Naar Tsjechië

2 - 4 augustus 2019

Salzburg, zaterdagavond. Het parkeerterrein bij het Austria Trend Hotel is vol. Geen nood, jullie kunnen ook parkeren bij de Merkur Supermarkt hiernaast, zegt de vriendelijke receptionist. Dus dat doen we braaf.

Wat de goeie jongen er echter niet bij vertelt, is dat die parkeerplaats iedere zondagochtend transformeert tot een levendige vlooienmarkt, dus als wij ’s ochtends rond negenen uitgeslapen en wel weer terugkeren treffen wij voor de Merkur Supermarkt een drukke bedoening aan, ofwel een parkeerterrein vol mensen en kraampjes, maar zonder auto’s – op een na: onze Lexus, ingebouwd in een speelgoedkraam en alleen nog herkenbaar aan de fietsen achterop die boven de tweedehands kinderwagens en andere prullaria uitsteken. Nadat we over ons ongeloof heen zijn, schieten we in de lach. Hebben wìj weer. Maar we zijn nog niet uitgelachen of er staat al een mevrouwtje naast ons met een heuptasje – de markmeester, blijkt – die ons wijst op de verbodsborden her en der (allemaal niet gezien) en ons sommeert € 30 te betalen, anders wordt het een officieel proces-verbaal en gaat het nog veel meer in de papieren lopen. Zucht. Dokken dus maar. Hadden verdorie net €30 uitgespaard door het ontbijt bij Austria Trend Hotel over te slaan. Enige troost is dat het wel een onbetaalbare foto oplevert.



Salzburg is onze tweede tussenstop onderweg naar Tsjechië. De eerste avond overnachten we in een Ibis-hotel nabij Neurenberg. Hoewel het maar 1000 kilometer naar Tsjechië is, minder ver dan bijvoorbeeld Zuid-Frankrijk of Italië, doen we er drie dagen over omdat het zwarte zaterdag (en vreselijke vrijdag) is in Duitsland en omdat we onderweg nog wat willen bezoeken, te weten het ‘zomerhuisje’ van Adolf Hitler in Berchtesgaden. Berchtesgaden ligt in het uiterste zuidelijke puntje van Duitsland, in een door Oostenrijk omringde uitschieter in de bergen. Buurdorp is Inzell, ja die van het schaatsen, we passeren de ijsbaan – tot onze verbazing, want ik meende altijd dat Inzell in Oostenrijk lag, niet in Duitsland.

Het fraaie berglandschap met z’n mooie uitzichten en frisse lucht trok Hitler – niet ver hier vandaan geboren en getogen – onweerstaanbaar aan en halverwege de jaren dertig, toen hij aan de macht was gekomen, liet hij hier op de Obersalzberg boven Berchtesgaden een groot huis bouwen, de Berghof, dat snel uitgroeide tot een compleet dorp met verblijven voor personeel en bewakers, extra gastenhuizen en luxe villa’s voor andere nazi-prominenten zoals Speer, Bormann en Goering, die laatste voorzien van een heus zwembad waar Eva Braun, Hitler’s vriendin, graag baantjes mocht trekken. In dit complex bracht Hitler tot 1945 veel van zijn tijd door, hij hield er besprekingen en ontving er belangrijke gasten. Op de top van de berg, bijna duizend meter hoger, bereikbaar via een steil pad en een lift door de rotsen, werd een theehuis gebouwd waar de Führer en zijn gevolg in de zon konden zitten en genieten van het uitzicht. Dit was het Kehlsteinhaus, ook wel ‘Adelaarsnest’ genoemd. 





Het Kehlsteinhaus is het enige dat nog overeind staat. De rest is platgebombardeerd of na de oorlog vernietigd. Op de plek waar voorheen de Berghof stond, bevindt zich nu een documentatiecentrum; ook vertrekken hier de speciale bussen die je omhoog brengen naar het Kehlsteinhaus. Om half vier ‘s middags gaan wij nog met een van de laatste bussen mee. Het regent pijpenstelen en we zien onderweg helemaal niets van het veelgeroemde uitzicht, alleen maar mist. Boven moeten we door een imposante tunnel (naar verluidt door de nazi’s van top tot teen volgestouwd met exquise flessen wijn) en dan met dezelfde lift die Hitler gebruikte nog 120 meter omhoog. 




Ook boven: stortregens en uitzicht nul komma nul. Vreemd toch. Want op foto’s van Hitler zie je altijd een stralend zonnetje… Zal wel propaganda zijn geweest, waren die nazi’s goed in hè. (De realiteit is dat Hitler’s ‘vakantiehuisje’ zorgvuldig geheim werd gehouden voor het Duitse volk.) Gelukkig trekt de hemel vlak voor vertrek ietsje open, zodat we nog een glimp kunnen opvangen van het fraaie berglandschap, voordat we als verzopen katten terugkeren naar de bus en afdruipen richting Salzburg.





Vanaf Salzburg is het nog zo’n drie uurtjes naar onze camping in Tsjechië. Dat geeft ons gelegenheid om een paar uurtjes in Salzburg door te brengen, misschien wel de mooiste stad van Oostenrijk. We parkeren de auto ergens en fietsen dan langs de rivier richting binnenstad. Ver boven ons torent een groot kasteel, de Festung Höhensalzburg. 



Salzburg is de stad van Mozart, hij is hier geboren en getogen, en we bezoeken zijn geboortehuis waar de familie Mozart halverwege de achttiende eeuw één verdieping huurde. Eén zitkamer en één slaapkamer en dat voor een gezin van vader, moeder en zeven kinderen – dat vijf daarvan snel dood gingen kwam ruimtetechnisch niet slecht uit, hoewel het natuurlijk een drama moet zijn geweest. (Dat mensen vroeger minder moeite met kindersterfte hadden omdat ze het als het ware ‘gewend’ waren is overigens een wijdverbreid misverstand. Er zijn hartverscheurende voorbeelden van het tegendeel, Charles Darwin bijvoorbeeld.) Gelukkig voor de wereld heeft Wolfgang Amadeus het wel gehaald, al zou hij niet ouder worden dan 35 jaar (waarschijnlijk geveld door een streptokokkeninfectie) en aldus hét symbool worden van het jonggestorven wonderkind vol Sturm und Drang en omarmd worden door de Romantiek. Het museum is verder bescheiden van opzet, hoewel het bijzonder is om naar originele muziekinstrumenten van Mozart te kijken.


En daarna…allez, naar Tsjechië. Bij de grens een tolvignet kopen en meteen een pinautomaat opzoeken, want je gelooft het niet, Tsjechië doet niet mee met de euro en handhaaft gewoon koppig z’n eigen kroon. Zonder problemen vinden we de camping, een Nederlandse enclave die als een woekerende zomersproet de kop heeft opgestoken bij het dorpje Chvalsiny. Binnenkort meer hierover.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten