Turkije

28 - 29 april 2019

Maandagochtend. Voor de eerste keer opent Wende de deur van ons bungalowtje. Ze kijkt naar buiten, snuift. En roept dan blij: “Ik ruik roerei!“




Voor het eerst in ons leven zitten we in een all inclusive resort. Voor Wende natuurlijk. Een keertje niet rondreizen, maar op een vaste plek met een zwembad en hopelijk wat Nederlandse speelkameraadjes. En niet te vergeten: op een plek met een lopend buffet. Dat was de belangrijkste eis van Wende, een lopend buffet. Zelf uitzoeken en blijven opscheppen - geef het kind eens ongelijk. Nou, ze kan haar lol op, want ze blijken hier het grootste buffet te hebben dat we ooit hebben gezien met een desserttafel waar geen eind aan lijkt te komen.



Zondag zijn we hier gekomen. Gevlogen van Dusseldorf naar Izmir met Sun Express, een toepasselijke naam voor een luchtvaartmaatschappij die op Turkije vliegt. Izmir (Smyrna in de klassieke oudheid) is een miljoenenstad, na Istanboel en Ankara de derde stad van het land. Had ik geen idee van, zoals ik ook geen idee had waar al die andere bekende plaatsen - Antalya, Alanya, Kusadasi - eigenlijk lagen. Die witte plek op de wereldkaart wordt deze week eindelijk ingevuld.
Op het Menderez vliegveld (genoemd naar een in 1960 door het leger afgezette en opgehangen premier) pikken we de huurauto op, een fors bemeten Fiat. Inmiddels is het half negen Turkse tijd geworden en pikkedonker. In een uurtje rijden we naar het resort dat een paar kilometer ten noorden van Kusadasi ligt. Eenmaal ingecheckt en gechipt - we krijgen een polsbandje om - eten we in het nachtcafé snel nog een broodje en drinken een biertje. All inclusive dus gratis, een concept waar we nog even aan moeten wennen. Of ik moet betalen? vraag ik voor de zekerheid. De ober schudt zijn hoofd en denkt er het zijne van. Daarna: lekker naar bed. 



Ons resort heet de Kustur Club en is een vijf sterren bungalowpark aan zee. In een parkachtige omgeving, waar eekhoorntjes over het gras dartelen, vind je huizenblokken met appartementen en zogenaamde ‘tuinkamers’ met een veranda zoals wij er eentje hebben. 




Keurige tegelpaadjes met ingemetselde ‘ Nazar’s’ - blauwe ogen die tegen het kwaad moeten beschermen – voeren naar het onbetwiste middelpunt van het resortgebeuren: het zwembad. Er zijn er een paar plus een apart deel met zeven glijbanen. De eerste dag is Wende niet weg te slaan uit het water. We hebben er geen omkijken meer naar, letterlijk niet, want nu zijn diploma C heeft kan ze echt niet meer verzuipen.



Helaas lukt het niet meteen om vriendinnetjes te vinden. Tot onze verrassing is het helemaal niet druk, het park is hooguit voor 30 tot 40% bezet schat ik zo, wat enerzijds heerlijk rustig is - geen gedoe met ligstoelen reserveren - maar anderzijds het aantal Nederlandse kinderen wat beperkt. Maar goed, Wende vermaakt zich prima. Nauwelijks zijn we bekomen van het ontzagwekkende ontbijtbuffet of er staan op magische wijze alweer ergens friet en hamburgers klaar, en daarna volgt snel het even spectaculaire avondbuffet. Het is eten en zwemmen, zwemmen en eten - en tussendoor stroomt de Sprite rijkelijk. Geen wonder dat Wende ’s avonds spreekt van ‘een topdag’. Enige minpuntje is de buil op haar hoofd die ze oploopt wanneer ze met een gymnastische frats het handdoekrek van de muur trekt en op de stenen veranda klettert. En o ja, ook de kinderdisco is geen succes. Voor de rest niets te klagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten