Vrbas

19 – 22 juli 2023

Donderdag, drie uur ‘s middags. Na een ouderwetse autorij-marathon liggen we eindelijk te dobberen in de rivier de Sava. Ofwel we zijn in Bosnië.

Tenminste, als we niet teveel afdrijven naar de andere oever. Want de Sava vormt hier de grens tussen Kroatië en Bosnië en vanuit het water kijken we omhoog naar de oude ijzeren brug waarover het grensverkeer langzaam voorbij schuift. Een uur geleden kwamen we zelf over die brug: moe, bezweet, gaar gestoofd in een camper met een kapotte airco terwijl het buiten - en binnen - 37 graden is. Onder ons zagen we dit eilandje in de rivier en mensen die pootje baadden. Yes! Langs de douane, de bocht om, parkeren en plons! Letterlijk doken we Bosnië binnen.

Precies een dag eerder, woensdag tegen tweeën, vertrokken we uit Utrecht, met een rit van 1500 kilometer voor de boeg. Tegen onze gewoonte in hadden we bedacht om een keer ‘s nachts door te rijden. Minder saai voor Wende; rustiger op de weg; en gewoon omdat het kan met een camper die een stapelbed heeft. Duitsland gleed moeiteloos voorbij inclusief tussenstop bij ein McDonalds en rond middernacht waren we in Oostenrijk. Wende ging naar bed en Christel en ik wisselden rijden en slapen af. Bij zonsopkomst reed ik Slovenië in - en weer uit, klein als het land is. Op dezelfde manier had ook Kroatië een formaliteit moeten zijn, ware het niet dat de routeplanner ons dwars door hoofdstad Zagreb leidde waar het ontzettend druk was. Maar goed, tegen tweeën rammelden we de brug over de Sava op.

Tour kijken...

Na onze verfrissende duik zoeken we in het grensplaatsje een pinautomaat. Bosnië hoort namelijk niet tot de eurozone. We pinnen 800 Bosnische mark, soms BAM genoemd maar meestal KM; dat laatste staat voor ‘konvertiblina marka’, maar wij noemen het voor het gemak ‘kilometer’. De koers is 2 kilometer voor € 1, en die kilometers reiken ver want de prijzen in Bosnië blijken laag te liggen, de helft of minder van wat we in Nederland betalen. Het is even wennen. Als ik voor een uurtje parkeren 1 mark in de automaat gooi - € 0,50 dus, in Utrecht goed voor 6 minuten -  ontdek ik meteen voor 36 uur betaald te hebben.

Het eerste wat we kopen voor ons verse geld zijn ijsjes voor de meisjes en daarna rijden nog een uurtje verder, tot iets voorbij Banja Luka. De laatste 10 kilometer voeren langs de Vrbas-rivier, door een prachtige canyon met steile wanden vol bomen. Tenslotte arriveren we bij Vrbas Auto Kamp, een grasveldje langs de rivier waar een paar campers staan. Er hoort een restaurantje bij met een opvallend groot buitenterras. Zodra we zijn geïnstalleerd en nog maar eens een duik in de rivier hebben genomen - slingerend langs een touw in de boom - strijken we neer op het terras en trakteren onszelf op ijskoud Nektar-bier, fanta en avondeten. De vriendelijke ober geeft ons de menukaart, maar waarschuwt meteen dat haast alles op is en beveelt Cevapi aan, een Bosnische specialiteit. Geen idee wat het is, dus doe maar. Het blijkt een soort mega pitabrood met vlees en rauwe ui, verder niets. We zijn natuurlijk vegetariërs, maar als serieuze reizigers moet je nationale schotels proberen, dat hoort bij het vak vind ik...

De volgende dag uitslapen, zwemmen in de snelstromende rivier en een ijsje halen in Banja Luka, de tweede stad van Bosnië waar ondanks de zangerige naam weinig muziek meer in zit. De stad is tijdens de Bosnische Oorlog van 1992-1995 compleet verwoest en ongeïnspireerd herbouwd. ‘s Avonds steekt er ineens een korte, maar felle storm op. Terwijl we snel onze klapperende luifel redden, vliegt een luchtbed de rivier in. Adios. Denken we.

Zaterdag gaan we doen wat iedereen hier doet: raften op de Vrbas met de Kanjon Rafting Centre. We krijgen helm en zwemvest, worden naar het startpunt gereden een eind stroomopwaarts en krijgen een bootje toebedeeld met 2 Zweedse meisjes en een jongen plus natuurlijk een lokale schipper. Hij gidst ons langs de stroomversnellingen die helaas, zo in de zomer, veel van hun venijn hebben verloren; alleen in het laatste deel, door die smalle canyon, gaat het nog aardig tekeer. Hoogtepunt, letterlijk, is om van een 6 meter hoge brug af te springen; ook Wende waagt zich hieraan, adrenalinejunkie die ze is. Toch blijft het leuk en wanneer we een stukje voorbij onze camping ons luchtbed terugvinden is de tocht helemaal geslaagd.

 

Tegen tweeën zijn we terug en rijden we met de camper verder stroomopwaarts langs de Vrbas tot aan het plaatsje Jajce, dat bekend staat om zijn 21 meter hoge waterval. Camping is weer een simpel grasveld naast de rivier, en weer met schitterend uitzicht op de bergen. We fietsen naar het stadje. De waterval is spectaculair, horen en zien vergaat je als je dichterbij komt en je wordt drijfnat van de nevel, maar waar we eigenlijk voor kwamen, met een ziplijn over de waterval heen, blijkt niet te kunnen omdat ze Wende nog te jong vinden. Jammer.


‘s Avonds eten we een pizza in het stadje en fietsen in het donker terug. Hoewel Jajce een klein pittoresk vestingstadje is, zie je ook hier vervallen huizen en muren vol kogelgaten die eraan herinneren dat er een oorlog heeft gewoed. Over die oorlog zullen we nog veel meer horen, want vanaf hier gaan we naar het onmiskenbare brandpunt daarvan, Sarajevo.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten