Naar huis, alweer

Maandag 25 september 2006
...en toen moesten we dat hele pokke-eind weer terug. 

We hadden al besloten geen rare toeristische fratsen meer uit te halen, maar gewoon straight terug te rijden, via de snelweg. Naar Utrecht zou dat 2150 kilometer zijn. Vijf dagen rijden, als alles meezat.

Keerpunt
Aan de ZR-32-93 zou het niet liggen, die functioneerde -ondanks z'n belastingvrije leeftijd- uitstekend; het enige heuvel op de heenweg was een klein gaatje in de uitlaat dat Wander heeft gerepareerd door er een bierblikje omheen te plaatsen - tot zijn spijt een Duits blikje, hij kon geen Nederlands blikje in de vuilnisbak vinden. Ja, van die generatie is m'n vader nog. Verder waren ook wij weer bijgetankt in Santiago, dus daar gingen we dan, op dinsdag (dag 11), met vijf kilo souvenirs in onze bagage en ná achterlating van een kraanvogeltje, een gewoonte van m'n vader. 

De vogels zijn gevlogen

Gelukkig. Het zat mee. We zijn inderdaad in vijf dagen teruggereden. In theorie voerde de reis door Spanje, Frankrijk en België, in de praktijk bevonden we ons in een merkwaardig soort land van, pak 'm beet, vijftig tot honderd meter breed en duizenden kilometers lang dat ik maar Autowegië noem. Auto's vormen hier de voornaamste populatie, vrachtwagens maken de dienst uit, en motoren horen tot een te verwaarlozen minderheid die vreselijk degiscrimineerd wordt: beschimpt, betoeterd, gemaand harder te rijden, van de weg gedrukt... Niet verwonderlijk dat er in deze harde, repressieve samenleving een ondergronds broederschap van motorrijders is ontstaan dat kontakt houdt door middel van geheime signalen. Tegemoetkomende broeder: vingertje van het stuur. Passerende broeder: voetje de lucht in. Het zijn stille, steelse gebaren die niemand opvallen, maar waarmee motorrijders elkaar te midden van het agressieve autogeweld een hart onder de riem steken. Verder bestaat er nog een ingewikkeld codesysteem waarmee de meer activistische broeders elkaar bij 120 á 140 kilometer per uur op de hoogte houden, zoals drie vingers omhoog houden (zaterdag vergaderen, drie uur), een typebeweging maken (ik heb een nieuw pamflet geschreven), of naar het eigen kruis wijzen (klote, het stencilapparaat is weer stuk!). Daarmee houdt zich echter slechts een minderheid bezig. Het leeuwendeel van de internationale moterrijdersbeweging bestaat uit pacifistische broeders die dromen van een andere, betere wereld, Motorwegië genaamd - een wereld waarin auto's gewoon niet voorkomen en er motorhelmen zijn uitgevonden die je haar niet zo raar platdrukken...

Zonsondergang in Autowegië
De eerste dag (419 km) sliepen we in en truckershotel voorbij Léon. Woensdag (dag 12, 453 km) werden we bij Bayonne overvallen door de duisternis en voelden we ons, in het bergachtige Spaans-Franse grensgebied vol hellingen en bochten, niet meer veilig op de weg, zodat we bij het eerste het beste benzinestation zijn gestopt en daar hebben overnacht, in een duizendsterrenhotel. Donderdag (dag 13, 520 km) haalden we Tours en overnachtten in een Formule 1-hotel. Vrijdag (dag 14, 380 km) begon met regen, maar later klaarde het op en passeerden we Parijs, druk en spannend als altijd, en bereikten een Formule 1-hotel halverwege Lille. En zaterdag (dag 15, 530 km) reden we Nederland binnen en koersten naar Lelystad, om m'n zus te bezoeken die twee dagen daarvoor was bevallen van haar vierde kind, een jongetje. Wander is 's avonds nog doorgereden naar Friesland, in de schemering en het donker, en dat is hem -ondanks het vertrouwde terrein- niet meegevallen, vertelde hij, want de Friezen reden als gekken, zo erg had hij het de hele trip nog niet meegemaakt. En ik heb me door Christel lekker laten terugrijden naar Utrecht. 

1000 sterren-hotel
Formule 1-coureurs
Zo kwam er een einde aan deze bijzondere motortocht. Op de kilometerteller stond 5200 kilometer: 2900 heen, 2300 terug. Over een periode van vijftien dagen wil dat zeggen: héél, héél véél rijden. Natuurlijk alle lof voor m'n vader! Hij heeft al die kilometers gereden, uur na uur, iedere seconde geconcentreerd, want op een motor kan de minste of geringste onoplettendheid fataal zijn. Waar je in een auto gedachteloos overheen rijdt terwijl je een beetje met de radio speelt -een gat in het asfalt, een olievlek, een leeg blikje- betekent voor de motor een doodssmak. Maar Wander heeft ons feilloos naar Santiago en weer terug gebracht. Ik heb me geen moment onveilig gevoeld en at mij betreft is hij geslaagd voor z'n motorexamen.
Als meerijder had ik het een stuk gemakkelijker. Ik zette m'n mp3-speler aan en droomde wat weg, dat ging zo'n drie kwartier goed en dan voelde ik de eerste kramp opzetten, meestal in m'n voeten en anders in m'n achterste, en begon het voorzichtige heen en weer schuiven, stukje naar links, stukje naar rechts, naar voren, naar achteren, weer naar links, coño! waar blijft dat benzinestation? De eerste paar dagen zat ik nog ietat onwennig en verkrampt achterop en had ik het gevoel bij iedere windvlaag weggeblazen te kunnen worden, maar gaandeweg verdween die schuchterheid en later zat ik zo vast als een huis, ontspannen, 'met losse handen', zelfs in staat om bij een vaartje van negentig per uur -wat door de bulderende wind wel hóndernegntig lijkt- een andere cd op te zetten, de Tomtom te controleren of even naar huis te sms-en om te vragen of m'n zus al was bevallen...

Zoek de verschillen... 

En verder heb ik experimenteel vastgesteld dat je gemakkelijk twee weken dezelfde broek kunt dragen, mits het maar een spijkerbroek is. Eigenlijk is alles dus voorspoedig gegaan. Ik vond het een fantastische trip. Maar zoals m'n vader altijd zegt: het leukste aan reizen is...thuiskomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten