Nijlcruise

25 - 27 april 2023

‘Nile Jewel’ luidde de naam van onze cruiseboot. Dat leek iets te bloemrijk uitgedrukt voor het drijvende flatgebouw dat het in wezen was. Maar voor de rest bleek ons nieuwe huis voor de komende twee dagen tiptop in orde en dat was een hele geruststelling, want je weet nooit precies wat je krijgt als je thuis met drie muisklikken iets boekt.

Het busje zette ons af op de kade. Daar ontdekten we dat het hulpje van de chauffeur, die zo verrassend goed Nederlands sprak, helemaal geen hulpje was, maar gewoon een toerist, te weten een Egyptenaar die al 20 jaar in Nederland woonde, ja zelfs in Utrecht off all places. Hij was hier met zijn vrouw en zoontje Mo van 8 op familiebezoek/vakantie. Ontzettend aardige mensen met wie we de komende dagen veel zouden optrekken.

Via de loopplank betraden we de eerste boot, liepen een lobby vol marmer en spiegels in en weer uit, hup een nieuwe boot op, weer een lobby vol marmer en spiegels, enzovoort, tot het bij de derde boot raak was. Een lobby vol marmer en spiegels, een balie, links en rechts gangen met rood tapijt. We kregen kamer 208 toebedeeld: fijn maar klein, helemaal toen er nog een stretcher voor Wende werd bijgeplaatst. Maar goed, het leven op een cruiseboot speelt zich toch hoofdzakelijk op het zonnedek af - en in de eetzaal. Drie keer per dag was er een uitgebreid buffet, aangekondigd door iemand die met een bel door de gangen liep. Nauwelijks waren we geïnstalleerd of de bel voor de lunch klonk al; we repten ons naar de eetzaal en vonden daar een plaatsje bij het andere Nederlands stel, aan een rond tafeltje pal naast het buffet. Dit zou ons vaste tafeltje worden, van Team Utrecht.

Om twee uur gingen de trossen los en stoomde de Nile Jewel op naar het noorden, richting Luxor. Dat is een stuk van zo’n 200 kilometer. We installeerden ons op het dek en keken toe hoe Aswan achter ons verdween. Er was een minuscuul zwembad, eigenlijk een even-instappen-om-af-te-koelen-badje, maar dat weerhield Wende er niet van er uren in rond te plonzen en zich te vermaken met handstanden, salto’s en andere trucjes. Verder haalden we de spelletjes weer tevoorschijn en zo verstreek de middag in een oogwenk. Tegen vijven zagen we in de verte ineens een hele kluit cruiseschepen aan de oever - en zoals je bij een Afrikaanse safari de leeuwen het beste kunt vinden door te kijken waar de meeste jeeps staan, zo wist je dat hier in de buurt ergens een tempel moest zijn. We waren gearriveerd bij Kom Ombo.


Kom Ombo is de enige tempel in Egypte die pal aan de Nijl ligt. Misschien verklaart dat waarom hij destijds was toegewijd aan de plaatselijke krokodil-god, Sobek. (Briljante naam trouwens - Zò’n Bek - voor iets met een krokodil...) Een gids zou ons, Team Utrecht, om half zes in de lobby oppikken, samen met nog een ander stel. Die rendez-vous verliep echter rampzalig. Ten eerste waren wij alvast naar de wal gelopen terwijl hij inderdaad keurig in de lobby stond te wachten; ten tweede bleek dat andere stel zoek. Daarom posteerde hij ons bij de ingang en verzocht ons vast kaartjes te kopen terwijl hij op zoek ging naar zijn missende schaapjes. Dat duurde maar en duurde maar en ondertussen vormden wij een (on)dankbare prooi voor een hele horde verkopers en bedelende kinderen en zakte de zon steeds verder weg, terwijl de charme van Kom Ombo nou juist is dat het licht van de zonsondergang zo mooi over alle muren met hiërogliefen strijkt. Enfin. Het leverde de andere Utrechters een mooie verzameling boekenleggers van papyrus op en ons een hele trits aan armbandjes met scarabeeën, plus een nuttige nieuwe uitdrukking: “mfish fulus”, zoiets als ‘geen geld’. Alsof iemand dat ook maar zou geloven

 

Zonder succes keerde de gids terug. Zwetend en gestrest ging hij ons voor naar de tempel en leidde ons in het donker rond. We zagen een Egyptische kalender, een poel waar een krokodil werd gehouden, een put waarin de hoogte van het Nijlwater nauwkeurig werd bijgehouden. Want meer water was meer vruchtbaar land, en meer vruchtbaar land was meer opbrengst… dus meer belasting. Behalve religieuze centra waren tempels destijds ook belastingkantoren kennelijk. Tenslotte zette hij ons af bij het Crocodile Museum waar een grote vitrine stond met gemummificeerde krokodillen van 4000 jaar oud. Daarna keerden we terug naar de boot.

‘s Avonds, terwijl we in een zwoel briesje op het dek zaten, voer de boot door richting Luxor. Of eigenlijk richting Edfu. Daar zou namelijk ons volgende uitstapje plaatsvinden, op het onzalige tijdstip van 5:30 uur in de ochtend - toen de gids dat aankondigde meenden we dat hij half zes ‘s avonds bedoelde, maar nee, hij bedoelde echt ‘s ochtends, en nog iets trouwens, voegde hij er aan toe, als hij zei ‘in de lobby’ bedoelde hij ook echt ‘in de lobby’! Haha, we lachten er later smakelijk om als Utrechters onder elkaar, nog een drankje, ach waarom niet, nog een local gin, gezellig. 


Tja, dus… ging veel te snel alweer onze wekker (en belde om 5:00 uur ook nog de receptie) en zaten we drie kwartier later met duffe hoofden en frisse tegenzin in een paardenkoetsje dat samen met tientallen soortgelijke koetsjes door de straten van Edfu klepperde waar alle winkels nog gesloten waren en geen hond op straat liep, behalve hier en daar een hond.

Bestemming was de tempel van Edfu. Een andere gids dit keer en een grote groep, wat het mogelijk maakte om, met Wende als excuus, af te dwalen van de kudde en zelf een beetje rond te kijken, voor zover onze ogen waren geopend. Edfu, gewijd aan Horus, de valkgod, geldt als de best bewaarde tempel van Egypte, omdat hij tot halverwege de 19e eeuw onder het zand heeft gelegen. Het is inderdaad een schitterend bouwwerk, van top tot teen beschreven met hiërogliefen waarvan sommige nog puntgaaf zijn, met kleuren en al. 

 

Enige nadeel: het was er loeidruk. Cruiseschepen, tourbussen, van alle kanten waren toeristen aangevoerd, met honderden tegelijk, allemaal gebruik makend van dat smalle raam in de vroege ochtend waarin de temperatuur nog niet teveel is opgelopen. Begrijpelijk, maar ook wel een beetje krankjorum. Een beetje groggy keerden we terug naar ons Nijljuweel. Gelukkig was dit het laatste uitstapje en konden we nu een hele dag van zwemmen en rondhangen tegemoet zien.

 

Uur na uur schoven de oevers van de Nijl voorbij met haar gelijkmatige panorama van een groenstrook van palmen, bananenplanten en suikerriet tegen de achtergrond van dorre heuvels waar de woestijn begon. Soms lagen er moerasachtige akkertjes in het water, waar koeien graasden, kinderen speelden, boeren werkten. Op een landtong stond een verlaten brommer. Nu en dan verscheen er een stenen kade met huizen, een moskee, stoffige fabrieksloodsen. Een brug in aanbouw. Een strandje met zwemmende kinderen. Een passerend zeilschip. Vredig gleed het allemaal langs, zoals dat al eeuwen gaat, tot aan de tijd van de grote farao’s toe.


Egypte is het geschenk van de Nijl, aldus de antieke geschiedschrijver Herodotus. Zonder de Nijl geen Egypte, het was en is de levensader van het land. Je zou het land kunnen zien als een enorme vierkante zandbak waar één vruchtbaar stroompje doorheen vloeit. 90% van de bevolking woont aan de rivier(delta). Weliswaar is Egypte 25 x zo groot als Nederland, maar het bewoonbare deel is minder dan 2 × Nederland, en aangezien er 104 miljoen mensen wonen is het land ontzettend dichtbevolkt. Al die mensen zijn voor hun eten en drinken aangewezen op de Nijl. 

Van oudsher kende het leven hier 3 seizoenen. Een, het overstromingsseizoen waarin de Nijl steeg en steeg (door de regentijd elders in Afrika) en de oevers overspoelde met vruchtbaar slib; twee, het seizoen om gewassen te planten en te verbouwen; drie, het oogstseizoen. Het maakte het land rijk en machtig, en doordat de boeren tijdens het overstromingsseizoen feitelijk weinig te doen hadden konden zij mooi worden ingezet als werkkrachten om piramides te bouwen. Door de bouw van de Aswandam is aan die oeroude cyclus in de 20e eeuw een eind gekomen. Daardoor overstroomt de Nijl niet meer, wat het bestaan veiliger en stabieler maakt. Keerzijde is dat de grond steeds meer uitgeput raakt, en natuurlijk ook dat er geen piramides meer worden gebouwd…


Aan het eind van de middag passeerden we de sluizen bij Esna en daarna zagen we aan de rechteroever Luxor opdoemen met de grote tempel prominent zichtbaar. Ietsje verderop meerden we aan. Christel en ik wilde even de benen strekken en liepen een rondje naar de tempel en weer terug. Er bleek een prachtige, nieuwe boulevard te zijn aangelegd die er nog niet was toen ik 24 jaar geleden hier elke dag heen en weer liep van hotel naar stad. Na het diner volgde de laatste avond op onze boot. Er was een orkestje, een buikdanseres en een soort dansende derwisj-act van een jongen. Daarna op tijd naar bed, want ook al hadden we weinig gedaan, het bleef een lange dag vandaag.

De volgende ochtend, dag zes van onze reis, werden we na een haastig ontbijt om 8:00 uur met straffe hand naar de kade begeleid. Tijd om de boel schoon te maken en met een glimlach weer een nieuwe bootlading toeristen te verwelkomen. Zo gaat dat in de Nijlcruise-industrie. Het blijft een raar fenomeen, zo’n drijvende doos vol rijke westerlingen die van buffet naar ligstoel wandelen en weer terug terwijl ze naar de oevers staren waar, onzichtbaar achter het groen, de bewoners moeten sappelen om te kunnen bestaan en 1 op de 3 onder de armoedegrens leeft die de VN heeft vastgesteld op $1,25 per dag. Ergens schuurde dat, merkte ik. Daarom voelde het goed om na twee dagen weer aan wal te gaan en gewoon te mengen tussen de bevolking, lees jezelf geld te laten aftroggelen. Toch, eerlijk is eerlijk, het blijft een geweldige ervaring om zo’n tochtje te maken langs deze mythische rivier die de bakermat is geweest van een van de oudste en indrukwekkendste beschavingen ter wereld. En nergens in Egypte kun je dat meer ervaren dan hier, waar we nu zijn, in Luxor.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten