Aswan

23 -25 april 2023

De spoorwegen in Egypte hebben geen beste reputatie, maar er is één uitzondering: de Watania Sleeping Train, een nachttrein die in particuliere handen is. Hij vertrekt elke avond om 19:45 van spoor elf in Caïro en arriveert volgens dienstregeling veertien uur later in de zuidelijkste stad van het land, Aswan, zo’n 700 kilometer verderop. En ik zal je zeggen: het is een geweldige ervaring. Met dank aan de man in seat 61.

 Dat laatste moet ik even uitleggen. ‘The man in seat 61’ is een ongelooflijke website waarop een of andere treinfanaat uit Engeland alle informatie over alle treinen in de wereld verzamelt en bijhoudt. Alles wat je wilt weten staat erop: van het soort treinen tot hoe je kaartjes moet kopen, van de dienstregeling tot hoe de coupés er precies uitzien, echt alles heeft hij uitgezocht, en alle informatie is getest en geactualiseerd door gebruikers. Dankzij deze site was het boeken van de trein een makkie.

De trein zelf is afkomstig uit Oost-Duitsland uit de jaren tachtig, dus hij ziet er wat ouderwets uit, maar alles is netjes en degelijk. De slaapcoupés hebben twee bedden, maar als je lekker koloniaal wilt doen kun je de coupé voor jezelf boeken (betaal je iets meer natuurlijk). Zo had ik een coupe voor Christel en Wende geboekt en een voor mijzelf; uit de tickets konden we al opmaken dat ze naast elkaar lagen, maar eenmaal gesetteld ontdekten we dat ze met een tussendeur verbonden waren, dus toen we die open zetten beschikten we feitelijk over één coupé voor ons allemaal. Beter kon niet! (Dat detail had de man in seat 61 mooi gemist, dacht ik, maar later zag ik dat het wel degelijk op zijn site stond. Ík had het gemist.) Elke wagon heeft een eigen steward, de onze was een vriendelijke man die Saïd heette, hij zorgde voor drankjes en bracht het avondeten, een soort vliegtuigmaaltijd die inbegrepen is in de prijs.

 

Omdat het in Egypte vroeg donker wordt – rond zeven uur in april – kregen we niets mee van het landschap, of het moest zijn dat na een uur of wat de lichtzee van Caïro achter ons lag en er steeds sporadischer huizen of verlichte moskeeën voorbij schoven. Na het eten speelden we een spelletje Sushi Go en tegen elven legden we ons te ruste, in de keurig opgemaakte stapelbedden. Op het ritmische geluid van de wegtikkende bielzen sliepen we in, om af en toe wakker te schrikken als de trein even hevig schudde of ergens remde en stilhield. Niettemin was het een prima nachtje. Om acht uur klonk er een bescheiden klopje van Saïd op onze deur, ten teken dat het ontbijt eraan kwam, weer een vliegtuigmaaltijd met diverse broodjes, jus d’orange en koffie. 



Buiten scheen inmiddels de zon. Soms boemelden we pal langs de Nijl, soms iets landinwaarts, langs groene bosschages van palmbomen en bananenplanten of kleine akkertjes waarop donkere mannen in galabeya aan het werk waren. Bij een spoorwegovergang stonden mannen met ezelkarretjes te wachten. Ongemerkt, al slapend, waren we afgedaald naar het diepe zuiden van Egypte en dat ligt een flink stuk verder in Afrika. Dat betekent dat de temperatuur er tien graden hoger ligt, maar ook dat de mensen er veel meer gekleurd zijn. Bovendien vind je in deze streek veel Nubiërs, donkere mensen die oorspronkelijk uit de grensstreek van Egypte en Soedan komen, maar in de 20e eeuw hun land onder water zagen verdwijnen (toen de Egyptenaren dammen in de Nijl begonnen te bouwen) en noodgedwongen moesten verhuizen. In totaal zijn er zo’n 2 miljoen Nubiërs waarvan grofweg de helft in Egypte woont.

 Om half elf arriveerden we in Aswan. Eindpunt. Verder kun je niet komen: iets onder Aswan snijdt de kolossale Aswandam – gebouwd tussen 1960 en 1970, een project van faraonische ambitie – de Nijlvallei en al haar verkeer af. Ook de befaamde Nijlkrokodillen, brute monsters van 4 meter lang, kunnen het land niet meer in; die hopen zich nu op in het uitgestrekte Nassermeer aan de andere kant. Hun aantal daar wordt geschat op 20.000. Geen plek om te zwemmen dus… (Over die bijzondere dam en bijhorend meer schreef ik al eerder HIER.) Overigens kun je sowieso beter uit de Nijl blijven vanwege een parasiet die schistosomiasis veroorzaakt, een infectieziekte die, na malaria, de dodelijkste parasitaire ziekte ter wereld is.

In de zinderende woestijnhitte liepen we het perron af en door het station heen naar buiten. Meteen sprak een taxichauffeur ons aan en we volgden hem naar zijn afgeragde auto met een soort rek op het dak. Hij gooide Wende’s koffertje er al op – hoho, voorzichtig hè, zitten knuffels in! – maar eerst wilden we de prijs weten. 200 pond, zei hij en keek moeilijk, het is de heuvel op. Ik bood de helft. 100 pond, het is vlakbij, zei ik. Zo kwamen we tenslotte uit op, niet verrassend, 150 pond (iets meer dan € 4). Ongetwijfeld kon het goedkoper, maar ik was hier niet om arme mensen het vel over de neus te trekken, alleen maar om de duurste kantjes er wat vanaf te vijlen. Het blijft moreel ingewikkeld om over centen te onderhandelen met iemand die op het punt staat om je naar een hotel te brengen waar de kamers € 100 per nacht kosten.

In zijn rammelbak reed de man ons langs de Nijlboulevard, ‘Corniche’ geheten, naar het Basma Hotel dat zich schuin tegenover het moderne Nubian Museum bleek te bevinden. We hadden dit uitgezocht vanwege het fraaie zwembad, want een reis als deze is voor Wende alleen vol te houden als er ook genoeg te zwemmen valt. Daarom brachten we de hele middag in en rond het zwembad door, en met een temperatuur van tegen de 40° was dat geen straf. We maakten in het water een praatje met een Amerikaan, grappig, want toevallig hadden we een dag eerder tot onze verrassing vastgesteld dat Wende nog nooit een Amerikaan had ontmoet. Deze Jimmy - luid en communicatief zoals veel Amerikanen - werkte bij de ambassade in Caïro en sprak vloeiend Arabisch. Ongetwijfeld een CIA-agent, meende ik. Maar volgens Christel had ik teveel spionagefilms gekeken.

 Aan het begin van de avond wandelden we naar het centrum. De Corniche, ‘s ochtends nog verlaten, was nu tot leven gekomen: flanerende families, tuc-tuc’s, paardenkoetsjes, het altijd toeterende verkeer. Je kijkt uit op een eiland in de Nijl, Elephantine Island, waar de witgepleisterde huisjes te zien zijn van twee Nubische dorpjes, al word je aandacht meer getrokken door de fel verlichte toren van het Mövenpick Resort. Op zoek naar een restaurantje sloegen we rechtsaf de stad in, liepen door een eindeloze bazaar en kwamen na enig aarzelen tenslotte terecht bij Makka, een leuk eenvoudig zaakje met een heleboel obers. ‘Why?’ vroeg een van hen toen we een colaatje bestelden - voorbeeld van de Egyptische humor die we voortdurend zouden tegenkomen. Voor € 15 kregen we een prima maaltijd. Terug naar het hotel namen we een taxi; op de parkeerplaats bleek een bruiloftsfeest in volle gang, er werd gedanst en muziek gemaakt, kennelijk zwaaide men het bruidspaar uit; we wilden al beleefd uitstappen, maar de taxichauffeur reed onverstoorbaar op de menigte in die haastig uiteen stoof. ‘Good luck’ riep Christel nog door het raampje naar het bruidspaar. We geneerden ons kapot.


De volgende dag, dag 4 inmiddels, begon onze Nijlcruise. Om 12:00 uur zouden we worden opgepikt door een busje. Inderdaad arriveerde die stipt op tijd. Een nieuw hoofdstuk, daar gingen we weer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten