Arusha

17 - 19 oktober 2009

Ochtend bij Emapakai. Een pinkivingerige dageraad, zoals de Homerus van Tanzania zou zeggen. De tiende en laatste dag van onze safari is aangebroken.

We pakken het boeltje nog eenmaal in en rijden dan terug. Terug langs Bulati. Langs Nainokanoka. Langs Ngorongoro waar we Eddy afzetten en een groepsfoto maken. Langs Manyara.



Rond een uur of twee zijn we weer in Arusha en rijden de compound van Felix & Magda binnen. Magda is nog steeds in Nederland, dus Felix verwelkomt ons. Na een drankje moeten we afscheid nemen van onze crew, de jongens willen natuurlijk graag naar huis. We geven ze een mooie fooi, een persoonlijk ansichtkaartje,  knuffels voor de kinderen van Freddy en Livingstone en aan Joseph ons kleine wildlife-gidsje, waar hij zeer verguld mee is. O ja, en het bier dat over is. Asante, jongens, asante. Bedankt bedankt.

Dan vertrekken ze en zijn we alleen met Felix. Hij wil graag weten wat onze reisplannen zijn. We halen onze schouders op, nog geen plannen verder. Dat antwoord bevalt hem niet. Dus waar gaan we nu naartoe? Weer halen we onze schouders op. Vannacht blijven we in ieder geval op de compound slapen, dat zat bij de safari inbegrepen,  en morgen verkassen we wel naar Arusha om daar te bedenken wat we verder gaan doen deze trip. Hmm. Felix vindt ons maar rare snuiters, dat is aan zijn gezicht te zien. Maargoed, hij zet ons later op de middag in Arusha af zodat we kunnen pinnen, internetten en een hotel reserveren.

’s Avonds dineren we thuis bij Felix. Een vermoeiende affaire, want we vinden het een antipathieke man. Hij gedraagt zich als Ze Big Boss: zelfingenomen en laatdunkend, moet alles zelf doen anders gebeurt er niks, allemaal prutsers, personeel deugt niet, crew deugt niet...en eigenlijk deugen de gasten ook niet, hoor je hem denken. Aan ons had hij ook z’n handen vol gehad met al die special campsites die hij moest organiseren, vertelt hij zuchtend. Lastig hoor, die klanten! Hij toont geen greintje interesse in ons of onze ervaringen en halverwege de maaltijd ben ik er klaar mee en stop acuut met het op gang houden van het gesprek, zodat er stiltes beginnen te vallen. Helaas begrijpt Christel mijn veelbetekenende blikken niet, en sputtert haar conversatie nog wat door, als een opgebrande kaars. Een gezellig gesprek is anders en we taaien snel af na het eten. Je zal maar met zo’n man op safari moeten, brrr. (Niet om het een of ander, maar in 2011 blijken Magda en Felix gescheiden en heeft Magda, blijkens de website, Flash Safari's met anderen voortgezet.)


Natural History Museum in Arusha


Christel heeft collega's gevonden

De volgende dag zet Felix ons af voor het hotel en opgelucht nemen we afscheid, een gevoel dat ongetwijfeld wederzijds is. We checken in in het Jashmal hotel, een karakterloos zakenhotel waar we een binnenkamer hebben, zonder ramen, iets waar ik een rothekel aan heb, maar we gaan ervan uit de hele dag op pad te zijn, dus nou ja. En dan de stad in. Arusha (270.000 inwoners) heeft een redelijk compact centrum, aan weerszijden van de groene oevers van een riviertje, met een klokketoren als middelpunt. Behalve safarihoofdstad is het een bekend conferentiecentrum, verder is sinds 1994 het Rwanda Tribunaal van de Verenigde Naties er gevestigd.

Het is -na tien dagen geheel verzorgde natuurbeleving- even schrikken om op eigen houtje zoveel civilisatie te moeten ondergaan, zoveel zwarte civilisatie ook, maar deze twee mzungu’s  slaan zich er dapper doorheen. Uiteraard is het safari wat hier de klok slaat en menigeen probeert je een tripje aan te smeren, maar als je zegt dat je al bent geweest houden ze meteen op. Alleen bij het busstation, een stoffig veldje met tientallen concurrende bureautjes die alle hun eigen touts hebben rondlopen, doen zich wat chaotische toestanden voor die ermee eindigen dat we de grootste schreeuwer volgen en bij een willekeurige maatschappij twee kaartjes kopen voor de bus naar Lushoto, de volgende ochtend om 6:30. Daarna bezoeken we het National History Museum, gevestigd in een voormalig Duits fort. En daarna hebben we een afspraak met... Joseph.


Joseph

Want die kleine Joseph heeft ons hart gestolen. Livingstone was aardig, Freddy was aardig, maar Joseph was speciaal: komisch en serieus, naïef en intelligent, met een ironisch gevoel voor humor en een aandoenlijk Afrikaans accent. Hij was veruit de jongste, twintig misschien, ging mee als ‘trainee-gids’ wat betekende dat hij als onderste in rang alle rotklussen mocht doen, zoals het schoonmaken van de plee. Voor hem waren al die special camspites ook nieuw en hij genoot ervan. Hij wilde gids worden en zoog alles wat Freddy vertelde in zich op.

Nu in Arusha stelt hij er eer in om Tanzanite voor ons te vinden, een donderkleurig edelgesteente dat enkel in Tanzania wordt gewonnen, in de buurt van de Kilimanjaro. Het is echter zeldzaam en na wat illegale adresjes geprobeerd te hebben moet Joseph het opgeven. Hierna neemt hij ons mee naar zijn favoriete café, een simpel drankhol waar we onder algemene belangstelling twee Kili’s met hem drinken, geen flauwe lauwe blikjes dit keer, maar bier uit een stevige fles en heerlijk koud. We eten ook nog ergens samen en nemen dan voor ons hotel afscheid, voor de laatste keer. Joseph lijkt tranen in z’n ogen te hebben. Wij zijn zulke goede mensen, herhaalt hij steeds. Wat een lieve jongen! Ontroerd besluiten we contact te onderhouden, wie weet wat er groeit, misschien ‘adopteren’ we hem wel, zoals Yadu uit Nepal... We geven onze adressen, Joseph zelf had geen emailadres, hij zou echter een account aanmaken, zo gebeurd... maar kennelijk kwam er iets tussen. Want we hebben nooit meer iets van Joseph gehoord, helaas.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten