26 februari - 2 maart 2025
Wende is nog nooit in Spanje geweest en dat vindt ze bah, behoorlijk irritant. Het ondergraaft haar reputatie in de klas als globetrotter, want menige medeleerling is al wèl in Spanje geweest. Hoog tijd om hier iets aan te doen en dus vliegen we in de voorjaarsvakantie naar Sevilla.
Voor een eerste kennismaking ligt Barcelona misschien meer voor de hand, maar geloof me, in de winter is het een stuk prettiger toeven in het veel zuidelijker gelegen Sevilla. Sterker: het is waarschijnlijk de warmste plek van Europa. Gemiddelde jaartemperatuur van 18,6°: in de zomer boven de 40°, in de winter niet onder de 16°. Perfect voor een beetje ‘winterzon’, om deze marketingterm uit de reisbranche maar eens te gebruiken.
Bovendien is Sevilla historisch gezien veel interessanter. Sevilla was de uitvalsbasis van alle ontdekkingsreizen naar Latijns-Amerika en thuishaven van de beroemde ‘zilvervloot’; het maakte de stad rijk en machtig en zorgde voor een enorme ontwikkeling; rond 1500 woonden er al 100.000 inwoners, vergelijkbaar met Parijs en Londen. (In Amsterdam woonden er toen pas 10.000 mensen.) Nog steeds is het historisch centrum van Sevilla het grootste van heel Spanje. Kortom, genoeg te zien.
We vliegen vanaf Eindhoven met Transavia en de reis verloopt gesmeerd - zelfs de taxi die klaar moest staan stond klaar, nou, dat gebeurt niet vaak bij ons. Begin van de avond arriveren we bij hotel Occidental Viapol, gevestigd net buiten het centrum (20 minuten lopen) in een modernere wijk. Na inchecken wandelen we door de buurt en vergapen ons aan de sinaasappelbomen die overal langs de straat staan; later ontdekken we dat de hele stad ervan is vergeven. De ‘burtuqal’, sinaasappel, blijkt een erfenis nog uit de tijd dat Sevilla in Arabische handen was.
Donderdag wandelen we eerst maar eens naar het centrum. Middelpunt daarvan is de gigantische kathedraal, op twee na (Sint Pieter in Rome en St- Paul in Londen) de grootste van Europa. Blikvanger is de klokkentoren, de Giralda, niet alleen omdat die meer dan 100 meter hoog is, maar ook omdat hij er opvallend Arabische uitziet met zijn geometrische versieringen - en dat klopt ook, want de kathedraal is gebouwd op de plek waar eerst een moskee stond en de minaret hebben ze laten staan.
Lang kunnen we niet blijven, want we gaan een fietstochtje maken met Baja Bikes. De enthousiaste Daniëlle (uit Goes) neemt ons drie uurtjes mee langs een aantal hoogtepunten - de stierenvechtersarena, het Plaza d’Espagna, volksbuurt Triana - van de stad, via uitstekende fietspaden. Verrassend genoeg blijkt Sevilla namelijk een heuse fietsstad, met overal fietspaden en zelfs een leenfietssysteem - alleen is dat laatste vooral voor locals bedoeld, het lukt ons helaas niet om door de aanmeldprocedure te komen.
‘s Avonds eten we tapas, bij een klein restaurantje in de buurt van ons hotel. Vier, hooguit vijf tafeltjes in een voor Nederlandse begrippen nogal karig ingerichte ruimte, typisch Spaans denk ik. Het is duidelijk dat het leven zich in Sevilla vooral buiten afspeelt, want de meeste restaurants zijn van binnen klein en sober, maar hebben wel een enorm terras. Een vriendelijke ober gidst ons door de Spaanse menukaart en alle hapjes smaken heerlijk. Topervaring.
Vrijdag staat het Alcazar op het programma, het koninklijk paleis. Het staat midden in de stad, tegenover de kathedraal, en lijkt van buiten dankzij zijn massieve stenen muren met kantelen een middeleeuwse burcht, maar eenmaal voorbij de poort treed je een soort Oosters lusthof binnen waarin het wemelt van hoge kamers vol Arabisch houtsnijwerk en binnenplaatsen met vijvers en tuinen. ‘Mudejar’ wordt dit genoemd: een mengvorm van islamitische en christelijke elementen.
Deze stijl is typerend voor zuid-Spanje, dat eeuwenlang tot het Arabische Rijk hoorde en door de Arabieren ‘Al Andaluz’ werd genoemd ofwel ‘land van de Vandalen’. Maar vanaf de 13e eeuw begonnen de katholieken vanuit het noorden langzaam terug te duwen (de zogeheten ‘Reconquista’, herovering) en na een jaartje of tweehonderdvijftig hadden zij het hele gebied in handen - slotakkoord was de verovering van Granada in 1492 door koningspaar Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië. Sevilla was overigens al veel eerder ingenomen, in 1248. Maar ook al verdween de Arabische macht, de Arabische cultuur zou sterk aanwezig blijven, onder andere in die Mudejar-stijl. En de naam Andalusië.
Eenmaal weer buiten lopen we de aangrenzende wijk in, Santa Cruz, de voormalige Joodse buurt. Sevilla had ooit de grootste Joodse gemeenschap van Spanje, maar na de Reconquista werden de joden zwaar vervolgd en namen velen de wijk naar het noorden, onder andere naar Vlaanderen en Nederland waar ze flink bijdroegen aan onze respectievelijke gouden eeuwen. Het is een doolhof van straatjes, steegjes, pleintjes vol winkeltjes, terrasjes, tapasrestaurantjes. Na een sieradenwinkel te hebben geplunderd strijken wij ook neer bij zo’n toeristisch restaurantje voor tapas en paella - noodgedwongen binnen, want toevallig is het in dat o zo warme Sevilla vandaag guur en druilerig. Hebben wij weer.
Zaterdag is het gelukkig weer mooi weer, zonnig en lekker warm. We huren fietsen bij een Pakistaanse vrolijkerd in Santa Cruz en fietsen een middagje rond. We bezoeken Metropol Parasol, een immens houten bouwwerk boven een plein met een wandelpromenade die omhoog slingert en vanwaar je mooi uitzicht over de stad hebt.
Daarna doen we wat boodschappen en houden een picknick annex siësta aan de oever van de Guadalquivir, de rivier die door Sevilla stroomt. Via deze rivier was Sevilla tijdens haar gouden eeuw verbonden met de rijkdommen van Latijns-Amerika - goud en zilver natuurlijk, maar ook tabak, dat bijna net zo kostbaar was. Columbus en zijn mannen namen dit onbekende goedje mee naar Europa en in mum van tijd was het hele continent verslaafd en werd Sevilla, als tabakshoofdstad van Europa, schatrijk.
Op de terugweg doen we nog een keer het Plaza de Espagna aan, een fraai halvemaanvormig plein dat weliswaar zeer historisch aandoet, maar nog geen honderd jaar oud is: het werd gebouwd in 1929 ter ere van een wereldtentoonstelling. Overigens zou Sevilla in 1992 nogmaals een wereldtentoonstelling organiseren, de zogeheten ‘Expo 92’. Toevallig ben ik toen in Sevilla geweest met Jeroen, zie HIER.
‘s Avonds maken we een authentiek staaltje Spaanse cultuur mee: een flamencovoorstelling. Andalusië in het algemeen, en Sevilla in het bijzonder, geldt als de bakermat van de flamenco en op vele plekken in de stad wordt opgetreden, onder andere - niet verrassend - in het flamencomuseum dat wij bezoeken. Er wordt opgetreden door danseres en twee dansers, begeleid door twee zangeressen en een fantastische gitarist. De dans is buitengewoon expressief en energiek en door het begeleidende handklappen en tapdansen ook zeer ritmisch. Indrukwekkend om mee te maken. Flamenco wordt vaak geassocieerd met zigeunercultuur, maar hoewel groepen zigeuners die in de 15e eeuw naar Spanje trokken zeker invloed hebben gehad (onder andere brachten zij het woord ‘flamenco‘ = Vlaming mee) heeft ook de lokale cultuur veel bijgedragen aan de ontwikkeling. Het is op en top Spaans en onwillekeurig moet ik denken aan mijn vader, de Spanjofiel, die er een groot liefhebber van was.
Na afloop nog een laatste keer uit eten. We zijn de tapas een beetje zat en daarom wordt het… Japans natuurlijk, Wende’s grote liefde. Sushi in Sevilla, het kan allemaal tegenwoordig.
Zondag is onze laatste dag, ‘s avonds vliegen we terug. We pakken de tram naar het centrum en beklimmen de Giralda, die Arabische klokkentoren van de kathedraal. ‘Beklimmen’ is overigens niet het juiste woord, want de toren bevat geen treden maar een helling die omhoog wentelt, dus feitelijk wandel je gewoon naar boven. Dit is zo gedaan omdat, zoals gezegd, de Giralda oorspronkelijk een minaret was en er dus vijf keer per dag een gebedsomroeper omhoog moest; nu kon hij dat gewoon op een ezeltje doen. (De Rundetaarn in Kopenhagen, de sterrenwacht, heeft dit trouwens ook, zie HIER.)
Helaas kunnen we niet de rest van de kathedraal bezoeken, omdat de zondagse mis gaande is. Vindt Wende helemaal niet erg. Zij gaat liever een beetje shoppen, oorbelletjes kopen en een badeendje in zo’n raadselachtige winkel met alleen maar badeendjes die overal in Europa opduiken.
Hierna is het tijd om terug te gaan. Eerst naar het hotel om de tassen op te halen, daarna de bus naar het vliegveld en vlucht HV5086 terug naar Eindhoven - die we bijna nog missen, als allerlaatste rennen we over de landingsbaan naar het toestel. Tegen twaalven zijn we weer thuis. Olé.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten