Zanzibar

2 - 5 november 2009

Sommige namen zijn exotisch van zichzelf. Timbuktu bijvoorbeeld, Ougadougou of Kathmandu. Zulke namen roepen meteen een zwoel gevoel op, iets van avontuur en romantiek, zonder dat je verder veel van deze plaatsen weet. 


Zanzibar is ook zo’n naam. Een naam die klinkt als een spannend en sensueel oord, ver weg van hier, eerder een fantasie dan een werkelijk bestaande plek. Maar Zanzibar is echt. Onze ferry legt er namelijk aan, bij de hoofdstad Stone Town. Een naam die dan weer de uitstraling van een baksteen heeft.
We verblijven in Zenji Hotel, op loopafstand van de bootterminal. Een smaakvol ingericht hotel, volgestopt met lokale kunstnijverheid, in handen van een Nederlands-Zanzibaars koppel. Elke kamer heeft een naam: onze heet ‘Sense of Jasmin’. Vanuit het hotel is de stad prima te belopen. Het eerste dat we tegenkomen is Mercury’s, een grote bar met uitzicht over de haven waar we onszelf trakteren op een welkomstbiertje. Overal posters van Freddy Mercury. En ja, het begint ons te dagen: de zanger van Queen is hier geboren, op Zanzibar.
Paleis van de sultan

Als we verder lopen passeren we, nog steeds langs de waterkant, diverse markante gebouwen waaronder het paleis van de sultan en een groot fort, maar daarna raken we gaandeweg verstrikt in het steegjeslabyrinth van de oude Arabische wijk. Handelaren uit het Arabisch schiereiland ontdekten Zanzibar in de achtste eeuw en vestigden na verloop van tijd hun eigen nederzettingen op het eiland. In 1698, na een tijdelijke Portugese overheersing, nam de sultan van Oman het eiland over en in 1840 werd Stone Town hoofdstad van zijn sultanaat. Voor inkomsten zorgden de export van ivoor, kruidnagel en...slaven.

Eeuwenlang was Zanzibar epicentrum van de Oost-Afrikaanse slavenhandel. De slaven werden gekocht of gewoon gegrepen in het achterland van Tanzania, in dodelijke karavanen naar de kust gedreven ruim 1000 kilometer verderop en verscheept naar de grote slavenmarkt in Stone Town, waar ze werden doorverkocht. Pas in 1873 werd deze gruwelindustrie officieel verboden en de slavenmarkt gesloten. Vanaf 1890 nam het Britse rijk Zanzibar over en maakte er een protectoraat van waarbij de sultans fungeerden als een soort plaatselijke stromannen, een situatie die heeft geduurd tot de onafhankelijkheid in 1964. Even nog is er oorlog geweest tussen de sultans en de Engelsen...met de nadruk op ‘even’. Op 27 augustus 1896 bombardeerde een oorlogsschip het paleis van de sultan, waarna deze een half uur later de witte vlag hees. Dit evenement is de geschiedenis ingegaan als de Anglo-Zanzibar War en geldt met 38 minuten nog steeds als de kortste oorlog aller tijden...




De Arabische geschiedenis is onmiskenaar in Stone Town. Sterker, de stad lijkt meer Arabisch dan Afrikaans. Negentig procent van de bevolking is moslim, je struikelt over de moskeeën en de oude stad is zo’n typische Moorse wirwar van steegjes, pleintjes, bochtjes, binnenplaatsjes waar je altijd ergens anders uitkomt dan je dacht. Kenmerkend hier zijn versierde houten deuren. Het is een prachtige karakteristieke wijk, ondoorgrondelijk als het Arabisch schrift. We dwalen er anderhalve dag doorheen en pakken tussendoor wat bezienswaardigheden mee, zoals de grote Darajani Market waar druk wordt gehandeld in van alles en nog wat, vis bijvoorbeeld, opgestapeld op lange tafels in een zijvleugel van het marktgebouw waar de lucht niet te harden is en de vloer glibberig is van, nou ja, wil je niet weten. Ook bezoeken we het paleis van de sultan, museum tegenwoordig.




Maar het meest indrukwekkend is de voormalige slavenmarkt. Niet dat daar nog veel van te zien is: na de afschaffing van de slavenhandel werden meteen een Anglicaanse kerk en een hospitaal op de gedoemde plek gebouwd. Slechts één oude slavencel is bewaard gebleven, maar een bezoek aan die kleine, donkere, bedompte catacombe volstaat om rillingen op je rug te krijgen, bij de gedachte aan alle onrecht en ellende die deze onschuldige mensen is aangedaan. In goede jaren, of slechte jaren, hoe je het bekijkt, werden 50.000 slaven op deze markt verhandeld richting de kruidnagelplantages van Zanzibar en Pemba, of nog verder getransporteerd naar het Arabisch Schiereiland of zelfs India.


Slavencel

Dat hier een einde aan is gekomen hebben we mede te danken aan David Livingstone, de legendarische ontdekkingsreiziger die –op zoek naar de bronnen van de Nijl– zo’n beetje half Afrika in kaart bracht, overigens zonder die bronnen te vinden. Zanzibar was de uitvalsbasis voor zijn tochten. Hij verafschuwde de slavenhandel en gebruikte zijn beroemdheid (hij was bij leven al een legende) om bij de overheden een verbod af te dwingen, wat in 1873 uiteindelijk succes had. Zelf zou hij dat niet meer meemaken, want hij stierf dat jaar ergens ver weg, in de wildernis van hedendaags Zambia.

Zo zijn er over Zanzibar weer vele verhalen te vertellen. Bijvoorbeeld ook hoe toeristisch het is. Drommen jongens en meisjes die in korte broek en bikini over de boulevard lopen, als in Lloret de Mar. Het is een shock voor ons, na een maand te hebben rondgereisd met Afrikanen of tussen Afrikanen, op plekken waar weinig buitenlanders kwamen en al helemaal geen strandgangers. Voor Zanzibar zelf zal het ook een shock zijn, of beter: zijn geweest, want het eiland heeft zich inmiddels aangepast en een goed geoutilleerde toeristenindustrie ontwikkeld. Stone Town puilt uit van de restaurants, bars, souvenirwinkels. Voor ons is het een beetje een teleurstelling, de plek is veel te gepolijst naar onze smaak, niet te vergelijken met authentieke plekken als Lushoto of Tanga. Twee dagen vinden we dan ook meer dan zat.



En zo verlaten we het eiland, twee uurtjes met de ferry naar Dar es Salaam. Aan het eind van de middag komen we aan. Dat klinkt vanzelfsprekender dan het is, want triest maar waar, deze veerboten zinken regelmatig. (Na onze reis, in de periode 2009-2012, daarvoor lette ik er niet op, is er ieder jaar eentje vergaan, de laatste keer met Nederlandse slachtoffers erbij.) Ons vliegtuig vertrekt pas eind van de avond, dus nog een paar uurtjes te doden. We lopen het centrum in en kiezen een restaurant voor ons laatste avondmaal. 

Het is altijd interessant om aan het eind van zo’n reis weer terug te keren op je uitgangspunt, omdat je dan ervaart hoeveel rijker je bent geworden, hoeveel je geleerd hebt de afgelopen tijd, geleerd over het land en z’n taal, cultuur, zeden, alles, waardoor je zoveel vanzelfsprekender rondloopt in diezelfde straten die je nog herkent van die eerste, onzekere, spannende dag toen je nog geen jambo kon uitbrengen... Doodzonde eigenlijk om juist nu terug te gaan, nu we ons zo thuis beginnen te voelen. Maar zo gaat dat met reizen. In het donker zoeken we een taxi. Een man in een rolstoel vraagt om geld; hij krijgt mijn oude schoenen en spijkerbroek, waar hij zeer blij mee is. Onze allerlaatste Tsh's gaan naar de taxichauffeur die ons naar het vliegveld brengt, up to where we belong. Tutaonana Tanzania, tot ziens!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten