? Gelukkig komt er net een andere auto achter ons aan die het hek opent, zodat we kunnen doorrijden. (Bij het inchecken krijgen we een afstandsbediening voor het hek.) Zo komen we dan eindelijk bij Ha Kinneret Livnim Suites, tegen negenen inmiddels. De ontvangst is allerhartelijkst, sorry sorry, en in ons miniappartementje wacht een klein flesje Israëlische wijn. Dat maakt, in combinatie met onze noodvoorraad noedelsoep, veel goed. We hebben nog geprobeerd er wat meer wijn van te maken, dat is tenslotte vaker gedaan hier, maar nee.


De volgende dag doen we, op doorreis naar Jeruzalem, nog Nazareth aan. Blijft grappig om dit soort bijbelse namen op verkeersborden te zien. Nazareth, 20 kilometer. Met meer geluk dan wijsheid weten we feilloos naar de belangrijkste bezienswaardigheid te sturen, de Basiliek van de Aankondiging, de grootste Christelijke kerk in het Midden-Oosten (voor wat dat waard is, in het rijk der moslims). Verrassend modern, gebouwd in de jaren zestig, bovenop de plek waar volgens zeggen Maria van aartsengel Gabriël te horen kreeg dat ze uitverkoren was de zoon van God te krijgen. Mijn God, riep ze uit, toch wel onbevlekt hoop ik? Want als Jozef dat hoort, ik weet niet hoor… Jaja, komt goed, bromde Gabriël, en de rest is geschiedenis. Nazareth werd de plaats waar Jezus zou opgroeien.



Er is nog veel meer te zien in Nazareth, maar helaas, we moeten verder. Meer en meer ontdekken we hoe ontzettend veel er te zien is in het heilige land, en hoe kort een meivakantie daarvoor is. De middag loopt al ten einde en Jeruzalem wacht. Probleem is dat je, komend vanaf Galilea, eigenlijk heel erg moet omrijden –de Westelijke Jordaanoever ligt er namelijk pal tussen en daar mogen we niet komen met onze auto. Daarom besluiten we, tegen onze (zuinige) principes in, toch maar highway nummer 6 te nemen, de enige tolweg van Israël die dwars door het land loopt van noord naar zuid, pal langs die Westelijke Jordaanoever.  Op die manier rijden we tegen zevenen de hoofdstad binnen en begint in het drukke, chaotische verkeer de lastige zoektocht naar ons hotel. Wegenkaart erbij, stadsplattegrond, mobiel met gps, maar nog steeds geen idee waar we ons bevinden.
-Hoe heet het hotel eigenlijk? vraagt Christel die achter het stuur zit, misschien zie ik het.
-Eh…Jerusalem Gardens and Spa Hotel, zeg ik, maar dat zou wel erg toevallig–
- Dáár, ik zie, ik zie het, roept Christel opgetogen.

Het is een wonder. Welkom in Jeruzalem. 

1 opmerking:

  1. De hele dag in het spoor van Jezus en dan een wonder. Jaja.
    Liefs Ankie

    BeantwoordenVerwijderen