Slovenië

Op zondag, dag acht, rijden we dan eindelijk Slovenië binnen. De 8 kilometer lange Karawankentunnel spuugt ons uit in het meest noordwestelijke puntje van het land, bij dé bezienswaardigheid van Slovenië: het meer van Bled.

Een meer van twee kilometer lang, omzoomd door dennen en heuvels. Op een eilandje in het midden een fraai kerkje en boven een van de oevers een ongenaakbaar kasteel. Het is een plaatje, een ansichtkaart. In de negentiende eeuw werd er veel gekuurd – en tegenwoordig nog steeds, door bleekneusjes uit Noord-Europa die vitamine V tekort komen, van vakantie. Erg toeristisch dus.

Meer van Bled


We rijden er een rondje omheen, maar kunnen vanwege de drukte nergens ons konvooi parkeren, dus besluiten we verder te rijden naar een ander meer, het Meer van Bohinj. Net zo mooi, maar veel rustiger, hebben we gehoord. De weg voert door een prachtige vallei met groene bergpieken en kristalheldere bergbeken dat tot nationaal park Triglav hoort. Deze hoek van Slovenië maakt onderdeel uit van de Alpen en kent bergen van 2 kilometer hoog waaronder de Triglav, met 2864 meter de hoogste van het land.



Het meer van Bohinj blijkt inderdaad net zo oogstrelend. Nadat we met enige moeite de auto’s hebben geparkeerd en broodjes hebben gekocht strijken we neer op een klein kiezelstrandje naast een brug. Het water is helder en opvallend warm en nodigt uit om een duik te nemen. Kayakkers en suppers drijven voorbij. (Dat laatste staat voor Stand Up Paddle Surfing. Het komt uit Hawaii, het is populair, maar geen idee waarom.) Onder de brug staat een flinke stroming en Olivier en Wende vinden het spannend daar een kijkje te nemen.



De eerste kennismaking met Slovenië valt dus niet tegen. Inmiddels is het half vijf: tijd om maar eens de camping op te zoeken die we hebben gereserveerd, in een gehuchtje met meer naam dan omvang, Recica ob Savinji. Zo’n 75 kilometer landinwaarts, dus we zijn er binnen een uur, denken we. Maar dat valt vies tegen. Achtereenvolgens krijgen we te maken met file bij Bled, noodweer en slingerende bergweggetjes en bovendien rijden we –eigen schuld– ook nog eens tweemaal verkeerd, waardoor we uiteindelijk pas tegen achten ’s avonds aankomen. Moe, hongerig, een beetje klaar. In de schemering, onder dreiging van een nieuwe plensbui, zitten we haastig de tenten op en daarna spoedden we ons naar het campingrestaurantje voor bier en frites. Nauwelijks zitten we of het begint ongenadig hard te regenen. Oef. Net op tijd.



Menina heet de camping en we blijven er een week. Katelijne en Christel hebben de plek uitgekozen na een avondje vergelijkbaar campingonderzoek. Ze vielen voor het sportieve karakter ervan. Wie denkt dat campings tegenwoordig nog steeds suffe grasveldjes zijn waar bierdrinkende Hollanders zij aan zij yahtzee zitten te spelen voor hun tent met koelbox en barbecue…die heeft helemaal gelijk. Zij het dat yahtzee tegenwoordig is vervangen door smartphone en Ipad. 

Maar een enkeling pakt het anders aan, zoals Kamp Menina dat zich afficheert als ‘Adrenalin Park’. Er is weer een zwemmeertje met trampoline en een springkussen, maar ze hebben ook een klimwand en een klimparcours door de bomen inclusief zipline van 200 meter plus ze organiseren kayakken en paintbal. Verder is er een hele range van activiteiten, van Kids Club iedere ochtend om tien uur tot wijnproeven, waterspelen, een ABBA-avond en noem maar op, allemaal op touw gezet door een handvol stagiaires uit Nederland. Klinkt groot en georganiseerd, toch hangt er op Menina een verrassend losse, ongedwongen sfeer. Wat helpt is dat het de camping een mooi rommelig terrein tussen de dennenbomen beslaat.



Eén ding is Menina echter niet, en dat is rustig. Vermoedelijk zijn wij in het familiehoekje neergezet, want we worden omringd door kinderrijke gezinnetjes en met name tegenover ons is het elke dag bál: een stel onmachtige ouders met opa en oma erbij loopt voortdurend tegen drie dreumesen te schreeuwen. Daar doen een paar fraaie dennenbomen ook niets aan. Voor de rest, as familiecampings go, is Menina prima te pruimen.



De eerste dag doen we niet zoveel. Wennen, bijkomen, kamp maken. Maar daarna ontdekken de kinderen de Kids Club waar ze lampionnetjes maken en superheldenmaskers en doen ze mee aan een waterbed- en suprace op het meertje. ’s Avonds roosteren we marshmallows boven een kampvuurtje van hout dat we bij de receptie hebben gehaald. 






Tussendoor doen we boodschappen bij de Euro-Prix én…breken we dagelijks ons kamp deels weer af om met de camper naar een garage te rijden. Want we zitten nog steeds met die deur.

Op maandag wees de eerste garage in het dorp ons door naar Garage Bidenc, die dicht was. Op dinsdag was Bidenc wel open, maar beduidde de monteur ons dat we morgen moesten terugkomen, hij had het te druk nu. Op woensdag onderzocht hij de deur, zuchtte en mompelde iets, waarna hij zijn broer belde en mij de telefoon gaf, waarop die broer in het Engels uitlegde dat ze de deur wel open konden krijgen, maar niet garandeerden dat hij dan ook weer fatsoenlijk dicht kon. Dus, wat wilden we? Ik zag een visioen voor me hoe we over de Duitse snelweg terug naar huis scheurden en in de achteruitkijkspiegel een voor een onze kostbare kindertjes naar buiten gezogen zagen worden. Toch maar niet. Dan nog maar een weekje die omweg langs de voorstoelen.

Maar, zoals immer in het leven: papa en mama weten raad. Mijn vader had een gouden tip: grof geweld. Niet direct het advies dat je verwacht van een meester in een sport die geweldloosheid tot kunst heeft verheven, maar het werkte wel. Rug tegen de deur, voeten tegen de kast, rammen. Een harde knal, bam! En daar schoof eindelijk de deur open, wagenwijd – net zo wagenwijd als de mond van Christel die aan kwam lopen van de Kids Club. Maar ze herstelde zich snel. Had je dat niet drie dagen geleden kunnen doen, zei ze. Terecht natuurlijk.

6 - 10 augustus

1 opmerking:

  1. Campingvakantie in het hoogseizoen; afzien !! Volgens mij hebben de kinderen het in ieder geval heel erg naar hun zin. Liefs Ankie

    BeantwoordenVerwijderen