Roussillon

10 – 14 augustus 2020

De Pyreneeën waren het hoogtepunt van onze reis. Opgelucht rollen we nu terug naar het dieptepunt, de Middellandse Zee.



We komen uit in Palau-del-Vidre, een klein plaatsje onder Perpignan, niet ver van de kust. Hier verblijven we op camping Le Haras, uitgekozen vanwege de Nederlandstalige reviews, in de hoop dat Wende er wat vriendinnetjes kan vinden. Nederlandse dus, want van Franse moet ze nog niets hebben; ‘ze praten tegen me!’ zegt ze verontwaardigd wanneer ze een keer in het Frans wordt aangesproken. 

Het is een mooie, kleine camping vol exotische bomen en struiken die door de eigenaren zijn aangeplant en van naambordjes voorzien. En er is een zwembad, natuurlijk. Wende is hier één dag lekker aan het spelen met een paar kinderen, maar helaas vertrekken die de volgende dag alweer en omdat de camping verder maar matig is bezet komen er ook geen nieuwe bij en besluiten we na drie dagen weer verder te trekken.


De streek hier heet Roussillon (welbekend van wijnetiketten), maar wordt ook wel Frans Catalonië genoemd omdat ze lange tijd deel uitmaakte van Catalonië in Spanje. Pas in de zeventiende eeuw werd de grens getrokken waar die nu is. Her en der zie je de Catalaanse vlag fier wapperen en ongetwijfeld zullen er nog wel fanatiekelingen rondlopen die dromen van een verenigd Catalonië. Roussillon staat bekend om de ‘Tramontane’, een stevige bries die uit de bergen waait, “in summer strong enough to overturn a caravan” volgens de overjarige Lonely Planet die ik heb meegenomen for old times sake. (Wanneer we onderweg picknicken langs een meertje waait het inderdaad flink, maar onze camper blijft gewoon staan.) Hoofdstad is Perpignan, waarvan de gids zegt: “It isn’t southern France’s most attractive city…” Laat dus maar.


(Het aantrekkelijkste plaatsje hier is Collioure, het op-een-na-laatste dorp voor de Spaanse grens dat van oudsher in trek is bij kunstenaars, Picasso onder andere. Ik ken het van een vakantie lang geleden met studiegenoot René. Over deze hilarische trip kan ik vele anekdotes vertellen, maar ik zal het bij deze ene laten: toen we na een vreselijke busreis van 20 uur helemaal gaar en bezweet de camping opliepen en ik de tent uit de zak haalde bleek deze half beschimmeld te zijn.

-Wat is dat?! riep René ontzet.

-Het weer, zei ik. Dat krijg je als je hem nat opbergt.

Zwijgend keken we ernaar. Tenslotte sprak Rene de legendarische woorden:

-Tja … weer of geen weer, die tent moet op!)

Omdat het gebied hier vlak is kunnen we fietsen. Ik maak zelf eerst een verkenningstochtje naar Argelès-sur-Mer, een kleine tien kilometer hier vandaan. Oók niet de mooiste stad van Zuid-Frankrijk… Een populaire badplaats waar de campings zich aaneenrijgen, de straatjes uitpuilen van bars, restaurantjes en paraderende badgasten en een lullig treintje rondrijdt vol toeristen met mondkapje op. Het heeft echter wel een breed (opgespoten) strand van zeven kilometer lang, een heel verschil met de spaarzame kiezelstrandjes verderop langs de kust (zoals bij Collioure). We besluiten daarom een stranddagje in te lassen. Het worden er zelfs twee, waarbij de eerste meer een ge-stranddag is omdat we na een paar kilometer moeten omkeren vanwege een lekke band en de tweede dus de echte stranddag is, doorgebracht in de buurt van zand en zout water.



Eerst brengen we een uurtje zoet in Tropical Jump, een terreintje met opblaasbare waterglijbanen, daarna zoeken we het strand op. Wende vindt de golven fantastisch en terwijl ik met haar in de branding heen en weer rol realiseer ik me dat het al meer dan twee jaar geleden is (de vakantie in Israël, HIER) dat we voor het laatst naar zee zijn geweest, belachelijk lang eigenlijk. Het betekent, bijvoorbeeld, dat terwijl we in Nederland net de twee warmste zomers aller tijden achter de rug hebben we dus niet één keer naar zee zijn geweest.


We willen ook eten. Lekker aan zee of zoiets. Sfeervol. Vakantie. Wende heeft het echter in haar hoofd gehaald naar een wokrestaurant te willen en dat is nou net het enige restaurant dat niet aan de boulevard zit, maar - zoals haast alle wokrestaurants ter wereld - integendeel ver weg op een industrieterrein tussen Monsieur Bricolage en de Hyper Intermarché, gezellig weer… Hoe we ook argumenteren, we krijgen haar niet omgepraat. ‘En we doen niet meeste stemmen gelden hoor!’ roept ze. Met tegenzin fietsen we het centrum uit, helemaal naar Shanghai. Maar ach. Als we eenmaal binnen zijn – in een vrijwel verlaten zaaltje – en ons met mondkapje op en handschoenen aan uitleven op het buffet is het toch best leuk en eten we meer dan goed voor ons is. En omdat het wokrestaurant aan de rand van de stad ligt, is ook onze terugreis aanmerkelijk verkort. Langs immense bamboehagen en rietvelden pedaleren we in de gloed van de ondergaande zon voldaan weer terug naar de camping. Echt een stranddagje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten