Petra

De eerste keer dat ik Petra zag was in een speelfilm, Indiana Jones van Steven Spielberg. Daarin kwamen ‘Indy’ en zijn vader, op zoek naar de heilige graal, uit bij een verborgen tempel in de rotsen. Het bouwwerk zag er zo fantastisch uit, zo onwerkelijk, dat ik automatisch aannam dat het een decor uit Hollywood betrof.

Pas jaren later ontdekte ik dat de tempel echt bestond en in Jordanië was te vinden. Sindsdien stond Petra op ons reis to-do lijstje. Twee jaar geleden, toen we met mijn familie in Egypte waren, zouden we er met een dagtocht naartoe, maar dat ging niet door. Maar nu is het dus gelukt.



Toegegeven, Petra is een geweldige belevenis. Je wandelt eerst door een steile kloof van zo’n anderhalve kilometer lang, de Siq, die op sommige plekken maar een paar meter breed is. Plotseling vang je een eerste glimp op van een paar zuilen en voor je het weet sta je op een natuurlijke binnenplaats, omringd door rotsen, oog in oog met dat wereldberoemde bouwwerk. De officiele naam luidt ‘Al Khazneh’ of ‘Treasury’ (de schatkamer). Feitelijk betreft het alleen een facade, want het ding is uit de rotsen gehakt en erachter zit een groot hol en meer niet. De Treasury is ook geen tempel, maar een graftombe.

Daar komt ie dan...

...ja...


...the Treasury!

En daar begint Petra pas. Want als je vervolgens doorloopt, een andere korte kloof door, stuit je op nog veel meer graftombes (de Street of Facades), een amfitheater, een straat met zuilengalerijen, een kerk, en een tempel en ga zo maar door. Petra blijkt een hele stad te zijn, grotendeels uit rots gehouwen. Het was de hoofdstad van de zogeheten Nabateërs, een volk dat in dit deel van het Midden Oosten leefde van circa. 500 voor Christus tot 500 na Christus. Hun bloeitijd lag in de eerste eeuw voor Christus, toen Petra werd gebouwd en er zo’n twintigduizend mensen woonden. Daarna werd hun rijk ingelijfd bij het Romeinse Rijk en doofde hun cultuur gaandeweg uit. In 1812 werd Petra, inmiddels een ruïne, herontdekt door de Zwitser Burckhardt.
Street of facades
Om alles te zien heb je twee dagen nodig, maar wij houden het bij één dag. Een hele lange, hele warme dag. Wende gaat mee in de rugdrager. Tijdens de vorige vakantie, een half jaar geleden, vond ze dat nog niks, maar nu loopt ze enthousiast op het ding toe en klimt er zowat zelf in. Af en toe mag ze eruit om de beentjes te strekken (en papa de rug). Ze is geïntrigeerd door de kamelen ter plaatse: ze aait ze over de kop, voelt aan hun smakkende lippen en durft ze zelfs een kusje te geven. Dat het geen paardjes zijn weet ze inmiddels, ze noemt ze keurig ‘meel’. Rond lunchtijd sukkelt ze in slaap in de drager, waarna we haar op een matje neervlijen op een rustig plekje bij de Palace Tomb, een van die graftombes. Het geeft ons gelegenheid om om de beurt de tombes te verkennen.

Kusje voor de meel
Het moet wel leuk blijven

 Na een colaatje in wat ‘City Center’ wordt genoemd, een cluster ruïnes rond een Romeinse weg, lopen we op ons gemak de drie kilometer weer terug. (De klim van 700 treden naar ‘The Monastery’ slaan we maar even over, hoezeer deze ook wordt aanbevolen door onze gids.). Eerst naar de Treasury waar we ons nog een tijdje vergapen aan het achtste wereldwonder, en vervolgens via de Siq terug naar de ingang. Alle paardjes, koetsjes en kamelen die aangeboden worden slaan we af. Rond half zes zijn we terug bij ons Petra Home Hotel, behoorlijk gaar alledrie. Maar dat geeft niet. Petra is uniek.

Op de terugweg

--------------------------------------------------------------------------



Een voorproefje. Zeven uur ontbijt, acht uur de deur uit, half negen naar binnen...nèt niet de eerste.

20 april 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten