België

Vrijheid is: een camper. Ik kan niet anders zeggen, zo hier op een gratis plek aan het riviertje, nou ja, het beekje de Masblette dat eindeloos voorbij keuvelt. Net teruggekeerd van een mooie wandeling en nu luie stoel, koud biertje en opgeladen laptop onder handbereik.

Over de Ardennen hebben we het dan. Omdat Christel weer aan het werk moest, maar ik nog een weekje vrij was, besloot ik zelf een paar dagen met de camper op stap te gaan. En omdat je in een paar dagen niet ver komt, werd het dus België. Heel graag wilde ik eens een bezoekje brengen aan Waterloo en dus reed ik dinsdag die kant op met onze Ducato rammelbak. Onderweg werd ik nog gegeseld door stortbuien, maar toen ik aankwam begon de zon te schijnen, wat kan het weer toch cliché doen soms. 

Waterloo ligt iets ten zuiden van Brussel, zo’n twee uurtjes rijden. Natuurlijk is het gewoon een Belgisch stadje, maar wie Waterloo bezoekt, gaat naar de herdenkingsplaats buiten de bebouwing. Hier vind je een hypermodern, ondergronds museum, een opvallend rond gebouw dat een ouderwets panorama blijkt te herbergen en een grasheuvel, 45 meter hoog, waarop een kolossale gietijzeren leeuw staat, de Leeuw van Waterloo. De heuvel lijkt op die in Austerlitz, maar er is een saillant verschil. Waar Austerlitz werd gebouwd door Franse soldaten ter ere van Napoleons glorieuze zege in Austerlitz, hedendaags Tsjechië, zo werd de heuvel in Waterloo juist gebouwd door zijn tegenstanders en ter ere van zijn nederlaag alhier. De leeuw kijkt uit op het zuidwesten en beoogt een symbool te zijn van de vrede die over Europa neerdaalde toen de onruststoker uit Frankrijk eindelijk definitief was verslagen.

Tja, Napoleon. Ik ben de kleine grote man al vaak tegengekomen, in zijn geboortehuis op Corsica (HIER), in Austerlitz (HIER), in de Dom des Invalides in Parijs waar zijn gebeente rust in een immense sarcofaag. Hij is niet weg te denken uit onze geschiedenis. In slechte zin, vanwege de onophoudelijke oorlogen die hij voerde en die miljoenen levens kostten en Europa in staat van chaos achterlieten, waarvan de brokstukken door het Congres van Wenen weer aan elkaar werden gelijmd. En in goede zin, vanwege de vele vernieuwingen die hij doorvoerde  - burgerlijk wetboek, metrieke stelsel, burgerlijke stand - en die aan basis liggen van de moderne westerse wereld. Napoleon was een kind van de Verlichting en als alleenheerser van Frankrijk bezat hij de unieke positie om de idealen van de revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap, snel en compromisloos in te voeren. Had hij niet zo’n agressieve buitenlandse politiek bedreven dan hadden wij hem nu herinnerd als een briljant staatsman, kaliber Karel de Grote. Maar Frankrijk was te klein voor Napoleon. Hij moest vechten, maakte vele vijanden en kwam, onvermijdelijk, ten val. Bij Waterloo.

Waterloo was de culminatie van de krankzinnige ‘honderd dagen’ van zijn wederopstanding, van zijn vlucht vanaf verbanningsoord Elba (want hij was al verslagen) tot aan zijn definitieve nederlaag op het Belgische slagveld. Terwijl hij oprukte door Frankrijk liepen al zijn voormalige generaals weer naar hem over en verzamelde hij op die manier zo’n 100.000 trouwe manschappen. Zijn tegenstanders - Engeland, Oostenrijk, Pruisen, Rusland - zaten op dat moment aan de conferentietafel in Wenen juist het post-Napoleontische tijdperk te bespreken, dus het nieuws dat de verslagen keizer weer on the road was, niks post, sloeg daar in als een bom. In allerijl mobiliseerden ze grote legers – zo’n 200.000 manschappen in totaal - en trokken op richting Frankrijk. De partijen troffen elkaar bij Waterloo van 16 tot 18 juni 1815 en voerden een strijd op leven en dood – er vielen zo’n 50.000 slachtoffers – die uiteindelijk door de bondgenoten, de Zevende Coalitie, werd beslist. De phyrruszege ontlokte de Engelse opperbevelhebber Wellington de prachtige quote: ‘Behalve een verloren gevecht, is niets erger dan een gewonnen gevecht.” Er deden trouwens ook Nederlandse troepen mee met de coalitie, onder aanvoering van prins Willem van Oranje I, de kroonprins van Nederland. (Hij was het die later het initiatief zou nemen, in 1823, om de herdenkingsheuvel met de leeuw op te richten.)

Daarna was het eindelijk echt gedaan met die duivelse Napoleon. Zelf wilde hij verbannen worden naar de Verenigde Staten, maar de Britten vertrouwden hem voor geen cent en brachten hem naar het geïsoleerde Sint Helena, ver weg van alles en iedereen, en bovendien een eiland dat formeel niet van Engeland was maar van de British East India Company – de Engelse VOC, zeg maar – zodat hij geen rechtszaak tegen de staat kon beginnen. Daar doofde deze vurige bal energie langzaam uit en stierf in 1821, pas 52 jaar oud.

Heerlijk om deze historische plek eens te bezoeken. Omdat België toch een beetje een voorbijrijland is (de Ardennen uitgezonderd) kwam het er nooit van en het is ook lekker om er, zonder vrouw en kind, eens rustig de tijd voor te kunnen nemen. Hoewel Wende de heuvel vast leuk had gevonden en misschien ook nog wel het panorama, een immens doek – à la Panorama Mesdag - van wel honderd meter in het rond waarop het beslissende moment van de slag, rond zessen ’s avonds, is nageschilderd.

De plek waar mijn camper staat, langs het weggetje aan de voet van de herdenkingsheuvel, leent zich trouwens uitstekend voor een overnachting, maar dat is vast niet de bedoeling en dus start ik de motor en rij braaf naar een gesanctioneerde overnachtingsplek voor campers, gevonden dankzij de onvolprezen app ‘CamperContact’. Deze bevind zich zo’n veertig minuten rijden verderop bij Thieu, niet ver van de Franse grens. Een kade aan het Canal du Centre, vijftien campers in het gelid, het klinkt saai, maar je hebt vrij uitzicht over de rivier en krijgt er een zonsondergang bij cadeau, dus niets te klagen.

Die camperplekken zijn een nieuw fenomeen voor mij. Officieel is ‘campinggedrag’ niet toegestaan, dus geen luifels, stoeltjes en badmintonnen, wat betekent dat je nauwelijks gezinnetjes aantreft, maar vooral senioren. Senioren links, senioren rechts, en senioren voor me op een bootje aan de kade. Ik maak een praatje met de man naast me. Hij vertelt me dat ze net drie maanden in Normandië zijn geweest, mooie plek op het strand, ja hij heeft drie casettes van z’n chemische toilet bij zich – z’n camper is beslist imposant – zodat ze het een tijdje kunnen volhouden. De man vertelt het trots, als een bewijs van zijn onafhankelijkheid, maar ik vind het vreemd intiem dat ik zoiets al na een paar minuten hoor en denk, kennelijk is dat het niveau waar pensionado’s met campers over praten.

De volgende dag, woensdag, rij ik terug naar Brussel. Ik wil de stad bezoeken. Dat vereist enig huiswerk, want Brussel, het Hoofdstedelijk Gewest, is een milieuzone dus dat betekent dat voertuigen onder de Euro-5 norm de stad niet in mogen. Onze Ducato is Euro-2. Dus dan weet je het wel. Kansloos. (Ik mag mijn eigen stad, Utrecht, ook niet in, gelukkig wonen we in een buitenwijk waar de norm nog niet geldt.) Ik ben aangewezen op een betaalde Park & Ride-plaats aan de rand van de stad, maar onderweg daar naartoe passeer ik, een kilometertje daarvoor, het aanlokkelijke, gratis parkeerterrein van een Carrefour en besluit daar de camper een middagje te stallen. Want ik heb m’n eigen ‘ride’ bij me, m’n fiets. Vanaf hier is het zo’n acht kilometer naar de binnenstad. En na een middagje Brussel (meer daarover HIER) vertrek ik richting de Ardennen.

Het is een uur en een kwartier rijden, eerst over de snelweg, dan over de N4 waar je ook gewoon 120 mag al leidt die weg pal langs huizen en daarna – want Google Maps neemt altijd de kortste route – over een weggetje dat onverwachts smal en bochtig is en zich door kleine dorpjes slingert en over heuvels, met weidse uitzichten over het Ardense landschap waar de avondzon schuin langs scheert. Ik zie genoeg mooie plekjes waar ik zo zou willen staan, en waar ik dat met een tent misschien nog wel zou doen, vind ik dat met een camper toch een ander verhaal, met Christel deed ik dat vroeger regelmatig, met ons eerste kleine koekblikje reden we lukraak een bos in, maar nu er tegenwoordig overal officiële camperplekken te vinden zijn, merk ik dat ik liever op safe speel.

En daar hoef ik geen spijt van te hebben. De camperplek bij Saint Hubert waar ik tenslotte uitkom, uitgezocht vanwege de foto’s, is prima. Er staat al een tiental campers, maar ietsje verderop; ik kies een plek naast het beekje die vies en modderig lijkt, kennelijk is dit hoekje overstroomd geweest een paar weken geleden toen het zo regende, maar de modderlaag is dun, daaronder ligt gewoon beton  - ik check dit eerst wel even – en daarom durf ik de Ducato van pak ‘m beet 3 ton er wel te parkeren. Heerlijk, zo’n ruisend riviertje naast je, ik denk dat ik die voorkeur van m’n vader heb die het liefst langs stromend water kampeerde. Officieel mag je hier maar 24 uur staan. Boeien, denk ik. Ik blijf twee nachtjes.

De volgende ochtend, donderdag, ontdek ik dat er vanaf dit punt een wandelroute vertrekt, door natuurgebied Fourneau Saint Michel.  Dertien kilometer door verlaten bossen, goeddeels langs dezelfde Masblette die ook achter mijn camper langs stroomt. Omgevallen bomen, modderbulten op het pad, overstroomde of zelfs ingestorte bruggetjes getuigen opnieuw van het natuurgeweld van vorige maand dat ook Limburg, meer stroomafwaarts, heeft getroffen. Het bijzondere aan de Ardense natuur is dat ze altijd zo leeg is, leeg van wegen en bebouwing en ook leeg van mensen, heel anders dan in Nederland. Altijd moet je klimmen en dalen en altijd zijn er stroompjes, bruggetjes, rotsen, watervalletjes. Je voelt je veel meer in de natuur dan in ons eigen land. Ik hou heel erg van de Ardennen, dat heb ik al vaak beschreven (HIER), en ook nu vind ik het weer prachtig hier.

En eenmaal teruggekeerd is er dus die luie stoel en dat biertje, koud uit het koelkastje. Een Maredsous, gebrouwen in de gelijknamige abdij waar wij met mijn familie jaren geleden eens zijn geweest toen we op loopafstand in een huisje zaten. Zoals wij voor mijn gevoel inmiddels overal wel eens op loopafstand hebben gezeten, zo vaak zijn we nou al in de Ardennen geweest. Wie het bos waar ik vanmiddag heb gewandeld dwars doorsteekt, komt, een kilometer of tien verderop, ook weer bij een buurtschap, Prelle, waar we eens een weekje zijn geweest. Het is een gebied vol bekende namen en herinneringen en aan die mentale landkaart heb ik nu weer een klein, heel klein hoekje toegevoegd.

Al heel lang droom ik ervan te wonen in de Ardennen, maar werk in de weg en praktische bezwaren; een chaletje dan, een weekendhuisje, dat hebben Christel en ik ook wel eens besproken - om te ontdekken dat het mooier klinkt dan het waarschijnlijk is, want zolang Wende schoolgaand is, moeten we wel vrijdagmiddag vertrekken en zondagmiddag weer terug, vier uur heen en vier uur terug, voor één zaterdagje welgeteld, hoe leuk is dat? Beter is het dan om, áls we eens wat langer kunnen, een huisje te huren of, zoals nu, de camper te pakken. Maar ooit, ooit kom ik hier terecht, dat weet ik zeker. Nou ja, dat zijn de typische overpeinzingen die je hebt als je moegewandeld voor je camper zit te staren naar een riviertje dat de hele tijd naar je fluistert.

Vrijdag rij ik weer terug.

10 – 13 augustus 2021

Geen opmerkingen:

Een reactie posten