Pemba

26 oktober - 2 n0vember 2009

Tanzania is officieel een unie van twee republieken: Tanganyika (het vasteland) en Zanzibar (een eilandengroep). De eerste was, nadat de Duitsers in 1918 waren verslagen, een Britse kolonie en werd in 1961 onafhankelijk onder president Julius Nyerere; de tweede was een Arabisch sultanaat en werd in 1964 na een korte revolutie een republiek onder president Karume. Nog datzelfde jaar vormden de twee staten samen een unie waarbij hun namen werden samengevoegd tot Tan-Zan-ia. Nyerere werd de eerste gezamenlijke president. 


Het is een beetje merkwaardig, omdat Zanzibar natuurlijk maar een zandkorrel is vergeleken bij dat immense vasteland, 0,2% qua oppervlak, 5% qua bevolking, maar wel een derde van alle zetels in het parlement van Tanzania bezet, met alle scheve geldstromen vandien. Geen wonder dat de constructie weinig populair is op het vasteland en vaak tot spanningen leidt, met name in verkiezingstijd. Hoe dan ook heeft Zanzibar dus z’n eigen regering, parlement, immigratie, douane enzovoorts en je krijgt keurig een stempel in je paspoort als je het eiland betreedt, óók als je gewoon met de ferry uit Dar es Salaam komt.

Op zijn beurt bestaat de republiek Zanzibar weer uit twee eilanden, Zanzibar en Pemba. Zanzibar is het meest bekend. Een eiland ter groottte van provincie Utrecht met een rijke, somtijds gruwelijke historie en een luchthaven die groot genoeg is voor Boeings 747 dus lijnvluchten uit Europa, kortom ontdekt door massatoerisme van het zon-zee-strand-soort, want Zanzibar is een en al zand. Daarover later meer.

Pemba daarentegen is groen en heuvelachtig en nog nauwelijks ontwikkeld: tot halverwege de jaren tachtig waren buitenlanders helemaal verboden en sindsdien zijn ze mondjesmaat binnengedruppeld. De hoofdstad Chake Chake kent een enkel hotelletje en verder zijn er een paar resorts die hoofdzakelijk aangedaan worden door duikers…want Pemba blijkt een duikparadijs. Het eiland is omgeven door koraal. Mooi gezond koraal, onbedorven door toerisme, gemotoriseerd verkeer en industriële visserij. Want dat is er allemaal niet.
Wij kwamen Pemba afgelopen week op het spoor toen we tussen het wandelen door internet afstruinden naar een duiklocatie. Dat was nog een hele opgave, want internet in Tanzania is traag als dikke maïspap, het nationale gerecht. Soms deden we er een uur over om het mailprogramma te openen en één mailtje te versturen. We kwamen in contact met Swahili Divers en ontdekten dat hier een Nederlandse werkte, met wie het makkelijk communiceren was. Ze opereerden vanuit hun eigen resort, Kervan Saray, op de uiterste noordpunt van het eiland. Maar hoe kwamen we daar in godsnaam? Voor dagenlang bussen, boten, taxi’s hadden we geen tijd, en eigenlijk hadden we Pemba al een beetje opgegeven, tót we ontdekten dat Tanga een klein vliegveldje had met een af-en-toe-zo-nu-en-dan-als-je-geluk-hebt-vluchtje  naar…Chake Chake. Bellen, sms’en…en je gelooft het niet. Er ging een dag later een vlucht. We konden mee. Yes! Pemba here we come.






En dus nemen wij op maandag de taxi naar het charmante Tanga Airport voor een luchtig vluchtje over Pemba Channel, de diepe kloof van de Indische Oceaan die wal en eiland hier scheidt. Het scheelt een hoop reisgedoe. Een half uur later staan we alweer op de grond, klaar om in de volgende taxi te stappen, die ons naar Kervan Seray brengt. Het is zo’n anderhalf uur rijden, over de enige goede weg van het eiland, ontspannen cruisend langs een lint van hutjes en winkeltjes, met steeds de geur van kruidnagel in je neus. Want cloves zijn het belangrijkste produkt van Pemba. Drie miljoen kruidnagelbomen staan er op dit eilandje, allemaal afstammelingen van de lading die Vasco da Gama eind 15e eeuw meenam uit het Verre Oosten. De vruchten worden geplukt voordat ze uitkomen, dat zijn de ‘nagels’ zoals wij die kennen. Je ziet ze overal op kokosmatten te drogen liggen: hele velden vol, maar ook bovenop huisdaken of in de berm van de weg.

De laatste kilometers voeren over onverharde weg door de jungle. Ze hebben zich goed verstopt, Swahili Divers, het lijken wel onderduikers. Maar dan zijn we er en worden verwelkomd door Cisca, een Nederlandse antropologe die is blijven hangen aan een Engelse avonturier met een duikschooltje in Chake Chake. Een jaar geleden zijn ze dit resort begonnen. De bungalowtjes met traditioneel rieten dak zijn nieuw, de begroeiing moet nog opkomen, maar nu al is het een heerlijke plek, pal aan zee gelegen, met geen ander geluid dan het ruisen van de golven...en af en toe de generator voor de elektriciteit, maar meer af dan toe. Want ‘resort’ mag misschien uberluxeus klinken, Kervan Seray heeft een sympathieke eenvoud en hetzelfde geldt voor de clientéle. Er logeren een paar Engelsen, een Nederlands stel, een Fransman, een echtpaar uit Zwitserland. Allemaal duikers. Nu ik nog.


Bungalow van buiten...



...en van binnen.

Ik ga dus leren duiken. Mijn instructrice is een blonde Zuidafrikaanse, Maxine geheten. De eerste twee dagen zwaai ik eerst ’s ochtends Christel uit als zij, stoer en gebruind, met de anderen door de azuren branding waadt, richting de motorboot die hen voor de rest van de dag aflevert op de meest wonderbaarlijke onderwaterlocaties. Vervolgens zoek ik míjn duikstek op, een betonnen zwembadje van drie bij vier meter. Men moet ergens beginnen. Helaas daar... Na een paar uur gecontroleerd verzuipen met hartslag 180 lig ik uitgeteld met een theorieboek op een loungestoel als de club weer terugkeert, met zout in het haar en grote verhalen, klaar voor een snack en een derde duik, tenminste zodra de surface interval dat toelaat, een term die in hoofdstuk twaalf aan de orde schijnt te komen. (Ik ben nog maar bij hoofdstuk drie: waarom duiken we? To meet people, dive places and have FUN!) 

Op dag drie en vier begint mijn FUN als ik met de boot mee mag om in het kielzog van Maxine mijn verplichte duiken te doen, inclusief die vreselijke oefeningen met masker en regulator. En dan heb ik al m’n brevet, en kan ik op dag vijf samen met Christel duiken. Daar was het allemaal om te doen natuurlijk en het is een onvergetelijke ervaring. Hoogtepunt is Table Valley, een vallei vol tafelkoraal, een en al pracht en kleur, het equivalent van een bloeiende tuin maar dan sprookjesachtig verlicht en zachtjes wiegend in de onderwaterstroom.

Arthur in the pool

Christel in haar element

s Avonds wordt er gezamenlijk gegeten en bier gedronken in ‘het restaurant’, een open ruimte met banken en tafeltjes onder een rieten dak. Hier socializen gasten en personeel. We raken zeer gesteld op Wade en Wanda, die er werken. Het is een Canadees echtpaar van middelbare leeftijd dat vorig jaar, toen de kinderen het huis uit waren, de boel verkochten (ze hadden een aannemersbedrijf) en begonnen aan een wereldreis met open eind. Wade haalde z’n duikbrevet, toen z’n advanced, toen z’n divemaster, en nu werkt hij hier als gids, terwijl Wanda toeziet op de schoonmaakploeg. Iedere ochtend zien we haar met een paar donkere meisjes over het terrein marcheren. Ze zijn een tweede leven gestart en je merkt dat ze daar zeer gelukkig mee zijn. We vinden het inspirerende mensen. Laat wordt het echter nooit, want duiken is vermoeiend en uitgeteld keren we terug naar onze bungalow en het grote bed onder de klamboe.

Kervan Seray betekent ‘rustplaats’, een verwijzing naar de klassieke ‘caravanserai’ ofwel herbergen langs drukke handelsroutes in de klassieke oudheid. De naam is treffend gekozen. Na vijf dagen gaan wij deze oase van rust toch verruilen voor de drukte van Zanzibar, want onze reistijd raakt op. Dus nemen we afscheid van iedereen en nemen dezelfde taxi weer terug, langs de kruidnagelvelden naar Chake Chake en verder nog, helemaal naar Mkoani aan de zuidpunt van het eiland. Daar stappen we op de veerboot naar Zanzibar.


Laatste blik op Pemba

Geen opmerkingen:

Een reactie posten