Bolsena

3 - 4 augustus 2022

Midden in Italië, verstopt in de heuvels boven Rome, vind je Il Parco dei Mostri, het monsterpark. Een even rijke als excentrieke graaf bouwde hier zijn landgoed vol met bizarre beelden. Surrealisme uit de zestiende eeuw.


Het park ligt bij het plaatsje Bomarzo. Komend vanuit het zuiden rijden we er praktisch langs en we hebben daarom besloten het te bezoeken, ook al zijn we hier eerder geweest. Het is namelijk een fantastische plek. Of het nou de merkwaardige beelden zijn - gigantische monsterhoofden, vechtende fantasiedieren, LHBTQI+figuren die van alles kunnen zijn - of het prachtige, bucolische park zelf met zijn terrassen, rotspartijen, knoestige bomen en idyllische stroompje … hoe dan ook gaat er een grote aantrekkingskracht uit van deze omgeving en je zou er uren kunnen doorbrengen, gewoon zitten en zijn. Als je niet een kind bij je had. We hadden verwacht dat Wende dit monsterpark, toch een soort post-middeleeuwse Efteling, wel leuk zou vinden, maar ze ziet er de lol niet van in, dus staan we na krap twee uur weer buiten. 

In 2006 waren Christel en ik hier ook, op de fiets uiteraard. Bij gebrek aan een camping zetten we onze tent neer op een grasveldje halverwege de steile weg die van Bomarzo naar beneden leidt waar het monsterpark ligt. Tot onze verrassing troffen we een kraantje aan, daardoor konden we de zweterige fietsdag van ons afwassen door een waterzak te vullen en in een boompje te hangen. Klein geluk. Boven ons torende het dorpje uit terwijl we uitkeken over het park, nou ja de bomen want de beelden waren niet te zien. Een mooie plaats. Tegenwoordig is het een picknickplek, zie ik in het voorbijrijden. Het park zelf heeft ook een nieuwe ingang gekregen, de eenvoudige houten keet is vervangen door een wit, stenen gebouw met een loket en toegangspoortje, een souvenirhoekje en zelfs een restaurantje. Maar of het ook meer publiek trekt? Ik vind het nog steeds rustig, gelukkig maar.

 

Destijds kwamen wij aangefietst vanaf het meer van Bolsena, waar we een paar dagen hadden geluierd om bij te komen van het hete en heuvelachtige Toscane. Een dagje fietsen, met halverwege een taaie klim naar Montefiascone, bracht ons in Bomarzo. Nu doen we de route in omgekeerde volgorde: eerst naar Montefiascone dat zijn naam eer aandoet want boodschappen doen wordt een fiasco, we rijden drie keer verkeerd voor we eindelijk de Coop hebben gevonden. En daarna omlaag naar het meer om te overnachten.

We hebben een camperplaats op het oog die volgens de recensies slechts ‘vijf meter’ van het meer zou liggen. Dat klinkt te mooi om waar te zijn en hoewel het dan meestal ook niet waar is, blijkt het in dit geval ècht zo te zijn. Een onverhard pad langs de oever brengt ons na een paar kilometer bij Agricamping Monterotondo, inderdaad pal aan het water. Het is een olijfboomgaard en de eigenaar, die op een stoeltje in de schaduw zit, verwelkomt ons en verwijst ons naar een plekje onder de olijfbomen met stroom en kraantje en uitzicht op het meer. Wat een geweldig mooie plek zeg! 

 


Meteen gaan de kleren uit en plonzen we in het lauwe water. Terwijl we zo liggen te dobberen in het majestueuze decor van de Toscaanse heuvels valt Christel op dat er iets verderop een steiger staat met een paar bootjes en een terrasachtig iets. Het lijkt wel een restaurant, zegt ze achteloos. Wat onmiddellijk een Pavlovreactie bij Wende opwekt - Zullen we daar eten? vraagt ze automatisch. Tja. We hadden net zoveel moeite gedaan om boodschappen te doen daar op de Fiascoberg, maar dit restaurantje ziet er te idyllisch uit om te laten schieten; en dus zitten we een uurtje later aan een tafeltje met een blauwwit geblokt kleedje witte wijn a frizzante te drinken en buigen we ons andermaal over een onbegrijpelijke Italiaanse menukaart.

 

Wat we ervan begrijpen is dat er vooral vis te krijg is, wat logisch lijkt als je aan een groot meer zit en bewust of onbewust de suggestie wekt van vers, lokaal eten dat zojuist nog naar binnen is gehengeld. Wat natuurlijk dikke onzin is als het gaat om garnalen, inktvis en tonijn. Hoe dan ook, het wordt inktvis voor mij, risotto met zeevruchten voor Christel en tagliatelle voor Wende, alleen blijkt dat laatste niet de pasta te zijn die we verwachten, maar biefstuk tagliata ofwel in lange repen gesneden. Ineens begrijp ik de vraag van de nauwelijks Engels sprekende ober iets beter:  medium of (iets onverstaanbaars), had hij gezegd  en ik meende dat hij daarmee de grootte van het bord bedoelde… Zo zitten we dus te peuzelen terwijl de zon voor onze ogen ondergaat en we genieten we van dit reiscadeautje, ongeboekt en onverwacht.

 


De volgende dag pakken we de boel in, nemen nog een frisse ochtendduik en rekenen dan af, want het paradijs is niet gratis. De vriendelijke olijfboer biedt me nog een blik olijfolie te koop aan dat, naar ik schat, minstens vijf liter bevat. Het is, vrij naar The Godfather, een offer I have to refuse - te groot dat blik. In plaats daarvan complimenteer ik hem met de prachtige plek en leg uit dat ik niet vaak ergens terugkeer maar dat ik zeker hoop hier nog eens te komen en dan wat langer. Tenminste, dat had ik allemaal gezegd als ik beter Italiaans had gesproken. Nu blijft het bij bella, grazie, arrivederci.

Op naar onze laatste camping, die aan de andere kant van Italië ligt, niet ver van de Adriatische kust ter hoogte van Rimini. Dat betekent dat we de Apennijnen moeten oversteken, de rug van de laars, en omdat Italiaanse snelwegen overwegend noord-zuid lopen slingeren we ons een ongeluk over SS-en (strada statatis), SR-en (strada regionalis) of nog kleinere wegen, want Google Maps stuurt je overal lang, wat voor onze Duckato niet zonder risico is soms. Lange tijd rijden we langs een uitgestrekt stuwmeer, het enige water tussen de droge heuvels en droge rivierbeddingen. Evenals in Nederland is het in Italië dit jaar veel warmer en droger dan normaal, wij zullen in drie weken vakantie slechts één dagdeel regen meemaken en alleen maar temperaturen boven de dertig graden.

 

Op een gegeven moment passeren we het bord ‘Assisi – 12 kilometer’. Ik heb altijd al eens naar Assisi gewild en dus besluiten we spontaan een kleine omweg te nemen en naar Assisi te gaan, wat trouwens veel verder blijkt dan 12 kilometer omdat we dat bord inclusief afslag natuurlijk nét waren gepasseerd en een klerestuk moesten doorrijden én terugrijden.

Assisi is een klein stadje met een grote kerk dat bovenop een heuvel ligt en een fraai aanzicht biedt als je komt aanrijden, of zoals onze Lonely Planet zegt: “the mere sight of Assisi (…) is enough to send pilgrims’ souls spiralling to heaven”. Vanaf de parkeerplek onderaan is het in de middagzon nog een fikse klim naar de stadspoort. Hoogste punt is de kerk, of eigenlijk zijn het twee kerken die bovenop elkaar zijn gebouwd: de Basilica Superiore en de Basilica Inferiore waarvan die laatste een kelder bevat met de tombe van Sint Franciscus, de heilige waaraan dit stadje zijn faam dankt. Beide kerken dateren uit de dertiende eeuw en zijn opgeluisterd met fresco’s van de beste kunstenaars uit die tijd (Giotto bijvoorbeeld), waardoor ze tot de een van de belangrijkste kunstschatten van Italië worden gerekend. 

 

Het geeft aan hoe snel Franciscus, die in 1225 overleed, al als een belangrijke heilige werd gezien door de kerk. En dat terwijl hij een gewone jongen was, zoon van een rijke kledingkoopman en een Française, een jongen die hield van drinken en zingen en troubadour wilde worden – tot hij op zijn twintigste het licht zag, al zijn bezittingen afzwoer en voortaan als bedelmonnik door het leven ging en al rondtrekkend een boodschap van liefde en vrede predikte zoals Jezus die volgens hem had bedoeld. Snel trok hij volgelingen aan, die ‘franciscanen’ werden genoemd, en zo ontstond de Orde der Franciscanen (ook wel Orde der Minderbroeders genoemd) die nog steeds springlevend is. De huidige paus, die eigenlijk Mario Jorge heet, nam de naam Franciscus aan als eerbetoon aan deze nederige man uit Assisi.

 

We lopen een rondje door de kerk(en) en door het stadje, eten een ijsje en gaan dan weer ons weegs, want we moeten nog een stuk rijden en we hopen op tijd aan te komen om nog een duik in het zwembad te kunnen nemen. Tegen zessen zijn we er, maar inchecken duurt lang omdat we een gratis drankje krijgen en een persoonlijke toelichting met tips over de omgeving, allemaal super vriendelijk, alleen tegen de tijd dat de camper staat en we met Wende in haar bikini het zwembad zoeken dat ergens onzichtbaar op een heuvel ligt, is het bijna zeven uur. Ze kan welgeteld tien minuten zwemmen totdat iemand het bad komt sluiten. Nou ja. Het is het begin … de komende dagen kan ze zwemmen tot ze een ons weegt.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten