Serengeti

9 - 12 oktober 2009

Na twee kleinere parken is het de beurt om het grootste en beroemdste ‘wildpark’ van Tanzania te bezoeken. Wildpark tussen aanhalingstekens, want het betreft een gebied bijna zo groot als Nederland en er staat echt geen hek omheen. We hebben het over de Serengeti.

De Serengeti ligt op de grens van Tanzania en Kenia en bestaat grotendeels uit open savanne, zoals de naam (‘eindeloze vlakte’) al aangeeft. Het is eigenlijk één enorm weidegebied en er leven dan ook naar schatting 1,5 miljoen grazers, hoofdzakelijk gnoes (1 miljoen), maar ook zo’n 300.000 gazelles en 200.000 zebra’s. Deze dieren vormen gigantische kuddes die ieder jaar met de klok mee migreren over de Serengeti. In juni (wanneer het droge seizoen begint) vertrekken ze naar het noorden, op zoek naar de grazige weiden in Kenia, waarna ze zo rond november-december (na het droge seizoen) weer terugkeren naar het zuiden. Het is de grootste migratiebeweging ter wereld en het moet een spectaculair gezicht zijn, die onafzienbare hordes hoefachtigen, soms wel 40 kilometer lang, galopperend over de vlakte en belaagd door leeuwen, jachtluipaarden en krokodillen die hun lunch op een presenteerblad voorbij zien komen. Maar wij gaan het niet meemaken. Het is nu begin oktober, de kuddes bevinden zich in het noorden, wij in het zuiden. Maakt niet uit. De Serengeti is bijzonder genoeg.




  

We maken eerst weer een stop in datzelfde Mto wa Mbu. Het heet Mosquito Creek vanwege de moerassige streek en bijhorende muggen, maar het zou ook kunnen verwijzen naar de talloze verkopers die als een hinderlijke zwerm neerstrijken op ieder busje of jeep dat even vaart mindert. Armbandjes, zonnebrillen, houtsnijwerk, tinga-tinga (schilderijen in kleurrijke, semi-naïeve stijl), hé mzungu, kijken kijken niet kopen, allemachtig prachtig, en hup, daar vertrekken we weer, richting Serengeti. 




Het is een halve dag rijden, eerst over de rand van de Ngorongoro-krater (later meer hierover) en daarna over een stenen weg die kaarsrecht, als langs een liniaal getrokken, door een uitgedroogde vlakte loopt die iedere kleur heeft verloren. De B144 is dit. Zijn er ook A-wegen? We schudden heen, we schudden weer, we schudden heen en weer. African massage, noemen de jongens dat.  Freddy vertelt dat er plannen zijn deze weg te asfalteren, zodat Serengeti toegankelijker wordt, maar dat er veel verzet is, omdat asfalt een onnatuurlijke barrière vormt voor dieren en dit hún terrein is. (Later horen we dat de Tanzaniaanse regering inderdaad heeft besloten alles te laten zoals het is.) Op een gegeven moment verschijnt er een object aan de horizon, wanneer we naderen blijkt het een simpele poort te zijn met opschrift ‘Serengeti national park, world heritage site’. We zijn er. 




Een kopje

Vooralsnog verandert er weinig. We rijden kilometers verder door de droogte tot we bij een ‘kopje’ komen. Een ‘kopje’ is een soort rotseiland van blokken graniet dat ineens de kop opsteekt uit de grond. Oorspronkelijk bestond het hele gebied uit dergelijke rotsen, maar nadien raakte het overdekt met een dikke laag vulkanische as, uiterst vruchtbaar, en staken alleen her en der nog wat rotspuntjes omhoog. Het woord is ooit gemunt door Nederlanders in Zuid-Afrika, net zoals ‘dik-dik’, ‘wildebeest’, ‘hartebeest en nog zo wat safaritermen. Bij dit kopje bevindt zich een kantoor waar Freddy moet inchecken. Wij klimmen wat op de rotsen waar we verrast stuiten op een rood-blauw-bonte hagedis, een zogeheten kolonisten-agame. Een hoop kleur ineens na die stofgrijze vlakte vandaag.


Kolonisten-agame








Het is nog een eind rijden naar onze campsite. Maar genoeg te zien onderweg: leeuwen, veel impala’s en gazellen, een hyena en zelfs twee suffende cheeta’s op een zandhoop. Na wat gezoek en heen en weer rijden komen we tenslotte bij een groepje bomen waar volgens Freddy onze stek moet zijn. Tot zijn verrassing stuit hij op een camper en twee mzungu’s, een oudere man en vrouw, die zich gezellig op klapstoeltjes hebben geïnstalleerd. Als hij verhaal gaat halen blijkt dat het gaat om een stel dierenartsen die als vrijwilligers in het park werken en volgens eigen zeggen een vrijbrief hebben om overal te gaan staan. Mokkend parkeert hij het busje honderd meter verderop. Ons kan het niets schelen, de Serengeti is groot genoeg, maar Freddy vindt het vervelend voor ons omdat we hebben betaald voor privacy.

'Het kamp wordt opgezet.'

Het kamp wordt opgezet. Hoezeer we ook zeuren, we mogen pertinent niet meehelpen. Onverbiddelijk wordt het picknicktafeltje weer uitgeklapt. Sit en relax! Livingstone bakt popcorn voor ons en Joseph brengt bier en daar zitten we dan op onze stoeltjes, te staren over een gele grasvlakte met kleine boompjes waar werkelijk geen eind aan komt. Her en der loopt het gehoefte voorbij. Ineens horen we Joseph roepen: “You’re friends are coming!” Als we ons omdraaien, zien we aan de andere kant van ons kamp – in het dovende middaglicht, het gouden uurtje– een groep giraffes langs schuiven, zes, zeven stuks, ontspannend knabbelend aan de bomen, letterlijk in hun element. Het is een fantastisch gezicht. En opeens voel ik hoe mooi de Serengeti is. Vooraf leek het me een beetje saai, zo’n dorre savanne zonder heuvels of rivieren, maar nu ervaar ik de weidsheid, de uitgestrektheid, de rust en word ik er stil van, van dit unieke stukje verlatenheid in het hart van de wereld.




’s Nachts hoor ik een leeuw brullen. Het klinkt heel ver weg, kilometers van hier denk ik. Ik lig er niet meer wakker van.

--------------------------------------------------------------------------------------

De volgende dag is het zondag. Toevallig doen we rustig aan. We blijven hier staan, dus het kamp hoeft niet te worden afgebroken.  Ontbijt is om acht uur en bestaat uit scrambled eggs en het gehuil van een wilde hond.

Ontbijt in niemandsland
Daarna gaan we op pad met Freddy. Stapvoets stuurt hij het busje over smalle paadjes terwijl wij staand door het open dak om ons heen turen. We zien leeuwen, heel veel leeuwen: dat wil zeggen, vooral leeuwinnen met hun jongen. Sommige zijn nog aandoenlijk klein. Ook vinden we een boom met een cheetah op de ene tak en op de andere tak zijn prooi, zieltogend neerhangend. Hoewel de Serengeti een grote, lege vlakte lijkt, is er –als je goed rondkijkt– genoeg te zien.


Luipaard met prooi
Gnoes

Lunchen doen we in Seronera, het hoofdkwartier midden in het park. Hier is een soort kantine te vinden. Op het buitenterras scharrelen Hyraxen rond, een soort cavia’s met obesitas. Ze zijn zo gewend aan bezoekers dat ze gewoon op je tafeltje komen zitten. Verder is er ook een verrassend uitgebreide tentoonstelling over de Serengeti te zien. ‘s Middags rijden we nog een paar uurtje rond in de verzengende hitte. We stuitten onder andere op een drietal leeuwinnen dat bezig is een aanval op te zetten op een stelletje Thompson gazelles, kleine gazelles herkenbaar aan een dikke zwarte streep op de zij. Milimeter voor milimeter sluipen ze door het hoge gras. Het is fascinerend om naar te kijken, maar als Freddy vertelt dat dit nog uren kan duren besluiten we zoetjesaan terug te keren naar ons kamp.

We treffen Livingstone en Jospeh in goede gezondheid aan. Geen leeuwen over de vloer gehad. Ze hebben de dag gebruikt om een beetje op te ruimen en te luieren. We krijgen een biertje aangereikt dat nog verbazend koel is, gezien de omstandigheden. We bieden de jongens cola en bier aan, en vooruit, Joseph lust wel een colaatje en vooruit, Livingstone wel een biertje.

Die Livingstone is een lieve man. Hij komt zachtmoedig over, zorgzaam. Met zachte stem vertelt hij dat hij enkele jaren geleden ontzettend ziek is geweest: hij leed aan krop (opgezwollen schildklier) die naar binnen groeide, z'n keel in. Wekenlang bungelde hij tussen leven en sterven in. Het was de ergste tijd uit z’n leven, maar op een of andere manier is hij daar doorheen gekomen. Alleen zijn ogen zijn nog steeds zwak en hij draagt een donkere bril. Hij is hertrouwd en heeft een klein kind waar hij liefdevol over praat. En hij is zeer christelijk geworden. Het lijkt alsof hij zich nergens meer over opwindt en alles neemt zoals het komt met een kalme geamuseerdheid. Zijn stopwoord is: ‘You guys are sóó lucky.” Als we weer een leeuw hebben gezien. Of een olifant. Of een zeldzaam vogeltje. Of gewoon lekker geslapen hebben. 

Livingstone
De avond bestaat weer uit eten, bier drinken en kijken naar de Serengeti. De zon zakt in de savanne. De stilte is magisch. Daar zitten wij, tussen de boompjes met onze onzichtbare tentjes, twee bleekneuzen omringd door een eindeloze donkerte gevuld met miljoenen dieren die zich klaarmaken voor een safarinacht als iedere andere. De prooidieren leggen zich te ruste. De roofdieren wetten hun wapens -hun tanden en klauwen- en gaan op jacht. Zo gaat het hier al sinds de oorsprong der tijden. Voor twee nachtjes zijn wij onderdeel van deze natuurlijkheid. We are só lucky.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten