Voor 't eerst

9 - 18 augustus 1991

Ik was 23 toen ik voor het eerst naar de Ardennen ging. Eigenlijk zou ik die zomer naar Griekenland, maar daar kwam iets tussen. Beter gezegd: er ging iets stuk.

De bedoeling was oorspronkelijk om een paar weken te gaan island hoppen in Griekenland met mijn vriendin van toen S., met wie ik een half jaartje samen was. Ze had tickets geboekt voor de trein naar Athene die zondagochtend vroeg vertrok. Als verliefd stelletje met de Oriënt Express, hoe romantisch, ik had er heel veel zin in. Maar toen ik op vrijdagavond bepakt en bezakt bij haar aanbelde en haar gezicht zag nadat de deur was opgegaan, begreep ik dat er iets mis was. En inderdaad. Twee uur later stond ik in mijn eentje weer op straat. Bepakt, bezakt en in zak en as. Ze had het uitgemaakt. Bons!

Achteraf kan ik haar beslissing wel waarderen. Ja, het getuigt in mijn ogen van moed om zo op het laatste moment iets af te blazen, om als het ware van een rijdende trein te springen (al moest die feitelijk nog vertrekken). Negen van de tien mensen zouden maar gewoon zijn gegaan en een waardeloze vakantie hebben beleefd die waarschijnlijk alsnog de relatie had opgeblazen. Sowieso denk ik dat het hele backpack-gebeuren op een fiasco was uitgelopen omdat het eigenlijk niet bij S. paste. Ik vermoed dat ze meer het type was dat een paar weken in een mooi huisje ergens zat, maar dat durf ik niet met zekerheid te zeggen omdat, zoals de lezer inmiddels wel zal vermoeden, het nooit tot een zomervakantie is gekomen met S. 

Maar goed, op het moment zelf was ik flink van slag. Wat nu? Ineens beschikte ik over een hoop vrije tijd en geld, maar was ik partner en plan kwijt. Een soort vacuüm, voor mij het recept voor vreselijke besluiteloosheid. Ik besloot eerst een paar dagen uit te huilen bij mijn vriend Peter, die woonde destijds in Goes samen met zijn vriendin, een lief meisje dat toevallig dezelfde naam droeg als mijn ex. Zo was ik toch nog een beetje bij een S. in de buurt…

In Zeeland rijpte het plan om gewoon maar eens lekker uit te waaien en een stukje te gaan fietsen. Misschien zou het mijn kop leegmaken. Of dat nou het allerbeste plan was, waag ik jaren later wel een beetje te betwijfelen. Fietsen is natuurlijk een ontzettend solitaire bezigheid, je bent de hele dag alleen met je gedachten, en als je dan ook nog zo’n eigenheimer bent als ik gebeurt er ‘s avonds ook niet al te veel. Maar dat wist ik toen nog niet. Ik had alleen maar gezamenlijke fietsvakanties meegemaakt, die waren fantastisch, ergo fietsen is fantastisch moet ik zo ongeveer hebben geredeneerd. En hoe dan ook, alles was beter dan niets doen.

Ik spoorde naar m’n ouders om wat vakantiespullen te organiseren plus een fiets. Want de legendarische racefiets die me naar Boedapest (HIER) en het puntje van Engeland (HIER) had gebracht en nog dateerde uit mijn tienertijd had inmiddels afgedaan; in plaats daarvan leende ik de moderne mountainbike van mijn vader. Dat zou een revelatie voor mij blijken! 21 versnellingen via een of ander super handig kliksysteem, een frame dat niet schudde bij hoge snelheden, wielen zonder slagen ... Ik wist niet wat me overkwam! Ook kon ik fietstassen lenen, want al was ik een ervaren vakantiefietser, wat spullen betrof had ik altijd mijn toenmalige partner N. gekannibaliseerd en nooit zelf iets gekocht. Gelukkig waren mijn ouders - geïnspireerd door mijn stoere verhalen - in die periode ook aan het fietsen geslagen en konden zij mij dus verder helpen. 

Met de trein nam ik fiets en bagage mee naar Utrecht en vertrok op vrijdag 9 augustus – met een flinke kater. Want in het kader van een amateuristische voorbereiding had ik de avond ervoor nog een kroegentocht vol bier en sjekkies gemaakt met Jeroen die eindigde in Het Pandje, nou dan weet je het wel, want Het Pandje was Utrechts bekendste nachtcafé waar je pas naartoe als ’s nachts alle andere kroegen sloten. Behoorlijk groggy ging ik van start ’s ochtends. Jeroen maakte nog een foto van mij, de enige foto die bestaat van deze trip, want zelf had ik toen geen camera.

 De eerste dag kwam ik tot Helmond, de tweede tot Maastricht. Dat was, ongetraind en onvoorbereid als ik was, helemaal geen slechte prestatie. En het gekke was, al ging ik compleet stuk - knallende koppijn, zadelpijn, zere benen, misselijk, zere longen, lees ik in mijn dagboek - toch voelde ik me helemaal niet slecht, mentaal gesproken. Waar ik eigenlijk nog het meeste last van had, was een merkwaardige Duitse jongen die vanaf de eerste avond achter mij aan fietste. Reimar heette hij en hij was niet onaardig, maar hij sprak nauwelijks een woord en leek mij een beetje autistisch. Hij kwam uit Kiel en studeerde informatica, dat was het enige dat ik hem wist te ontfutselen; interesse in mij had hij verder totaal niet. Pas op dag vier wist ik hem definitief van me af te schudden.

Ik bracht een rustdag in Maastricht door en fietste daarna nog een dagje door het Limburgse heuvelland, naar het drielandenpunt op de Vaalserberg en weer terug. Op dinsdag, dag vijf, ging het tenslotte richting de Ardennen. Ik fietste 70 kilometer naar Spa en keek mijn ogen uit naar het ‘berggebied’ van de laatste kilometers: hoge heuvels, sparren, bochtige wegen, beekjes. Echt buitenland, vond ik. Formeel was het trouwens niet mijn eerste bezoek aan de Ardennen, want als kind ben ik er een keer geweest met de camper (met mijn moeder en haar zus, mijn vader zat toen in het buitenland) en ik bewaar wat losse herinneringen aan gegniffel over de plaatsnaam ‘Bourscheidt‘, een boswandeling heuvelop en een camping bij een ijskoude rivier waarin ik de hele dag stond te vissen. Eenmaal in Spa zocht ik de camping op die zich natuurlijk aan de andere kant van het stadje bevond en bovendien op de top van een lange, taaie helling - exact een kilometer lang - dus dat betekende nog 10 minuten beulen voor mij de klassieke beloning van de vakantiefietser wachtte: douchen, eten en tevreden met jezelf bijkomen. In mijn geval: lekker lezen. In Maastricht had ik ‘The mists of Avalon’ van Marion Bradley gekocht, een bekende pil over Koning Arthur, en die hielp mij de komende dagen wel door.

Waarom ik Spa had gekozen? Geen idee. Omdat het een bekende naam was? (En een bijzondere naam ook, want Spa is een zogeheten ‘geoniem’ ofwel een geografische naam die het tot woord heeft geschopt. Andere voorbeelden zijn bikini en hamburger.) Of misschien sprak het idee van een kuuroord mij wel aan, gezien mijn verse liefdeswond. Hoe dan ook, verder dan Spa zou ik niet komen. De volgende ochtend regende het en toen in de loop van de dag de zon weer begon te schijnen, vond ik het te laat om nog te vertrekken en bracht de middag in Spa door. Ik ontdekte later dat Spa tot ongeveer 1980 de grootste toeristische trekpleister van de Ardennen was geweest; tegenwoordig zal dat La-Roche-en-Ardenne zijn vermoed ik, wat – àls dat zo is - een significante verschuiving van menselijke recreatie weerspiegelt, namelijk dat outdooractiviteiten belangrijker zijn geworden dan kuren. Enfin, ik dwaalde wat door het stadje, zat in het park te lezen, proefde van de lokale cuisine bij de friterie en dronk een pilske voor ik terugkeerde naar de camping. 

Spa (van internet)

Daar wachtte mij een verrassing. Ik ontmoette er namelijk twee meisjes die ik in Maastricht ook al even had gesproken, Julia en Alexandra, scholieren van 16 uit Vlaardingen die eveneens aan het rondfietsen waren. Hun gezelschap was welkom en ik zat tot één uur ’s nachts met ze te kletsen voor de tent. Meer zat er niet in, wat ik gezien verschil in leeftijd en senioriteit ook niet echt verwachtte. De woorden van Boudewijn de Groot waren hier duidelijk van toepassing:

              en dan heb ik ook nog een stuk of wat vriendinnen

              die welopgevoed en zeer verstandig zijn

  en waarmee je dus geen donder kunt beginnen

              maar misschien krijgt iemand anders ze wel klein

 

Donderdag heb ik een rondje door de omgeving gefietst. Eerst naar Malmedy in het zuiden, waarbij ik over het circuit van Francorchamps reed, dat volgt namelijk gewoon de openbare weg; heel apart om ineens tussen de tribunes en reclameborden te peddelen op je mountainbike. 

Francorchamps (van internet)


Vervolgens naar Eupen in het noordoosten en toen weer terug naar Spa, in totaal een rondje van zo’n 90 kilometer. Dit gebied heet de Hoge Venen en is het hoogste deel van België, met toppen tot bijna 700 meter. Het landschap is schitterend, heel groen en heuvelachtig met veel meertjes en riviertjes. Al met al een heerlijke fietsdag, ook al vanwege het stralende zomerweer. Ik had afgesproken die avond te koken voor de twee meiden, maar omdat de winkels dicht bleken te zijn vanwege een feestdag moesten we een beetje improviseren. Hoe dan ook was het weer een leuke avond.

De Hoge Venen (van internet)

De laatste avond ook, want de volgende dag begon voor mij de terugtocht. Ik hoefde alleen niet het hele eind terug te fietsen, integendeel, het volstond om naar het plaatsje Wegimont te koersen, zo’n anderhalf uur ten noorden van Spa. Daar volgde namelijk mijn vader op dat moment een aikidostage en stond hij op de camping met een klein campertje dat hij van vrienden Daan & Wietske had geleend. (Het was de Isuzu die we later zouden overnemen, zie (HIER).) Omdat hij nog volop aan het trainen was, ben ik die middag op en neer naar Luik gefietst om daar een kijkje te nemen. En een of twee dagen later (ik weet het niet precies meer) ben ik samen met mijn vader teruggereden naar Nederland. Zo kwam er dus een eind aan mijn eerste kennismaking met de Ardennen. Verder dan Spa was ik niet gekomen, ik had slechts de spreekwoordelijke teen in het water gestoken, maar mijn liefde voor dit miniatuur berglandschap – zo anders dan Nederland – was beslist gewekt en ik zou vele malen terugkeren, al of niet op de fiets. Met dank aan S…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten