Ella

3 - 5 november 2015

Sri Lanka heette vroeger Ceylon. Dat was echter de naam die de Europeanen gebruikten, de bezetters, dus toen Sri Lanka in 1948 onafhankelijk werd besloot het land haar eigen naam te kiezen, lekker pûh. Ze moesten er alleen wel erg lang over nadenken kennelijk, want pas in 1972 werd Ceylon officieel Sri Lanka.


Niettemin is Ceylon nog altijd een klinkende naam, vanwege de thee natuurlijk. Ceylon en thee zijn bijna synoniem met elkaar. Sri Lanka hoort samen met India en Kenya tot de drie grootste theeproducenten ter wereld en de export van thee is verantwoordelijk voor een kwart van ‘s lands inkomen. Het plantje werd geïntroduceerd door de Engelsen (allicht) in 1867, als alternatief voor de koffiecultuur die in de jaren daarvoor door een schimmel onherstelbaar was verruïneerd. Entrepreneurs als Sir Thomas Lipton kochten failliete koffieplantages op, schakelden over op thee en hoppa, ‘het groene goud’ was geboren.

Thee gedijt op hellingen op gematigde hoogte in een warm, vochtig klimaat. Het heuvellandschap van centraal Sri Lanka dat zo tussen 1000 en 2000 meter hoogte ligt is ideaal hiervoor (net zoals het gebied rond Darjeeling in India waar we ook al eens uren en uren langs theevelden zijn gereden). Ella is het eerste plaatsje dat je tegenkomt vanuit het zuiden en hier strijken we neer, na een rimpelloze reis met drie bussen.



Alleen de eerste bus vanuit Kataragama schoot niet op: hij bleef heel lang stapvoets rijden, wel een uur lang, terwijl het toch een prima weg leek. We begonnen al te denken aan een kapotte motor of zoiets, tot we ons realiseerden dat deze weg nog door Yala National Park liep en de chauffeur voorzichtig manoevreerde om niet iets wilds en beschermds aan te rijden, die malle nationale haan bijvoorbeeld. Ineens week de bus uit naar de andere weghelft, remde af, stond stil...en precies voor de open achterdeur, waar wij zaten, stond een olifant! Alsof hij ook de bus naar Ella moest hebben. Bijna stak hij z’n slurf naar binnen. We waren even flabbergasted! En zo hebben we tóch een olifant gezien in Yala National Park...
Ella ligt op zo’n 1000 meter hoogte. Het is iets minder plakkerig hier, al zou ‘koel’ een te koud woord zijn voor dit plaatsje. Vanuit onze kamer kijken we uit over prachtige groene heuvels, een waterval (‘ella’ betekent waterval) en een grote sleuf tussen de bergen, Ella’s Gap genaamd, waar je het laagland doorheen ziet schemeren. We verblijven bij Buddhi, een ongelooflijk aardige jongen die samen met z’n moeder twee eenvoudige kamers verhuurt op de bovenverdieping van hun huis.



Een derde kamer is in aanbouw en moet voor het hoogseizoen in december klaar zijn, maar het gaat spannend worden, want Buddhi is zo attent de werkzaamheden alleen te laten uitvoeren als zijn gasten de deur uit zijn. Hij wijst ons de snelste route naar het centrum: gewoon over de spoorlijn. Ella is verbonden aan de spoorlijn Colombo-Kandy en per dag rijden er zes treinen langs, drie heen en drie terug, met een vaartje van hooguit 30 kilometer per uur. Zelfs de bloedzuigers in de berm zijn sneller. Christel heeft er 's avonds eentje aan haar voet hangen, niet gevaarlijk, hij haalt alleen het bloed onder haar nagels vandaan...



Ella is weer wat toeristischer, of beter gezegd, het plaatsje is zo bescheiden dat de buitenlanders elkaar steeds voor de voeten lopen. Voornamelijk jonge backpackers hier, een aantal daarvan Nederlanders.
Ella is vooral populair omdat je er prachtig kunt wandelen. (Er is ook een speeltuintje, maar dat is denk ik niet waar iedereen voor komt.) Wij maken een wandeling naar Little Adam's Peak, een heuveltop met panoramaview. Mooie route langs theevelden, Christel spot nog een kameleon op een theestruik.

Later op de dag bezoeken we een theefabriek, de Halpewatte Tea Factory, die er eerlijk gezegd behoorlijk archaïsch uitziet maar toch representatief schijnt te zijn voor de theeindustrie in Sri Lanka. We krijgen een rondleiding door de fabriek die ontzettend interessant is. Wij wisten het niet, maar er moet heel wat gebeuren voordat thee in een kant en klaar zakje in je kop bungelt.
Allereerst moet het natuurlijk geplukt worden. Alleen het bovenste topje, een helder groen stengeltje met vier blaadjes, wordt geplukt. Er groeit dan weer een nieuw topje en dat kan, afhankelijk van het seizoen, na 7 tot 10 dagen opnieuw worden geplukt, enzovoorts. Thee kan dus het hele jaar door worden geoogst. Het gebeurt met de hand, nog steeds, dus je kunt je wel voorstellen dat er duizenden en duizenden arbeiders voor nodig zijn, voornamelijk vrouwen. Volgens de gids omdat die fijnere motoriek hebben, ik vraag me dat af, druiven in Frankrijk worden ook door man en vrouw, jong en oud geoogst, maargoed.

Destijds, in de negentiende eeuw, werd dit werk gedaan door Tamils uit het nabije Zuid-India. Die hadden daarvoor ook al op de koffieplantages gewerkt. Het grote verschil is alleen dat koffie een seizoensproduct is, dus na het oogstseizoen waren de Tamils weer verdwenen, terug naar India; nu werkten ze het hele jaar door en vestigden ze zich permanent in Sri Lanka. Daardoor onstond gaandeweg een steeds grotere Tamilpopulatie op het eiland, totdat deze in de loop van de twintigste eeuw zo’n 30% van de bevolking uitmaakte en er steeds meer spanning ontstond tussen de Tamils en de ‘oorspronkelijke’ bewoners van het land, de Sinhalezen. (Oorspronkelijk tussen aanhalingstekens, omdat er verwoede strijd is over wie nou eigenlijk eerder vanuit India is overgestoken, de Sinhalezen uit Noord-India of de Tamils uit Zuid-India...en oorspronkelijk zijn ze geen van beiden, want er leefde al een aan de Aboriginals verwante stam, de Veddha’s, van wie er tegenwoordig nog zo’n 350 over zijn.) Na de onafhankelijkheid in 1948 voerden de Sinhalezen al gauw de boventoon, ze voerden een soort apartheidswetten in, ontzegden de zogeheten ‘plantage-Tamils’ het stemrecht en plaveiden op die manier een snelle weg richting opstand en burgeroorlog. Allemaal vanwege de thee...
Goed. De geoogste blaadjes gaan naar de fabriek, worden in grote bakken uitgespreid en een halve dag onder een ventilator gedroogd. Daarna worden er machinaal balletjes van gedraaid, wat ervoor zorgt dat alle sappen en mineralen, die over het hele blad verspreid zitten, door elkaar geroerd worden.
Die balletjes worden exact 32 minuten verhit in een oven. (In deze fabriek worden de ovens nog met hout gestookt.) Wat er dan uitkomt lijkt voor het eerst op onze thee. Vervolgens worden de kruimels door een machine op grootte gesorteerd: de fijnste korreltjes, de sterkste, gaan in theezakjes, de grovere korrels worden als losse thee verkocht. Na afloop vond er nog een ‘theeproeverij’ plaats, met zes kopje keurig op een rijtje waar je met een lepeltje iets uit kon scheppen, maar ja, de Man Zonder Smaak proefde vooral steeds... thee.

Een welbestede dag in Ella, kortom. Volgende bestemming is de plaats die letterlijk en figuurlijk in het hart van Sri Lanka ligt, Kandy. Met de trein.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten