Stockholm

10 - 12 augustus 2018

Een stad gebouwd op palen, dan denk je toch aan Amsterdam. Maar Stockholm kan er ook wat van. Letterlijk betekent de naam ‘eiland op palen’ en dat verwijst naar de ligging op 14 eilandjes, verbonden met 57 bruggen, aan de in de ijstijd ontstane ‘scherenkust’ van 24.000 rotseilandjes langs de Oostzee.



Historisch centrum is het Gamla Stan, de Oude Stad, een eilandje met smalle straten en steegjes en fraaie herenhuizen in rood en oker. Je vindt hier het enorme Koninklijke Paleis, volgens ons ANWB-reisgidsje het grootste ter wereld, maar de schrijver daarvan is kennelijk nooit in Bandar Seri Begawan geweest (wij wel, zie HIER) waar de sultan van Brunei zijn oliedollars heeft laten wapperen richting een megakasteel. Vandaag, op een hemelse dag medio augustus, ziet het in Gamla Stan zwart van de toeristen en ook wij wandelen er wat rond, met een kind dat van etage naar etage fladdert, aangetrokken door ludieke vikinghelmen en poppen van trollen en elfen.


Hart van de Oude Stad is het Stortorget, wat zijn naam –Grote Plein– niet helemaal waarmaakt als je het mij vraagt, het is maar een bescheiden pleintje. Mooi is het wel, met z’n gekleurde gevels die mediterraan oplichten in de zon. Bij de fontein hangen mensen rond, de terrassen zitten vol, er staat een ijsjeskraam en een coverbandje speelt ‘Hallelujah’ van Leonard Cohen. Eén zijde van het plein wordt ingenomen door een achttiende-eeuws bouwwerk dat lang dienst heeft gedaan als beursgebouw, maar tegenwoordig een hele andere toepassing heeft, met dank aan het beroemdste testament uit de wereldgeschiedenis, namelijk dat van Alfred Nobel.
 

Deze steenrijke uitvinder en industrieel liet in 1895, kort voor zijn dood, vastleggen dat de rente op zijn fortuin ten goede moest komen aan vijf jaarlijks uit te reiken prijzen (voor natuurkunde, scheikunde, medicijnen, letterkunde en vrede). Sinds 1901 gebeurt dat, en de rest is geschiedenis. In het beursgebouw zit nu op de begane grond het Nobelmuseum en op de eerste etage vergadert iedere week de Zweedse Wetenschappelijke Academie, het orgaan dat bepaalt welke wetenschappers de Nobelprijs krijgen en daarmee onsterfelijk worden.


Wij bezoeken het museum. Veel foto’s van bejaarde prijswinnaars, vitrines met wetenschappelijke instrumenten (zoals de elektrodenbuis van Wilhelm Röntgen, in 1901 de eerste winnaar van de Nobelprijs), uitleg over de diverse tradities en medailles. Zo blijkt de Nobelprijs voor de Vrede een Noors onderonsje te zijn: ze wordt toegekend door een comité van vijf leden van het Noorse parlement en uitgereikt in Oslo – precies zoals het is bepaald door de stervende Alfred Nobel. En de zesde prijs, die voor economie, heeft Nobel niet zelf bedacht, want economie als vak bestond in zijn tijd nog helemaal niet; die prijs is in 1968 ingesteld door de Zweedse Rijksbank. Nou ja, van die dingen dus. Het is lastig om zo’n cultureel fenomeen als de Nobelprijzen, en de enorme onstoffelijke dimensie daarvan, weer te geven in een museum. Maar het is leuk er even doorheen te dwarrelen en je te koesteren in het licht van de grote geesten van de mensheid.


Daarna eten we een ijsje op het Stortorget en wandelen verder door Stockholm, langs het Koninklijk Paleis en over een brug naar het Kongsträdgarden, de voormalige koninklijke moestuin, nu het centrale stadspark. Het is er druk, er is een soort Olympisch festijn gaande waarbij je allerlei sporten kunt proberen, van boksen tot roeien, van handbal tot voetbal. Sowieso lijkt er van alles op stapel te staan in de Zweedse hoofdstad, her en der worden podia opgebouwd. Als we verder lopen, komen we in het moderne centrum met grote winkelstraten en bekende ketens en een anti-racisme-demonstratie.


We zijn onderweg naar het Centraal Station, naar een weirde attractie waar Christel en Wende hun zinnen op hebben gezet: de Ice Bar. Hier is met dikke ijsblokken afkomstig uit Lapland een bar gebouwd waar alles van ijs is gemaakt –bar, stoelen en glazen inclusief– en het permanent vijf graden onder nul is. We krijgen dikke jassen aangereikt die van ons een soort oversized tuinkabouters maken en stappen dan door een luchtsluis de bar binnen. Daar staan we dan. Buiten beleeft Stockholm een ongewoon zwoele zomeravond, twintig graden plus, dat zien ze niet zo vaak hier in het hoge noorden, en wij staan in een soort hippe iglo onder het vriespunt een cocktailtje te drinken. Over coole ervaringen gesproken.



Enfin. We warmen weer op bij een restaurantje in een winkelstraat en dan zit ons bliksembezoek aan Stockholm erop en moeten we weer naar het station om de trein te pakken. We zitten namelijk een flink eind uit de stad, op camping Galo Havsbad ergens in een natuurgebied. Daar konden we een stuga huren, zo’n houten huisje dat er van buiten zo pittoresk uitziet. Leek ons wel handig, er werd namelijk slecht weer voorspeld, maar uiteindelijk hebben we twee dagen lang geen druppel regen gezien. Maargoed. Het is een mooi, stille camping in een bosrijke omgeving en als we –na een half uurtje treinen– in de avondschemering de laatste kilometers met de auto afleggen zien we opeens…een heuse eland. Hij rent gauw de bosjes in, dus een foto maken zit er niet, maar we hebben hem gezien. Nu kunnen we gerust weer huiswaarts.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten