Knossos

4 - 7 oktober 2013

Drie dagen later. Wende is flink opgeknapt, ze eet en slaapt weer normaal en is vrolijk als vanouds; het weer is omgeslagen, harde wind nu en een stuk kouder; en wij verlaten Plakias. Ons wacht nog één laatste kunstje: Knossos. 

Daarvoor rijden we op zondag terug naar Iraklion, na hartelijk afscheid te hebben genomen van Anna, de dochter die de zaken in Damnoni Paradise zo’n beetje bestierde terwijl haar vader en oom voor de tuin zorgden en dag en nacht aan het sproeien waren om het paradijselijke groen in stand te houden. Ze spraken nauwelijks Engels, die twee, maar lieten de tuin voor hun spreken en kwamen bijna dagelijks met fruit voor Wende aanzetten: een granaatappel, druiven, een sinaasappel. Anna daarentegen sprak vier talen en was bezig Russisch te leren, terwijl Japans ook nog op haar verlanglijstje stond. Niet dat er ooit één Japanse toerist in Plakias is gesignaleerd.

Plakias


Het was anderhalf uur rijden naar Knossos. In de reisgids werd gewaarschuwd voor handige jongens die je vakkundig naar privé-parkeerplaatsen loodsen, met grote borden ‘Knossos’ zodat ze niet van echt te onderscheiden zijn...maar dat lazen we pas later, toen wij er al ingeluisd waren, nou ja wat heet. Het was gratis, mits je een colaatje dronk bij het bijhorende restaurantje.

En toen...Knossos. Eindelijk. In 1995 stond ik hier ook twee keer voor de poort, maar toen was er een staking gaande en bleef die poort mooi dicht (HIER). Knossos is om een aantal redenen bijzonder. Het is de belangrijkste vindplaats van de zogeheten Minoïsche beschaving, die op Kreta bestaan heeft tussen 3500 en 1350 voor Christus. Nòg ouder dus dan de Myceense beschaving, sterker, het zijn de Myceniërs geweest die vanaf de Peloponnesos gaandeweg de Minoïsche cultuur hebben verdreven. Knossos was de hoofdstad van dat Minoïsche rijk. Een immense paleisstad, met koninklijke vertrekken, een centraal plein, een troonzaal en vele werkplaatsen, plus vernuftigheden als een trappenhuis, plee met stromend water en riool. Als je in Knossos rondloopt kun je je dat allemaal goed voorstellen...want uniek aan Knossos is ook dat het voor een deel is herbouwd. De archeoloog die Knossos opgroef, de Engelsman Arthur Evans (nadat Schliemann geen toestemming kreeg van de toenmalige Turkse overheid), heeft het paleis een eeuw geleden met beton gereconstrueerd zoals hij dacht dat het er oorspronkelijk uit heeft gezien. Die handelswijze is zeer omstreden, zowel bij archeologen en historici als bij toeristen, blijkt. De term ‘Disneyland’ valt dan. Begrijpelijk, maar wat ons betreft is het interessant om nu eens niet een berg oude stenen te zien waar je weinig van begrijpt, maar echt een paleisachtig iets.




Knossos maakt deel uit van de Griekse mythologie. Het zou het paleis zijn geweest van koning Minos (vandaar ‘Minoïsch), die een labyrinth liet aanleggen door meesterarchitect Dedalus (vader van Ikaros) om de vreselijke Minotaurus, half stier half mens, op te sluiten. Dit beest moest gevoed worden door mensen, en die ongelukkigen werden aangevoerd uit de overwonnen gebieden, zoals Athene. Uiteindelijk was het een van die mensoffers, de Atheense koningszoon Theseus, die de Minotaurus versloeg en z’n weg in en uit het labyrinth vond door een bolletje wol af te wikkelen dat hij van Ariadne had gekregen, de dochter van Minos.

En dan zit het erop, wat bezienswaardigheden betreft. Halverwege de middag verlaten we Knossos en rijden de paar kilometer naar Iraklion, waar we een nachtje hebben geboekt in hotel Kastro, hartje centrum. De laatste paar uurtjes wandelen we wat door Iraklion. De terrasjes in het centrum zijn goed bezet, niet zozeer door toeristen als wel door studenten, lijkt het. Daarbuiten heerst een zondagse rust, met straatjes waar alles gesloten is en lege pleinen die baden in het zonlicht. We zoeken een internetcafeetje waar we onze e-tickets kunnen printen en vinden die tenslotte vlak bij ons hotel. Daarna gaan we nog een keer uit eten en bezondigen ons aan een mix grill, moe als we zijn van het zoeken naar vegetarische mogelijkheden in een fout vleesland. Daarna terug naar het hotel, Wende te rusten leggen en onszelf.
Evalueren hadden we in de auto al gedaan. Reizen met Wende (mits niet ziek) is prima te doen, ons prinsesje lijkt zich moeiteloos aan te passen aan nieuwe omgevingen. De afgelopen weken heeft ze letterlijk leren lopen op de wankele fundamenten van de Westerse beschaving. Wat meer spullen mee dan vroeger, wat minder flexibel, wat rustiger aan doen...los daarvan is het reizen als vanouds.
Griekenland is ons verder goed bevallen. Een modern Europees land, vol vriendelijke mensen die allemaal dol lijken op kinderen en allemaal wel een paar woordjes Engels spreken. Goedkope hotels en restaurants, dure supermarkten, benzine zo-zo maar wel altijd een pompbediende die je auto vol tankt. Prima wegen, enige onhebbelijkheid van Grieken is dat ze de vluchtstrook ook gebruiken en dat een tweebaansweg de facto dus een vierbaansweg is, zodat je verdomd goed moet opletten. Lekker eten natuurlijk: simpel en veel, dat is het credo van de Griekse keuken. Regelmatig salades gegeten, gevulde courgettes(bloemen) en tomaten, vis, lekkere mèzes, ontelbare olijven. Op Kreta werden we bij het afrekenen steeds nog getrakteerd op een karafje raki met klein nagerechtje
 En de crisis? Eigenlijk weinig van gemerkt, behalve een hoop leegstand in Athene, onafgemaakte appartementencomplexen en een enkele staking. 


Klaar voor vertrek

Dan maandag vroeg op - voor de verandering moeten wij Wende eens wekken, zullen we huilend bij haar bedje gaan staan tot ze wakker wordt? grappen we tegen elkaar. Inpakken, ontbijtje meepakken en wegwezen, auto terugbrengen. Op de luchthaven van Iraklion, pal aan zee, heerst een enorme drukte. Die ene vertrekhal is duidelijk veel te klein geworden voor al dat massatoerisme. We moeten vast bij balie 6 en 7 zijn, daar staan lange rijen verbrande Nederlanders met domme chagrijnige koppen te klagen over voordringen en dat ze hier ook niks goed kunnen regelen. Ja, de vakantie is voorbij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten