Tanga

24 oktober – 26 oktober 2009

Van Lushoto nemen we de bus naar de kust. Het is een klein busje dat overal stopt, soms is ie leeg soms boordevol, passagiers komen en gaan, baby’s worden doorgeschoven, ook Christel zit  twee uur lang met een jochie van 7 op schoot, en zo komen we in Tanga, een ervaring rijker. 



Tanga is de derde stad van Tanzania, een havenstad zo’n 150 kilometer ten noorden van Dar Es Salaam. Het is een oude koloniale stad, ooit de hoofdstad toen Tanzania onder de naam Oost-Afrika nog een Duitse kolonie was (1891-1918) en welvarend door de bloeiende handel in sisal, een agave-soort waarvan vezel werd gemaakt. Maar de Duitsers zijn kaputt, kunstof heeft de wereld veroverd, en Tanga is tegenwoordig vergane glorie, met vervallen koloniale gebouwen rond verwaarloosde straten in een Amerikaans blokpatroon waar oude mannen slingerend rond de kuilen fietsen. Een kalm en ontspannen stadje, toeristisch weinig ontwikkeld, al wordt daar aan gewerkt – bijvoorbeeld door een enthousiaste jongen met opvallend Rasta-kapsel die fietstochten in de omgeving organiseert en ons al binnen tien minuten heeft gespot, niet verwonderlijk trouwens, want veel mzungu’s zijn er niet. We boeken een tourtje voor de dag daarop.


Hoofdstraat van Tanga

De eerste avond is voor internetten, dineren bij kaarslicht in Ocean Breeze Hotel want no electricity en in het pikkedonker een half uur teruglopen naar ons hotel, dat even buiten de stad ligt. ‘Inn by the sea’ heet het. Innderdaad ligt het aan zee: vanuit onze kamer fantastisch uitzicht over de baai en het zogeheten ‘Toten island’, een eilandje met een Duitse begraafplaats. Voor de rest is ook dit hotel een beetje in verval geraakt, lijkt het. Maar de roestige airco doet het en dat is prettig, want Tanga heeft een zompig warm klimaat, heel anders dan de droge hitte van de vlaktes. We krijgen tijdens ons verblijf ook een paar forse tropische stortbuien op ons dak.


Uitzicht vanaf hotelkamer
De volgende dag fietsen met Daniël, het jongere broertje van de enthousiaste rasta van gisteren. We gaan naar de Amboni Caves, een grottencomplex vol vleermuizen die piepend aan het plafond hangen. Als we verder willen, blijkt Christel een lekke band te hebben en moeten we lopen naar een nabij dorpje, waar een ‘fietsenmaker’ zit, een jonge jongen die met een kapmes en een oud stuk fietsband razend handig de boel weer bijelkaar plakt.


Van daar fietsen we naar een ander dorpje, aan een rivier, en worden door een veerman in een holle boomstam overgezet. We lopen nu door een ‘coconut farm’: een bos van kokospalmen waar her en der mannen in de kruin zitten, bezig olie af te tappen in plastic flessen. Ons doel is een heilige zwavelbron en we ruiken dat we naderen. Het water is afkomstig van een ondergrondse rivier die langs een zwavellaag stroomt en hier boven water komt in een tweetal poelen. Er schijnt een krokodil in te leven, verder helemaal niets. Bijgelovige Afrikanen geloven dat het zwavelwater helpt tegen allerlei lichamelijke en psychische klachten, en zelfs tegen ongemakken als werkloosheid. Er is ook net een witch doctor bezig mensen te genezen als wij er zijn. Maar andere Afrikanen vinden het dikke onzin, zoals de veerman die ons weer terugzet, een bijzondere man met een hoop wijsheid die Amber heet en smakelijk om zijn landgenoten moet lachen.





De mysterieuze veerman Amber

Uiteindelijk fietsen we via de autoweg in een half uurtje weer terug naar Tanga. Bij Ocean Breeze drinken we een ‘bia baridi’, een koud biertje – weer een voorbeeld van de Arabische roots van Swahili, want baried=koud in het Arabisch. Terwijl 'bia' op zijn beurt een mooie Afrikaanse verbastering van het Engelse 'beer' lijkt, maar daar heb ik nog geen wikischappelijk bewijs voor kunnen vinden.
’s Avonds eten we bij een restaurantje schuin tegenover ons hotel. We hadden een bordje ‘pizzeria’ gezien, verwachtten er niet al te veel van, en kwamen tot onze grote verrassing terecht in een prachtige, feëriek verlichte tuin waar ons een pico bello steenovenpizza werd geserveerd, een onuitsprekelijke delicatesse in dit qua eten weinig bijzondere land. Recommended! Aan het eind van Market Street linksaf, dan rechtsaf Hospital Road in, twintig minuten lopen, succes en eet smakelijk! De naam is 'd Amore... Zeer toepasselijk, want Christel en ik beleven weer een geluksmomentje en houden veel van elkaar. Terug op de hotelkamer hebben we aansluitend nog de fles wijn van slijter Henri soldaat gemaakt. Om onze liefde te vieren, maar ook om ballast kwijt te raken. Morgen stappen we namelijk in een ieniemienie vliegtuigje en vliegen naar... nee, niet naar Zanzibar, maar naar de onbekende parel ernaast, Pemba. Na al die jaren heeft Christel me namelijk eindelijk zover gekregen: ik ga leren duiken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten