Troch it heitelân

Over een wandeling door Friesland
15-16 augustus 2008

Ze mogen dan vloeken en tieren als grote kerels  –uit, bliksems! heidaar! kwea! godverdomme boven! – maar in mijn ogen zijn het slechts jochies, bleek en gesoigneerd, niet te vergelijken met de kaatshelden uit mijn jeugd, de stoere mannen met woeste snorren en baarden die spuugden in hun want en bal na bal naar de verdoemenis sloegen, áchteruit verdomme… 

Voor de rest lijkt echter veel hetzelfde gebleven. Ik herinner het me opeens weer, al die dingen om me heen, moeiteloos, ook al was ik zelfs vergeten dat ik ze ooit was vergeten: de jongetjes met de kaatsblokjes, de scheidsrechters, het ingewikkelde scorebord (een woord borrelt op uit de diepte, telegraaf), de notabelen op het podium, de eenvoudige muziekkapel van waaruit de plaatselijke fanfare dit dorpstafereeltje met koper omlijst…  Alleen de bomen zijn nieuw. Die waren er nog niet, destijds, toen op dit weiland vol graspollen en koeievlaaien achter het schoolplein een nieuw kaatsveld werd aangelegd. Lang bleef het een kale, winderige vlakte waar de frisse jonge aanplant net zo erg stond te huiveren als de kaatsers, maar inmiddels, ruim vijfentwintig jaar later, blijkt de begroeiing opgeschoten tot een dikke groene bosschage die het veld omringt, beschut, transformeert tot een echte Friese kaatsarena.
Het is zondag 16 augustus. Door een merkwaardig toeval ben ik uitgerekend vandaag, de derde zondag van augustus, verzeild geraakt in Kimswerd, het dorp waar ik ben opgegroeid. Al sinds jaar en dag is het hier kermis in het derde weekend van augustus en wordt er op zondag gekaatst. Geen moment aan gedacht toen ik met Marcel dit weekend koos om te wandelen: het was het enige weekend in de zomer dat we beiden konden. Geen idee zelfs of we Kimswerd zouden aandoen, al kon het niet anders of onze route kwam in de buurt, want we zouden van Workum naar Harlingen lopen, een etappe van het Friese Kustpad waar Marcel al een jaartje of twee mee bezig is, niet mee bezig is, een beetje mee bezig is… Ik had even geaarzeld de uitnodiging aan te nemen, want het leek me aanvankelijk een beetje saai om te wandelen door een streek die je kent als een oude broekzak. Maar ja, het gezelschap is belangrijker dan de omgeving, zo dacht ik bij mijzelf, en dus prikten we een –schijnbaar willekeurige- datum.
Op zaterdag rijden we naar Friesland en stellen verheugd vast dat ons weekend gezegend gaat worden met fraai weer - een goedmakertje waarschijnlijk, want tijdens onze  VORIGE WANDELING, eind negentiende eeuw, regende het de hele dag.We stallen de auto in Harlingen op het grote parkeerterrein voor de eilandgasten en stappen op Taxi Wander die ons naar Workum brengt. De nieuwe Bruce Springsteen staat op en het dak gaat eraf. In Workum drinken we nog even koffie op het roezemoezige kerkplein en vergrijpen ons –nu we toch in Friesland zijn- aan de oranjekoek. Daarna verlaten Marcel en ik het stadje via een steegje en een bruggetje en staan onverwachts snel in een weiland boordevol zon en plattelandsstilte. De korte broeken gaan aan. Onze wandeling is begonnen, veertig kilometer te gaan de komende twee dagen.
De route voert ons door weilanden, over een binnendijk,  langs tegelpaadjes, over een landweg van betonplaten. Het is schitterend weer, zonnig, nauwelijks wind. We bespreken van alles en nog wat en de tijd vliegt. Na een paar uur komen we in Allingawier. Wie dit museumdorp wil betreden dient entree te betalen bij de kerk, maar wij hoeven er alleen maar langs en dat is gratis; we mogen zelfs een colaatje drinken op het beschaduwde tuinterrasje aan het water, mits we aan de cassiëre beloven dat we niet alsnog stiekem het dorp binnensluipen.
Vanaf Allingawier is het nog een uurtje naar Makkum, langs een brede vaart. Aan het eind verspert een massief zwartijzeren hek ons de weg en moeten we over de hoofdweg verder, een routewijziging waar Marcel zich zeer over opwindt, omdat deze niet op de LAW-site staat vermeld. Dit komt zéker in zijn email aan Stichting LAW, naast nog wat andere, kleinere ongerechtigheden die hij heeft opgemerkt, zoals het ontbreken van markeringen her en der. Wandelen is een serieuze zaak en routes moeten deugen, aldus Marcel die overigens wel met een boekje van tien jaar oud rondloopt.
Tegen zessen staan we in hartje Makkum. Ons pension bevind zich vlakbij het sluisje, op Vallaat 30. Er gebeurt niets als we aanbellen, dus we drinken eerst maar een biertje, bij café De Prins aan de sluis. De avondzon streelt, zeilscheepjes dalen en rijzen, naast ons nemen Friese baliekluivers de Olympische Spelen door. Anderhalf uur later staan we weer bij nummer 30 en opnieuw gebeurt er niets, ook niet als we het 06-nummer bellen dat bedoeld is voor noodgevallen. Vreemd. Nou ja, dan maar eerst wat eten. Na een kleine inventarisatie van alle horecagelegenheden strijken we neer op het terras van bistro De Waag en eten tournedos en zalm, begeleid door een Portugees wijntje. De lange broek moet weer aan, maar verder is het nog steeds een heerlijk zomeravondje.
Om tien uur ziet het pension er nog steeds donker uit. Ditmaal gaat er echter wel een raampje open en in het duister ontwaren we een jong meisje dat ons na enige aarzeling binnenlaat, als blijkt dat we hebben gereserveerd. Nadat we onze rugzakken naar de kamer hebben gebracht maken we nog een rondje door Makkum, langs de grachtjes, het dijkje, de lange steiger met zeilboten aan weerszijden. We vinden het ongelooflijk stil in het stadje. Marcel fantaseert hoe het zou zijn om hier te wonen en laat zijn oog vallen op Vallaat 6, een fraai herenhuis aan de gracht dat te koop staat voor een belachelijk laag bedrag. Met een hoofd vol dromen over landelijke rust en eenvoud legt hij zich te slapen. Ik ben zulke dromen al voorbij, ik héb hier immers gewoond, mij sust de wijn in slaap.
De volgende ochtend, zondag, wacht ons een prima ontbijt én de eigenaresse, die uitlegt dat ze op een feestje was gisteren, maar dat de voordeur gewoon open had moeten zijn. Misverstandje. Rond tienen zijn we weer op pad. Het is bewolkt en het waait, lekker fris wandelweer. Langs een vaart lopen we naar Wons en pauzeren even bij het kerkje op de terp vol grafstenen. Marcel  vindt het een beetje luguber, zo’n kerkhof midden tussen de huizen, en ik realiseer me dat het mij niet eens was opgevallen, zo gewend ben ik kennelijk aan zo’n Fries decor. In Kimswerd is het niet anders. Ik moet denken aan de begrafenis van Jan van Oudheusden, aan de ouderwetse, ja bijna Middeleeuws aandoende eenvoud waarmee de stoet driemaal rond het kerkje liep en de kist tenslotte liet zakken in een kuil die zichtbaar was vanaf het huis van Geertje, de weduwe, want zij en Jan woonden naast het kerkhof. Mij kwam dat toen heel natuurlijk voor. Et in Arcadia ego. Ook ik ben in Arcadië, zei de man met de zeis.
Vanaf Wons lopen we met een grote boog om Pingjum heen en zo wandelen we tenslotte het decor van mijn jeugd binnen, dat enorme universum van een paar vierkante kilometer. De zeedijk, de molen, de bietenvelden, het dorp aan de horizon. Ik was hier voor het laatst bij Jan’s begrafenis, een jaar of vijf, zes geleden, zoiets. Wat ik voel is lichte opwinding, maar niet meer dan dat: kalm registreer ik de bekende plekjes –de sloot waar ik viste, het bosje tot waar ik de hond uitliet- en verder gebeurt er niet zoveel. M’n vermogen tot sentimentaliteit lijkt nogal afgenomen met de jaren. Ik geef Marcel een kleine rondleiding door het dorp, dat uitgestorven is. Iedereen is naar het kaatsen toe. Ook wij begeven ons tenslotte naar het ‘nieuwe’ kaatsveld en kijken een uurtje naar de eersteklas partij, totdat Marcel de grondbeginselen, inclusief de puntentelling, naar eigen zeggen onder de knie heeft. Ondertussen kijk ik rond, maar ik herken geen enkel gezicht, geen enkel gezicht herkent mij. Ik ben een vreemde hier. Mijn tijd is geweest.
Hierna is het nog een uurtje naar Harlingen, over de dijk. Ter afsluiting drinken we een biertje aan de Zuiderhaven. Het was een meer dan geslaagd weekendje. Marcel vond het geweldig, alleen al omdat hij –jonge vader- eindelijk eens een keertje kon uitslapen. En ik vond het, niettegenstaande mijn verwachtingen vooraf, interessant m’n heitelân weer eens te bezoeken en de plekken van weleer te zien, waarbij ik moet zeggen dat de plekken van nu zijn en je het weleer er zelf bij moet denken. Wie kaatst kan de bal verwachten. Godverdomme nog aan toe.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten