Weimar en Buchenwald

26 augustus 1992

Vanuit Bad Salzungen is het anderhalf uur rijden naar Buchenwald. Het voormalige concentratiekamp ligt pal naast een van Duitslands beroemdste historische steden, een brandpunt van kunst, cultuur en beschaving: Weimar. Over die schrijnende tegenstelling straks meer.


Buchenwald was het grootste concentratiekamp binnen Duitsland zelf. Het werd gebouwd in 1937 en was bedoeld voor politieke gevangen en criminelen, wat in het Derde Rijk van Hitler eufemistische termen waren die zich ook uitstrekten over Jehova’s, Roma, Sinti en homoseksuelen. Al snel stroomden ook de joden binnen en – nadat de oorlog was uitgebroken – duizenden Russische krijgsgevangenen. In totaal zouden er tot 1945 zo’n 250.000 mensen gevangen zitten in Buchenwald. Daarvan stierven er ruim 50.000, door ziektes, ondervoeding, mishandeling, medische experimenten en executies. Een vernietigingskamp zoals Auschwitz was Buchenwald niet, maar gezellig was anders. De gevangenen verrichten dwangarbeid, onder andere in de plaatselijke steengroeve, maar ook in meer dan honderd satellietkampen die in de loop der jaren in de omgeving verrezen naast wapen– en machinefabrieken.

In april 1945 reden de Amerikanen het kamp binnen, een paar uur nadat een verzetsbeweging van communistische gevangenen de laatste overgebleven bewakers – de rest had al de benen genomen – had overmeesterd en de macht had gegrepen. De ellende die ze aantroffen tartte iedere beschrijving. Het leverde misschien wel de beroemdste Holocaustfoto op die er is (google maar op gevangenen Buchenwald), van uitgemergelde gevangenen die zij aan zij in een barak liggen en apathisch naar de lens staren. Naamloze slachtoffers allemaal, lijkt het, maar eentje zou later wereldfaam vergaren, namelijk een hologige jongen ergens rechts onderaan op de foto, een 16-jarige jood uit Hongarije die Auschwitz had overleefd én de winterse dodenmars naar Buchenwald. Elie Wiesel heette hij, hij werd schrijver, won de Nobelprijs voor de Vrede en werd 87 jaar.


Een kleine 50 jaar later arriveerden wij in het voormalige kamp. Buchenwald ligt op een heuvel, de Ettersberg. Een groot deel van het kamp is ontmanteld, maar wat je nog steeds ziet als je aankomt via de door gevangenen aangelegde 'Bloedstraat' is de toegangspoort met de gietijzeren hekken en het soort cynische spreuk waarop nazi’s dol waren: Jedem das Seine, ieder het zijne. Daarachter ligt een grote open vlakte, de voormalige appelplaats, met nog een paar van de resterende barakken die nu als tentoonstellingsruimte zijn ingericht. Ook het crematorium staat er nog met de ovens waar lijken werden verbrand. Verder is er tegenwoordig een groot monument opgericht. Voor mij – en voor Peter ook volgens mij – was het de eerste keer in mijn leven dat ik zo’n gruwelijke plek bezocht. Ik zou kunnen zeggen dat ik onder de indruk was, geschokt door alles, en waarschijnlijk was ik dat ook, maar de waarheid is dat ik het me niet meer kan herinneren wat ik precies voelde die dag.



Na afloop reden we de paar kilometer naar Weimar en namen daar een kijkje. Zoals gezegd is het stadje beroemd om zijn culturele erfgoed, te danken aan de hertogen die in de tweede helft van de 17e eeuw een intellectueel klimaat creëren waar schrijvers als Goethe en Schiller, filosofen als Herder en Nietschze en componisten als Bach en Liszt op af kwamen. Nieuwe faam was er vanaf 1919, toen ontwerper Walter Gropius er een kunstacademie vestigde die een wereldberoemde nieuwe ontwerpstijl zou voorbrengen, genoemd naar dat gebouw: Bauhaus. Het was hetzelfde jaar, overigens, dat in Weimar een nieuwe Duitse grondwet werd aangenomen die van Duitsland voor het eerst in de geschiedenis een democratische republiek maakte, toepasselijk de 'Weimarrepubliek' gedoopt. Aan deze prille democratie kwam in 1933 hardhandig een einde toen de pas gekozen rijkskanselier Hitler via allerlei nooddecreten de grondwet buiten werking stelde. Vier jaar later begon de bouw van Buchenwald.


Goethe en Schiller...

Het blijft bizar hoe die twee, een concentratiekamp en een symbool van cultuur en beschaving, zo dicht bij elkaar kunnen liggen. Nergens in nazi-Duitsland kwam die tegenstelling zo duidelijk naar voren. Tot 1943, het jaar waarin Buchenwald een eigen treinstation kreeg, werden nieuwe gevangenen uitgeladen op het station van Weimar en dwars door de stad van Goethe en Schiller de heuvel op gedirigeerd, richting hun noodlot. Na de oorlog zeiden de inwoners es nicht gewusst te hebben. Daar wisten de Amerikanen wel raad mee: een paar dagen na de bevrijding dwongen ze zo’n 7000 burgers om een kijkje te nemen in het kamp, waar de lijken nog lagen opgestapeld. (Het is een scène die echoot in de slotaflevering van de serie Band of Brothers waarin hetzelfde gebeurd, zij het in een ander kamp.) Wat betekent het dat beschaving en wreedheid zo gebroederlijk naast elkaar kunnen bestaan? Het antwoord zal niet vrolijk zijn.


...en Schiller en Goethe.

Veel tijd hebben we niet in Weimar. We bezochten de Fürstengrüf, een vorstelijke begraafplaats waar in een mausoleum ook de grafkisten van Goethe en Schiller te vinden zijn, netjes naast elkaar zodat de twee vrienden ook ná hun dood innig verenigd bleven. Daarna pikten we nog snel het Goethe-Nationalmuseum mee, een groot barok pand waar Goethe ruim 50 jaar van zijn lange leven – hij werd 82 – heeft gewoond. Goethe is zonder twijfel de reus van Weimar. Staatsman, wetenschapper en natuurlijk schrijver. Met 'Werther' en 'Faust' heeft hij de twee grootste klassiekers uit de Duitse letterkunde nagelaten, boeken die in zijn tijd – tweede helft 18e eeuw, de tijd van de romantiek – bestsellers waren. Faust gaat over een man die zijn ziel aan de duivel verkoopt in ruil voor alle kennis van de wereld, waarbij hij uiteindelijk ontdekt, natuurlijk! dat hij er niet gelukkig van wordt. Het is een universeel thema dat Johan Wolfgang von niet zelf heeft bedacht, enkel afgestoft, maar hij werd er onsterfelijk mee. Peter en ik moesten ons haasten door het pand waarvan vooral de enorme bibliotheek indruk op me maakte.

Het Goethe-museum

En daarna ... snel verder. We hadden nog 200 kilometer te gaan die dag, want we wilden naar Dresden. Daar arriveerden we aan het begin van de avond, dat wil zeggen op een camping in Moritzbürg, ten noorden van de stad. Hier, in Dresden, wachtte ons geen concentratiekamp, maar een ander stralend dieptepunt uit die veelbewogen jaren tussen 40 en 45: een zinloos bombardement.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten