Oostenrijk

Augustus 1988

Na 3 weken, op 1 augustus, fietsten wij Oostenrijk binnen. Dat gebeurde voor de verandering eens 's ochtends in alle vroegte. 


Voor één keer – de eerste en laatste keer deze trip – ging een grote wens van mij in vervulling, namelijk om voor dag en dauw vertrekken en niet eerst koffie te drinken en broodjes te halen om dan aan het eind van de ochtend zoetjesaan eens ons been over het zadel te slingeren. Deze dag zaten we om 8:30 goed en wel op de fiets en reden in alle rust tussen de fluitende vogeltjes langs de Donau, over een heerlijk fietspad dat we uiteraard helemaal voor onszelf hadden – en als beloning voor onze matineuze bevlieging trakteerde het leven ons op het fraaiste panorama van de hele reis, namelijk het stuk tussen Passau en Aschach waar de rivier een soort canyon vormt en meandert tussen diep uitgesneden bergwanden. Prachtig! Zo reden we Oostenrijk binnen.

  

Over Oostenrijk hadden we vooraf enige zorgen gehad. Immers, Oostenrijk = Alpen. Hoe zouden onze fietsen en benen zich houden te midden van de hoogste bergen van Europa? Maar geen nood. Tot onze verrassing bleek het noorden van Oostenrijk behoorlijk vlak, ja regelmatig oogde het landschap verrassend Nederlands met z’n groene weiden en boerderijen. Zonder moeite konden we de Donau blijven volgen en drie dagen later arriveerden we in Wenen, waarbij we ook nog kans zagen onderweg de bekende abdij van Melk te bezoeken, mooi gezeteld op een rots boven de rivier. Het enorme gebouw (3 voetbalvelden lang) telt 1365 ramen en lijkt van binnen – klooster of niet – één groot barok spiegelpaleis. Of het nou de bibliotheek is of de kerk of de ‘keizervertrekken’ waar Napoleon nog had gelogeerd, alles was van goud en marmer.


Onderweg naar Melk


Het bleek een voorproefje van wat ons in Wenen zelf te wachten stond, de barokhoofdstad van de wereld. We brachten er twee dagen door. De stad maakte niet heel veel indruk op me, maar ik ervoer wel voor het eerst hoe fijn het is om bij zo’n stedentrip gewoon je eigen fiets bij de hand te hebben. Onze camping zat in Klosterneuburg, zo'n 3 kwartier fietsen naar het centrum; en eenmaal daar peddelden we vrijelijk heen en weer tussen alle bezienswaardigheden, zoals slot Schönbrunn (van Sissi) dat weer 7 km verderop lag. 


Ook bezochten we de Nationale Bibliotheek van Oostenrijk met zijn barokke pronkzaal van 80 meter lang, die zich bevond in de Hofburg, het paleis van de Habsburgers (en tegenwoordig de bondspresident) pal in het centrum. Verder namen we een kijkje in de Stephansdom, aten we ergens dure Sachertorte, ontspanden we ons in een park en deden we ons ‘s avonds te goed bij McDonald's, nogal een uitspatting voor ons doen na wekenlang gierst, pasta en semmelknödel voor onze tent te hebben gegeten. Daarna waren we voldoende opgeladen om de reis te hervatten.

Ja, nu ging het spannend worden. Van Wenen naar de Hongaarse grens was nog een kilometer of 80. Dat konden we in een dag redden. Alleen: doet-ie het of doet-ie het niet? Anders gezegd: was de grens open?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten