Caïro

22 - 23 april 2023 

Onlangs, tijdens een saaie autorit, filosofeerden we met z’n drieën over de landen die we nog zouden willen bezoeken voordat Wende haar ouders zat was en zelf op pad ging. Er kwam een top-vijf uit en Egypte stond daarin. Niet het Egypte van zon, zee, strand, maar het Egypte van de farao’s: het land van piramides, tempels en de Nijl. Vandaar dat we in de meivakantie ineens in vlucht MS734 van Egypt Air naar Caïro zaten. 

 

We vlogen vanaf Düsseldorf, dat bleek de beste optie. Het is een bescheiden luchthaven met maar 2 landingsbanen en inchecken en alles ging van een leien dakje, niet vanzelfsprekend tegenwoordig. Vanuit de wachtruimte zagen we hoe Wende’s kleurrijke koffertje buiten op een transportband werd getild en de buik van ons toestel in schoof – voor de grap maakte ik nog een foto. Des te raadselachtiger was het dat eenmaal in Caïro juist dàt koffertje niet terug verscheen op de transportband. Hoe dan!? 

 

Personeel aanschieten, foto laten zien, bellen, loket, wachten. We kregen het merkwaardige verhaal te horen dat iemand anders ‘per ongeluk’ haar koffertje had meegenomen en - al voorbij de douane - zijn of haar fout had ontdekt en het koffertje maar weer had ingeleverd. Verdomd, het bleek nog waar ook. Eenmaal voorbij de douane troffen we inderdaad Wende’s koffertje aan bij een loket van Egypt Air, een hele opluchting. Ook voor Poes-Poes, Layla, Joost en Girafje die anders godweetwaar hun knuffelleven hadden moeten slijten…

Met flinke vertraging liepen we dus naar buiten. Gelukkig stond de taxichauffeur van ons hotel nog te wachten. Het was ongeveer één uur rijden. Caïro is natuurlijk enorm, een metropool van meer dan 20 miljoen inwoners, en ons hotel bevond zich helemaal aan de westzijde, in Giza, vlakbij de piramides. Wat heet! Het hotel lag er een steenworp afstand vandaan, vanaf het dakterras keek je er recht tegenaan: massieve schaduwen in het donker. Ongelovig keken we ernaar terwijl we ons tegoed deden aan de kip en patat die we om haf elf ’s avonds nog hadden gescoord bij de KFC om de hoek. Het was een lange reisdag geweest, maar wat een beloning!


De volgende ochtend weer naar het dakterras, voor ontbijt. Gelukkig: ze stonden er nog, de piramides. Om 10:30 uur werden we opgepikt door een tourgids en tot onze verrassing bleek dat een vrouw te zijn, en niet de minste: professor in de egyptologie (hiërogliefen) , maar bijklussend als gids. (Lonen in Egypte zijn zo laag dat ook mensen met een schijnbaar goede baan vaak moeten bijverdienen in de enige sector waar echt geld in omgaat, toerisme.) Een bijzonder mens, zo ontdekten we. Gescheiden, alleenstaande moeder, ontwikkeld, kritisch op de regering, reikimaster en zo assertief als maar kan - je moest wel, als vrouwelijke gids tussen al die mannen, legde ze uit. Onder haar kundige vleugels brachten we de middag door. 

Eerst naar de grote piramide. Voor wie het niet weet: er zijn in Giza (naast tientallen kleine piramides voor edelen en echtgenotes) drie grote piramides, respectievelijk die van Cheops, Snofroe en Mykonos ofwel grootvader, vader en zoon uit de vierde dynastie van het Egyptische rijk, 26 eeuwen voor Christus. De grootste, die van Cheops, is een bouwwerk zo kolossaal dat het je verstand te boven gaat - hoe hebben ze dit in vredesnaam kunnen bouwen? Tot onze verbazing geloofde onze weledelgeleerde prof. dr. tourgids dat de bouwers hulp hebben gehad van aliens. Het is een bekende buitenaardse theorie die de ronde doet, maar uit haar mond hadden we dit niet zien aankomen eerlijk gezegd.

  

We klommen een stukje omhoog en keken door de ingang naar binnen, verder gingen we niet. Onze gids raadde het af; het was vreselijk druk binnen en bovendien viel er niets te zien. Dat laatste klopt: het is een magisch idee om binnen in een piramide te zijn, maar feitelijk vind je er  alleen een paar vies benauwende stenen kamers die al lang zijn leeggehaald door grafrovers, zoals gebeurd is bij alle koningsgraven door heel Egypte op eentje na, die van Toetanchamon. Vandaar dat juist hij, een onbeduidende kind-farao, de bekendste is geworden. Ik had het in 1999 gedaan, maar kon toen gewoon in m'n eentje in- en uitlopen (zie HIER). Nu zagen we er maar vanaf.

 

In plaats daarvan reden we naar een uitzichtpunt en stapten daar over op een ander vervoermiddel: het schip van de woestijn, ofwel de kameel. Christel op een, Wende en ik op een ander. Opstappen is even spannend, want zo’n beest zet eerst zijn achterbenen overeind, zodat je even voorover dreigt te kukelen; daarna strekt hij ook z’n voorpoten en dan besef je pas hoe ontzettend groot een kameel eigenlijk is. Kalmpjes zetten ze zich in beweging en aldus, met de begeleider vooraan, schommelde onze minikaravaan door het kale landschap rond de piramides. Zo lang je niet naar het oosten keek, waar Caïro de horizon vulde, waande je je echt in het midden van de woestijn. Na een uitgebreide fotostop halverwege eindigden we bij de beroemde sfinx. Of zoals Wende, die alles in haar Harry Potter-universum opneemt, hem noemde: Lord Voldemort. Mist ook een neus.

 

Daarmee eindigde dit avontuur en begon - helaas - een ander soort avontuur, die van de ‘musea’. Ik zet het tussen aanhalingstekens, want feitelijk zijn het gewoon toeristenwinkels. Op het tourprogramma stonden een papyrusmuseum, een parfummuseum en een markt. En al werd voortdurend verzekerd dat je niets hoefde te kopen, echt niet, je was de geëerde gast, toch werd bij de eerste stop, het papyrusmuseum, zo hardnekkig op een aankoop aangedrongen, tot aan de manager himself toe, dat we er meteen onze buik van vol hadden. We bedankten voor de andere ‘musea’ en wilden rechtstreeks door naar onze afsluitende lunch. Onze gids moest deze Hollandse directheid (of zuinigheid) even verwerken, maar al snel waren we weer geanimeerd in gesprek en de middag eindigde harerzijds met een hartelijke knuffel voor Christel en een handshake voor mij en Wende.

Veel museumtijd hadden we ook niet beschikbaar trouwens. Tegen vijven waren we terug en stapten we weer in de hoteltaxi om ons naar Ramses Station te laten rijden in hartje Caïro. Daar zou om 19:45u onze nachttrein naar Aswan vertrekken. We hadden nog een uurtje over om de omgeving te verkennen, maar dat was niet zo’n succes, want het was er verschrikkelijk. Een fly-over van metro en snelweg, ontelbaar veel toeterende auto’s, overal schreeuwende mensen, een markt waar keiharde muziek uit iedere kraam blèrde. Dit stukje Midden-Oosten trok Wende voor geen meter. 

We kochten daarom wat cola en chips en trokken ons terug op het stationsplein zelf waar het veel rustiger was en gezinnetjes op de stoeprand zaten te wachten. Speelse zwerfkatjes aasden op eten. De zon zakte weg, het werd heerlijk zwoel, de kleurrijke stationsklok lichtte steeds meer op in de schemering. Uit talloze minaretten begon de adhaan te klinken, de oproep tot het avondgebed. Even was er een gevoel van rust en vrede hier in het middelpunt van deze vibrerende miljoenenstad. Ik raakte nog aan de praat met een Egyptische man die vertelde dat hij al jaren in Boston woonde, maar even terug was om een nieuwe vrouw te zoeken; opgetogen liet hij zijn officiële scheidingspapieren zien, vandaag opgehaald, hij had er 9 jaar voor moeten vechten met de beruchte Egyptische bureaucratie. Nu die vrouw nog, zuchtte hij en keek moeilijk. Alsof dat ook een lang gevecht ging worden.

Het werd tijd om naar de trein te gaan. Ons bezoek aan Caïro was kort, misschien komen we nog een keer terug. Insjallah.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten