Praag

26 juli – 1 augustus 2008

Ons campertje wordt een weekje uitgelaten en wij gaan mee. We vertrekken zaterdag, na tweeën pas, want eerst inpakken, inruimen, boodschappen etcetera...bovendien moet er ook nog getraind worden ’s ochtends, een duurloop van 12,5 kilometer. Christel is in training voor de Dam-tot-Dam-loop en houdt zich strak aan haar trainingsschema. 


De dampende loopschoenen gaan zelfs mee in de camper, in een grote boodschappentas samen met de bergschoenen, waar ze de rest van de week niet meer zullen uitkomen, evenmin als die bergschoenen. Dat weten jullie dus alvast.

Ver zullen we die eerste dag dus niet komen. Temeer omdat we na het passeren van de Duitse grens een uurtje langs de weg stoppen, want we luisteren naar Radio 1, naar de spannende ontknoping van de Tour de France, en zijn bang het signaal kwijt te raken. Pas nadat Carlos Sastre heeft gewonnen durven we ons verder het land in te wagen. We richten ons op Hannover. Omdat het warm en benauwd is, zoeken we een camping met zwemgelegenheid en die vinden we iets voorbij Hannover, in het Hämelerwald. Een plekje aan een meertje vol riet, pompeblêden en ganzen. Niettemin nemen we een duik die lekker opfrist. De hangmatten worden uitgerold, flesje rosé erbij en na een paar minuten beginnen we al te soezelen. Dit voelt echt als vakanzzzzie.

Zondag slapen we uit. Om een uur of half elf gaan we weer op pad. We zoeken nog even naar een beheerder, we willen echt wel betalen, maar omdat die nergens is te bekennen beschouwen we dit maar als een gratis camping. Door voormalig Oost-Duitsland rijden we richting Praag. Het landschap is licht golvend, leeg, een beetje saai. Opnieuw is het ontzettend warm.

Voorbij Dresden passeren we de Tsjechische grens. We kopen een visum en wisselen geld, want ze hebben hier verdorie nog geen euro. Iets verderop worden we onverwachts van de snelweg geleid en rijden we opeens op een tweebaansweg langs de Moldau, maar verder verloopt de reis zonder noemenswaardigheden, tot we in Praag de ringweg missen en dwars door het centrum maar weer de juiste snelweg moeten zien te vinden en de juiste afslag naar de camping. Dat valt nog niet mee. Pas anderhalf uur later, na veel heen en weer rijden, hebben we eindelijk het voorstadje Slivenec gevonden en de camping die een collega van Christel had aangeraden. ‘Camping Autoservice’ is de naam. Onthoud die naam! Een kleine ommuurde boomgaard met appel- en kersenbomen, daartussen het bekende witte vakantiefruit uit Nederland, caravans dus, een stuk of acht. Het is inmiddels te laat geworden om nog naar Praag te gaan. Dus koken we zelf een pastamaaltje, halen hangmat en rode wijn weer te voorschijn en kijken naar de stralende sterrenhemel.

Camping Autoservice

Maandag moeten we eerst aan de slag met…een lekke band. We hadden de vorige avond al gezien dat de rechterachterband erg zacht was en zelfs al geprobeerd deze op te pompen met de elektrische pomp die Wander –met merkwaardig vooruitziende blik– recent aan de inventaris had toegevoegd. Maar er kwam meer herrie dan lucht uit het ding zodat we elkaar daar op die verder doodstille camping even aankeken en besloten er eerst een nachtje over te slapen.

Daarna ging het als volgt, aldus ons dagboek:
“Goed, die band dus. De pomp werkt prima, er wordt lucht ingeblazen, maar de band blaast terug en op een gegeven moment begeeft het ventiel het en loopt de band in één zucht leeg. Mooie boel. We laten het reservewiel zakken. Deze lijkt hard, maar blijkt later ook hartstikke leeg. De krik komt te voorschijn. We zoeken naar een goed mikpunt onder de camper en twijfelen wat, maar dan komt onze buurman uit Middelstum, Groningen eraan en plaatst het apparaat met gezag onder de achteras en helpt ons met het verwisselen van de band. Nu, met een goede band, werkt de pomp prima en we weten hem zelfs te vullen tot 2,2 bar.”

Maar dan komt het:
 “ Van [die buurman]  horen we dat er een garage in het dorp is. Als we er met de band  heegaan blijkt het zelfs een bandenspecialist te zijn, hoe is het mogelijk! Razendsnel plaatst de man een nieuw ventiel, betaling wuift hij weg. Wat een service! Opgetogen leggen we de gerepareerde band onder de camper neer...niet vergeten bij vertrek...”

Nu begrijpen we waar de camping z’n naam vandaan haalt...

Opgelucht, of bijgelucht, of hoe je het ook moet noemen, kunnen we om kwart voor één eindelijk richting Praag. Eerst met de bus naar het eindpunt van de metrolijn, dan met de metro de stad in. We stappen uit bij halte Mustek, op het Wenceslasplein, Václavské námestí, zeg maar de Dam van Praag, niet het mooiste plein maar het natuurlijke verzamelpunt voor van alles en nog wat. Demonstraties bijvoorbeeld. Het eerste dat we hier doen is lunchen bij een vestiging van Subway. En terwijl we onze tanden zetten in een kapitalistisch formulebroodje en uitkijken over het Wenceslasplein dat ligt te blakeren in de zomerhitte, denk ik---

---hoe anders het was de eerste keer dat ik hier kwam! Dat gebeurde in 1989, in de donkere dagen voor kerst, een maand na de val van de Berlijnse muur: Praag was toen duister, gesloten en ijskoud. Het licht kwam na negenen, hield het rond vieren voor gezien. Straatlampen waren met een lampje te zoeken – gelukkig brandden er overal kaarsjes, ook op het Wenceslasplein, waar op een aantal plekken stapels bloemen, briefjes, lichtjes getuigden van het grote wonder dat zich hier een paar weken eerder had voltrokken en de geschiedenis is ingegaan als de ‘fluwelen revolutie’. Na twee maanden demonstreren had het Tsjecho-Slowaakse volk op vreedzame wijze haar communistisch juk afgeworpen. Ik had het ongelooflijke proces op de voet gevolgd, elke dag de kranten gespeld, meegeleefd met de volksmassa’s op het Wenceslasplein. Even dreigde onze busreis – geboekt bij het studentenreisbureau NBBS– niet door te gaan, maar net op tijd capituleerden de leiders voor de tijdsgeest (‘die Wende’ zoals de Duitsers zeiden) en werd schrijver Vaclav Havel, mijn held ook, naar voren geschoven als de nieuwe president. Precies op dat scharnierpunt in de Tsjechische geschiedenis liepen wij dus rond in Praag. Het was een onvergetelijke ervaring, hoewel ik me achteraf vooral de verlaten straten herinner vol schaduw en gure mist en kleine, oubollige Oostblokkroegjes waar we, om op te warmen, Irish whiskey-achtige schnapps dronken van 80 cent per glas---

In 1992 was ik weer in Praag, in de zomer, en toen al was er weinig terug te vinden van die kille communistische sfeer. Laat staan nu anno 2008. De stad bruist als een fles champagne waar de kruk net is uitgeknald: terrassen, winkels, souvenirshops, hamburgertenten, straatartiesten, buitenlanders, dit hele toeristenbrouwsel bubbelt rijkelijk door de straten, de geest is uit de fles. Maar Praag kan het hebben. Het is druk geworden, zeker, en de globalisering, lees MacDonaldisering heeft toegeslagen, maar anderzijds voelt de stad daardoor nu toegankelijk en levendig aan, op dezelfde wijze (en schaal) als, zeg, Kopenhagen of Amsterdam.


De Moldau

En ondertussen blijft Praag een prachtige stad, misschien wel de mooiste die ik ken. Aan de ene zijde van de rivier de Moldau het schitterende achttiende-eeuwse centrum rondom het Oude Raadhuisplein; aan de andere zijde de heuvelachtige burchtwijk met kasteel, kathedraal, klooster, park; en daartussen de majestueze Karelsbrug, overdag het toneel van souvenirverkopers en bedelaars, ’s avonds van straatmuzikanten en uitgaanspubliek, dit alles somber gadegeslagen door tientallen heiligenbeelden die al eeuwen getuige moeten zijn van al dat God heeft verboden.

Karelsbrug van binnen...

...en van buiten

We wandelen naar het Oude Raadhuisplein en bekijken de grote astronomische klok. Toevallig zijn we net getuige van een 'optreden', met ronddraaiende heiligen, een kraaiende haan en een skelet dat zwaait met een bel – memento mori, gedenk te sterven, een geliefd thema in de Middeleeuwen. Vervolgens lopen we door naar de Karelsburg en waden door de menigte naar de overkant, Mala Strana (kleine zijde). Het is een stuk rustiger hier, en helemaal in het Petrinpark, waar we met het kabelbaantje naartoe gaan. We hebben besloten maar even een paar uurtjes niets te doen, want het is godsgruwelijk heet.


Astronomische klok

Burchtwijk vanuit Petrinpark

Na wat suffen en het fotograferen van een eekhoorntje gaan we kijken bij een klein Oekraïens kerkje van donker geteerd hout, mooi van eenvoud, vergelijkbaar met de staafkerkjes in Noorwegen die een verpletterende indruk op mij maakten destijds. (Zie HIER.Aansluitend wandelen we langs het Strachovklooster naar de Praagse burcht, dwalen over de binnenplaatsen en bezoeken de Sint Vitus-kathedraal met de grote glas-in-lood-ramen waarvan eentje opvalt door z’n moderne stijl, Jugendstil, deze blijkt beschilderd te zijn door Alfons Mucha. Ook het Gouden Straatje pakken we mee, de bekendste bezienswaardigheid van Praag: een aflopend straatje van piepkleine pastelhuisjes waar de goudsmeden van de koning woonden, en waar ook Franz Kafka nog een tijdje heeft gebivakkeerd.

Sint Michaelkerk

Ach ja, Franz Kafka: Praag’s beroemdste zoon. Een gekwelde jongeman, op z’n veertigste gestorven aan tuberculose, schrijver van een klein oeuvre van vreemde, beklemmende verhalen en romans, grotendeels na z’n dood in 1924 gepubliceerd. ‘Het proces’ is zijn bekendste boek, over een man die gearresteerd wordt zonder te weten waarom en verzeild raakt in een onbegrijpelijk proces. De openingszin is wereldberoemd geworden: “Iemand moet Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had, werd hij op een ochtend gearresteerd”. Voor wat het waard is: de toonaangevende American Book Review zette deze zin in 2009 op plaats 13 van een top honderd beste openingszinnen. (Nummer 1 was het begin van ‘Moby Dick’: “Noem me Ismael.”) Op de lijst ontbreekt een andere legendarische openingszin van Kafka: ‘Toen Gregor Samsa op een ochtend uit onrustige dromen ontwaakte, ontdekte hij dat hij in zijn bed in een reusachtig ondier was veranderd.' De start van het verhaal ‘De gedaanteverwisseling’, over een man die op een dag zomaar veranderd blijkt in een levensgrote kever.

Dit is Kafka ten voeten uit. Absurde premissen, raadselachtige ontwikkelingen, de onheilspellende sfeer van nachtmerries. Van Kafka wordt gezegd dat hij als geen ander de geest van de twintigste eeuw heeft ‘getroffen’: het gevoel van vervreemding en ontmenselijking, veroorzaakt door het ontstaan van moderne bureaucratie met z’n anonieme instanties, gebouwen, procedures. We hebben er het woord ‘kafkaiaans’ of ‘kafkaesk’ aan te danken. Kafka heeft nooit geleefd in een communistisch systeem, dat begon in Tsjecho-Slowakije pas 20 jaar na z’n dood, maar het lijkt alsof hij het voorvoelt heeft. Zijn beeltenis, het knappe maar lege, wat droefgeestige gezicht is moeilijk te missen in het straatbeeld van Praag. In 2008 hield ik me er niet echt meer mee bezig, maar in 1992 bezocht ik Praag met mijn vriend Peter met wie ik samen Europese Letterkunde studeerde en colleges over Kafka volgde, dus wij snoven die literaire aanwezigheid destijds gretig op.

Nu focussen Christel en ik ons meer op John Lennon. Ergens in Mala Strana staat namelijk de zogeheten ‘John Lennon-muur’: een stuk stadsmuur waar, na Lennon’s dood in 1980 (op z’n 40e trouwens, net als Kafka), mensen spontaan allerlei graffiti plaatsten geïnspireerd door zijn werk. You may say I’m a dreamer...but I’m not the only one... Tijdens de communistische jaren was het een van de weinige mogelijkheden tot subversiviteit en stil protest, na de fluwelen revolutie werd het meer en meer gewoon een toeristische trekpleister. Er staat een beeldje van Lennon en voor de rest is het een bonte verzameling van idealistische kreten en tekeningen.




Avond ondertussen. We drinken een biertje en strijken neer bij een Mexicaans restaurant, eten buiten op straat. Het is inmiddels lekker weer geworden, niet meer zo warm. Met tram en bus keren we terug naar de camping.

Dinsdag is een lege dag, zowel in mijn dagboek als in mijn geheugen. Het enige dat ik mij herinner is dat we de Oude Joodse begraafplaats hebben bezocht. Dit is een hele bijzondere plek: midden in de stad, aan alle kanten ingebouwd, maar verstild zoals alleen begraafplaatsen dat kunnen zijn, vol verweerde en bemoste zerken die schots en scheef door elkaar staan. Het is de oudste nog bestaande Joodse begraafplaats van Europa, daterend uit de 15e eeuw.  Ooit kregen de joden van Praag deze hectare toegewezen, maar uitbreiding werd verboden, zodat eeuw na eeuw de doden hier een plek moesten krijgen: was het vol, dan werd er een nieuwe laag aarde op de graven gestort en ging men weer verder. Bijkomende complicatie is namelijk dat volgens de joodse wet grafstenen nooit verwijderd mogen worden, zelfs niet verplaatst. Men schat dat er zo’n 12 lagen op elkaar liggen, waarin 100.000 mensen zijn begraven. Pas eind 18e eeuw konden de joden uitwijken naar een uitgestrekt terrein elders in de stad, uiteraard de Nieuwe Joodse Begraafplaats genoemd. Daar vind je het graf van Franz Kafka, ook een jood.

Oude Joodse begraafplaats

(Overigens herinner ik mij hetzelfde verhaal over Parijs, waar de (niet-joodse) bewoners uit ruimtegebrek ook laag na laag volstouwden, totdat de begraafplaatsen uit hun voegen barsten en de schedels over straat rolden, zodat besloten werd alles af te graven en de skeletten op te slaan in de catacomben van de stad, waar ze nog steeds te bezichtigen zijn. Wie eens iets anders wil doen dan het Louvre en de Eiffeltoren...bezoek Les Catacombes. Tip.)

Oude Raadhuisplein

De volgende dag, woensdag, beginnen we aan de terugreis via de hoofdroute door Bohemen. Eenmaal in Duitsland kost het grote moeite om een leuke camping te vinden, de een na de andere caravanopslagplaats wordt afgekeurd, pas om half negen ‘s avonds arriveren we nabij Hohenstadt eindelijk op iets kleins en groens. We parkeren de camper tussen kleine appelboompjes. Donderdag blijven we hier. Hangmat, lezen, een rondje fietsen door fraaie valleien vol groene bossen en goudgeel graan. Voor vertrek hadden we nog enkele woeste plannen gemaakt voor deze laatste paar  dagen –Berchtesgaden bezoeken, raften– maar het blijkt allemaal veel te ver en te omslachtig. In plaats daarvan rijden we vrijdag terug naar huis.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten