Krakau

29 - 31 augustus 1992

De dag na Auschwitz was het zondag. We bleven een dagje op een camping aan een riviertje, in Myslenice.



Het was vreselijk heet en we brachten de dag door met lezen, schrijven en suffen. Ik voelde me belabberd: verkouden en koortsig, ongetwijfeld de tol van mijn marathon schrijf–en rooksessie van een week geleden, toen mijn hele leven nog om 'De zondvloed' draaide. Echt? Nog maar een week geleden? Inmiddels ben ik twee concentratiekampen verder en leek me die hele scriptieproblematiek een storm in een glas water. Duitse vernietigingskampen helpen je om te relativeren.

Aan het eind van de middag reden we naar Krakau, niet ver van de camping. Krakau is na Warschau de grootste stad van Polen en wordt beschouwd als een van de mooiste steden van Europa. In eerste instantie begrepen wij weinig van die faam. Toen wij voor de vuist weg wat rondliepen, zonder kaart of gids – laat staan met iets futuristisch als Google Maps bij de hand – troffen we slechts verlaten straten die bepaald niet uitblonken in pittoreske architectuur of iets anders dat deed denken aan een Poolse parel. Met het gevoel iets te missen streken we neer bij een soort snackbar-pizzeria – vier zwarte tafeltjes, geen klanten – waar we voor een Oostblok afbraakprijs hele aardige pizza’s kregen voorgeschoteld. Terug naar de auto raakten we de weg kwijt, dwaalden rond, sloegen lukraak een hoek om en …stonden ineens op een groot plein, even fraai als zonovergoten, afgeladen met mensen en terrasjes: de grote markt van Krakau. Dit historische stadshart dateert uit de dertiende eeuw en geldt als een van de grootste middeleeuwse pleinen van Europa. Ietwat overvallen door de plotselinge drukte liepen we een rondje, langs de Lakenhal die het plein in tweeën deelt en een trits straatartiesten. Bijna hadden we dit dus gemist.

De volgende dag gingen we weer verder. Nog steeds voelde ik me niet fit maar manmoedig bleef ik doorgaan het roken van de zware Poolse sigaretten, je was verslaafd of je was het niet. We reden naar het zuidwesten nu, richting Tsjechoslowakije. Daarbij staken we de Karpaten over, een mooi middelgebergte dat zich in een halvemaanvorm over het halve Oostblok inclusief de Oekraïne uitstrekt en een hoogste top heeft van 2655 meter. Al met al waren we bijna een hele dag onderweg. Bij de grens wisselden we onze zlotys voor kronen en bewonderen het portret van Vaclav Havel aan de muur, de president van de Tsjechische en Slowaakse Federatle Republiek zoals het land op dat moment officieel nog steeds heette; pas vier maanden later, op 1 januari 1993, zou de republiek gesplitst worden in twee landen, Tsjechië en Slowakije, overigens zeer tegen de zin van Havel zelf. Wij reden nu de Tsjechische kant binnen.

In de buurt van Brno aten we een taaie schnitzel in een armoedig wegrestaurant, daarna koersten we naar Praag. We zochten een camping. Bedoeling was een ANWB-camping waar we op een of andere manier lucht van hadden gekregen, maar terwijl we zoekend rondreden maakten we een ongelukkige manoeuvre en belandden met auto en al in een greppel naast de weg. Geen nood. Een behulpzame Tsjech kwam aangesneld en trok onze Honda met zijn auto weer de weg op, met een stoïcijnse houding die verried dat hij dit uiterst schlemielige ongeluk vaker bij de hand had gehad. Toevallig bleek hij de eigenaar te zijn van een minicamping genaamd ‘Eva’ die zich aan de overzijde van de greppel bevond. Het moest een teken zijn – we checkten hier maar in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten