Balaton

30 juli – 5 augustus 2021

 Tot een eeuw geleden vormden Oostenrijk en Hongarije één staat, de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie. Nu moet je een grens over naar Hongarije. Wij passeren hem in Hegyeshalom. Grappig trouwens dat Hongarije je verwelkomt met 'shalom'. Maar dat terzijde.

Meteen wordt duidelijk dat je in een ander land komt. De grenspost oogt rommelig, vervallen, met rondzwervend afval, iets wat je in het keurige Oostenrijk niet ziet. We moeten wel stoppen want we hebben een tolvignet nodig. Die worden verstrekt vanuit bouwcontainers met een loketje. De eerste – 24 uur open, volgens een groot bord – is gesloten. Zeker in totaal 24 uur open geweest? Bij de volgende lukt het. Het is een e-vignet en je kunt pinnen, dus natuurlijk, ook in Hongarije is de moderne tijd aangebroken.



Maar het is geen Oostenrijk. Zo groen en bergachtig de een, zo plat en geel de ander. Geel ja. Het geel van velden vol zonnebloemen, maisplanten met al verkleurende bladeren, graan of – zoals nu in augustus – stoppelvelden waarop grote ronde, goudgele strobalen liggen te wachten. Allemaal gewassen die van zon houden. Hongarije heeft een landklimaat en kent lange, hete zomers  waarin het weinig regent. Dat maakt het land snel dor. En het is plat, zoals gezegd, Hongarije is het land van de poesta (letterlijk: ‘leegte’), de grasvlaktes die zich uitstrekken tot de horizon.


Daarom is het ook zo bijzonder om na twee uur rijden – door dit droge, vlakke land, langs dorpjes waarin alles dicht lijkt en je nauwelijks mensen ziet, maar wel veel ooievaars – na twee uur rijden dus ineens heuvels te zien, groen, met wijnranken, en aan de andere kant daarvan een enorme plens water zover het oog reikt. Dat is ‘de zee van Hongarije’ ofwel het Balatonmeer, liefst 77 kilometer lang en een paar kilometer breed. Voor Hongaren, die natuurlijk heel lang de grens niet over mochten, is dit hun kust, hun rivièra, dé plek om vakantie te vieren en de bloemetjes buiten te zetten. En wij buitenlandse toeristen doen lekker mee sinds pak ‘m beet een jaar of dertig. (Ikzelf was trouwens, in 1988, een vroege toerist in het toen nog net communistische Hongarije, zie (HIER.) 

 Bij Balaton (‘ton’ betekent meer, dus eigenlijk is het ‘meer’ overbodig) wemelt het uiteraard van de campings en wij strijken neer op camping Pelso bij Alsóörs. Niet de grootste, maar zeker ook niet de kleinste, pal aan het meer en gericht op watervertier: peuterstrandje, grote zonneweide, glijbanen het meer in, speeldingen in het water. Het water is verbazend warm, 25 graden, en dat komt – in combinatie met de lange Hongaarse zomer – doordat het Balaton heel ondiep is, gemiddeld maar drie meter. Vanaf de kant loopt de bodem heel geleidelijk af en ook dat maakt het een uitstekende plek voor recreatie.


Dus wat doen wij hier? Recreëren! Zwemmen, glijden, klimmen, duiken. Broodjes eten, barbecueën, bier drinken en palinka, de lokale sterke drank gemaakt van vruchten. (Zoals van 'barack', abrikozen.) Pesten, weebies spelen of omschrijvingen raden. Penny’s lezen en Floor denkt door, de vuistdikke Caro-biografie over president Johnson, Teun van der Keuken’s Supermarktsurvivalgids. Nieuwe vriendinnetjes voor Wende zitten er helaas niet in, er zijn weinig Nederlanders hier, een groot deel van de camping bestaat uit huisjes en die worden bevolkt door grote Hongaarse families. Verder is het weer een beetje wisselvallig, met pittige onweers- en regenbuien soms die razendsnel komen opzetten en ook snel weer zijn verdwenen. Maar warm is het altijd.



We fietsen ook een keertje naar Balatonfüred, de belangrijkste hotspot hier in de buurt. Het ligt in de oksel van schiereiland Tihany en heeft een kilometerslang – betaald – zandstrand waar je niets van ziet omdat er een muur van restaurantjes en winkeltjes voor staat die de ene zijde uitmaakt van een smetteloze, door mooie platanen beschaduwde boulevard. De andere zijde is open en parkachtig met hier en daar appartementencomplexen. Er loopt een fietspad langs de boulevard, maar je moet slalommen langs alle meer of minder buikige badgasten die overal rondlopen.

Het plaatsje oogt precies als een Spaanse costa, met bijhorend strandpubliek, en daarom is het grappig te bedenken dat Balatonfüred van oudsher een heel voornaam kuuroord is, waar de Europese elite kwam uitrusten. Bijvoorbeeld de keizerin van Oostenrijk, Elisabeth (‘Sisi’), naar wie het sanatorium, nog steeds in bedrijf, is genoemd. Later werd het een intellectueel trefpunt voor kunstenaars, journalisten en politici, iets waar het standbeeld van de Indiase dichter en Nobelrpijswinnaar Tagore, die hier ook kwam, nog aan herinnert. Kortom, there’s more than meets the eye in Balatonfüred en dat past dus we bij ons, voornaam en intellectueel als we zijn.

Maar vandaag geven de geest even een dagje vrij, want we gaan lekker simpel naar het waterpark hier, Annagora. Alsof we op de camping nog niet genoeg waterpret hebben! Maar je doet Wende geen groter plezier dan met een waterpark en je doet ons geen groter plezier dan Wende groter plezier geven, dus vandaar. Weer zwemmen, glijden, duiken et cetera.


Plus: vlóggen! Ja, binnenkort start Wende haar eigen Youtube-kanaal en waterpark Annagora ziet de geboorte van haar eerste vlog die we hier, speciaal voor de volgers van dit blog, exclusief mogen presenteren van de vlogster-to-be. Let op, komt-ie. 


Slush

(Geen filmpje? Klik dan op ‘Internetversie weergeven’ onderaan deze post.)

En zo zijn we dus zes dagen zoet aan het Balaton. Eén ander uitstapje maken we nog, naar Boedapest. Maar dat is weer een volgend verhaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten