Dresden

27 - 28 augustus 1992

Ooit gold Dresden als een van de mooiste steden van het Duitse Rijk, het ‘Florence aan de Elbe’. In de nacht van 13 op 14 februari 1945 kwam daar een einde aan met operatie Thunderclap. De geallieerden gooiden meer dan een half miljoen bommen op de ‘Altstad’ en alles lag in puin. Control, Alt, Delete.


Met de duivelse inventiviteit die vaak in oorlogen wordt geboren, wisten de Engelsen en Amerikanen een ‘vuurstorm’ te creëren. Truc was om een groot aantal brandhaarden te creëren die alle lucht aanzoog en steeds meer wind veroorzaakte zodat er uiteindelijk een enorme, allesverzengende vuurzee ontstond. Ze bereikten dat door eerst luchtmijnen te gooien die boven de grond explodeerden en alle daken van de huizen bliezen; daarna volgden brandbommen die het vuurtje aanstaken. Op die manier was in 1943 al Hamburg van de kaart geveegd (42.000 slachtoffers, het dodelijkste non-nucleaire bombardement) en nu was Dresden aan de beurt. De binnenstad  – grotendeels nog van hout –­ werd voor zeventig procent in de as gelegd en er vielen 30.000 doden, hoofdzakelijk burgers. Achteraf is dit bombardement zeer omstreden, omdat het feitelijk geen strategisch doel diende, maar enkel bedoeld was om de Duitsers te laten schrikken. De oorlog was bijna voorbij, de Russen naderden rap vanuit Polen en de stad zat vol met vluchtelingen die voor het rode gevaar uit waren gevlucht plus krijgsgevangenen.

Onder hen bijvoorbeeld de Amerikaanse verkenner Kurt Vonnegut, opgepakt tijdens het Ardennenoffensief en naar Dresden overgebracht, waar hij het bombardement overleefde tussen de kadavers in een ondergronds slachthuis. Het vormde de inspiratie voor zijn beroemde boek ‘Slaughterhouse 5’, een even unieke als hilarische verwerking van zijn oorlogservaringen. Vaak wordt het een anti-oorlogsroman genoemd, maar daar had hij zelf zo zijn bedenkingen bij getuige dit citaat uit het boek:

"Door de jaren heen hebben ze me vaak gevraagd waaraan ik op het ogenblik werkte en dan zei ik altijd dat mijn voornaamste project van het moment een boek was over Dresden.
Dat zei ik ook eens tegen de filmer Harrison Starr en die trok zijn wenkbrauwen op en vroeg: 'Is het een anti-oorlogsboek?'
  'Ja,' zei ik. 'Daar komt het wel op neer.'
  'Weet je wat ik altijd zeg tegen mensen die me vertellen dat ze anti-oorlogsboeken schrijven?'
  'Nee. Wat zeg je dan, Harrison Starr?'
  'Dan zeg ik "Waarom schrijf je niet een een anti-gletsjersboek"?
  Hij bedoelde natuurlijk dat oorlogen altijd zullen blijven bestaan, dat je ze ongeveer net zo gemakkelijk kan tegenhouden als gletsjers. Dat geloof ik ook. "

Mooi Dresden

Hoe dan ook, van Dresden’s legendarische schoonheid was weinig meer over na de Amerikaanse donderklap. En dat is nog steeds zo, moesten wij bijna vijftig jaar later constateren. De stad vormde een merkwaardige hybride van renovatie en ruïne. De Zwinger, bijvoorbeeld, een statig paleizencomplex in het centrum, was hersteld, maar de Frauenkirche even verderop was nog steeds een troosteloze berg stenen. Dresden voelde niet organisch aan en de stad maakte weinig indruk op mij. In m’n beknopte dagboek van onze reis had ik het vooral over het kunstmuseum dat we bezochten en waar we ons vergaapten aan oud (Rembrandt Vermeer, Rubens) en nieuw (Van Gogh, Gauguin, Monet). 

Na afloop liepen we een rondje door de herbouwde ‘Altstad’, die dus allesbehalve ‘Alt’ was, en liepen een aantal platenzaken binnen, waar we tot onze verrassing hippe Nederlandse acts als Urban Dance Squad en Gotcha aantroffen. Daarna keerden we terug naar de camping. Bij de snackbar deden we ons tegoed aan Thüringen worst en patat. Koken was er niet bij deze trip.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten