Pompeï

31 juli – 1 augustus 2022

Een vulkaan en een ruïne. Als je die twee dingen hoort weet je genoeg: de Vesuvius en Pompeï. Sinds de dramatische uitbarsting in 79 na Christus horen ze onlosmakelijk bij elkaar in de menselijke database.

Wij willen ze allebei bezoeken en dat betekent weer een flink stuk rijden, dieper de zweterige ‘laars’ in. Eerst via de SS1 ofwel Via Aurelia die langs de kust naar Rome voert. Aurelia betekent ‘goud’, daar komt de naam echter niet vandaan, maar van ene Aurelius Cotta die de weg in de derde eeuw voor Christus liet aanleggen - al is hij tegenwoordig geasfalteerd en deels vierbaans, het is dus feitelijk een oude Romeinse weg. En veel onderhoud lijkt er sinds Julius Ceasar niet meer gedaan, want het wegdek is beroerd en we hotsebotsen wat af, tot we tenslotte de moderne tolweg kunnen opdraaien. We passeren Rome rechts en Napels links en arriveren tegen vieren bij camping Spartacus in Pompeï. Een echte stadscamping met simpele grindveldjes waar het zwembad gesneuveld is ten koste van veel lucratievere parkeerplekken, maar voordeel is dat het vanaf hier slechts 5 minuten lopen is naar de ruïnes van Pompeï.


We wandelen er meteen naartoe. Inmiddels is het vijf uur ‘s middags en zijn we een van de laatsten die naar binnen gaan, dus de massa’s zijn reeds vertrokken en we treffen een vrijwel verlaten site waar de stenen nog nagloeien van een zinderend hete dag. Bijzonder is hoe groot Pompeï is: een complete stad, straat na straat, huis naar huis, met forum, amfitheater, thermen - een uniek in de tijd gestold stukje Romeins leven in een provinciestadje van 20.000 inwoners, inclusief eenrichtingsstraten, zebrapaden, graffiti, cafés en bordelen. 

Er moeten destijds duizenden van zulke stadjes zijn geweest, maar de enige die intact is gebleven is de enige die is verwoest. (Dat laatste klinkt als een bekend Latijns gezegde, maar ik heb het net zelf verzonnen.) Wat wij nu zien is het resultaat van drie eeuwen restauratiewerk sinds de ontdekking in de 18e eeuw - waarbij menig restauratiewerk het restaureren van eerder restauratiewerk betrof, want in het begin ging het er hardhandig aan  toe soms. Nog steeds is nog maar 60% van de stad opgegraven.

Mooiste plek is het forum, het centrale plein, vanwaar je recht tegen de Vesuvius aankijkt die donker en dreigend omhoog steekt. Dreigend? Dat is ónze belevenis, omdat wij weten wat hier is gebeurd. Maar hoe keken de inwoners van toen er tegenaan? Ze wisten natuurlijk wat een vulkaan was en dat die soms kon uitbarsten…maar dit?! De hele nacht trilt en beeft de aarde, maar op 24 augustus begint iedereen weer aan een nieuwe dag, tot halverwege de middag een enorme explosie klinkt en er een zwarte wolk opschiet uit de Vesuvius, tot wel 14 kilometer hoog (uiteindelijk zelfs 30 kilometer). De hemel wordt donker, brandende stenen kletteren neer, later gevolgd door vulkanische as en modderstromen die het stadje bedelven onder een vier meter dikke laag. Een groot deel van de inwoners is dan al gevlucht, maar wie heeft gekozen om te schuilen vindt hier zijn laatste rustplaats.

 

Indringende getuigenis van dit menselijke drama zijn de versteende lijken die zijn gevonden, eigenlijk gipsafgietsels die men gemaakt heeft van de holtes die overbleven in de lava toen de lichamen vergingen. Helaas is het museum waar ze te zien zijn net gesloten. Misschien maar goed ook, want Wende twijfelt of ze zoiets wil zien en als je erover nadenkt is het ook wel een beetje macaber. Als ergens het woord ‘rampentoerisme’ van toepassing is, is het in Pompeï.

Na twee uur sluit de tent en lopen wij hedendaags Pompeï binnen en strijken neer bij een pizzeria aan het centrale plein. Tijd voor iets nats, want man man wat is het toch heet, 35 graden vandaag. En tijd voor de meest bizarre pizza ter wereld, pizza Würstel. Aan Pizza Hawaii doen Italianen niet, ananas ben je gek, heiligschennis, maar een pizza beleggen met worst en patat kan kennelijk wél... De Italiaanse variant op een broodje kapsalon zullen we maar zeggen. Hoe dan ook, Wende smult ervan.

De volgende ochtend gaan we naar de Vesuvius. We durven het er niet op te wagen met de Duckato - van steile hellingen wordt hij, eh, bruschiato - en dus nemen we gewoon de stadsbus die ook vlak bij onze camping vertrekt en boordevol toeristen zit. Fascinerend trouwens dat je gewoon met de bus naar de top kunt. We zijn ooit één keer eerder op een vulkaan geweest (zie HIER), maar dat was in Indonesië en toen moesten we eerst een paar dagen door de rimboe trekken. Nu stappen we na vijftig minuten uit en zijn we er, nou ja, nog zo’n 25 minuten omhoog lopen over een steil grindpad en dan komen we bij de krater en kunnen we het beest in de bek kijken zogezegd. Uiteraard geen roodgloeiende lava te zien, alleen een diepe kuil vol stenen - sinds 1944 is de Vesuvius niet meer uitgebarsten, maar het kan het natuurlijk zomaar weer gebeuren want het is - net als de Etna - een actieve vulkaan.

Een wandeling rond de hele krater duurt zo’n drie uur, dat vinden we te lang, maar we lopen er een stuk langs. Je bevindt je hier op zo’n 1200 meter hoogte. Oorspronkelijk was de Vesuvius 3 kilometer hoog, maar de uitbarsting die Pompeï de kop kostte kostte ook de Vesuvius zelf de kop - door het natuurgeweld stortten de wanden in. Maar ook op deze hoogte is het uitzicht prachtig. Je kijkt uit over de baai van Napels met Napels aan de ene hand en Sorrento aan de andere en recht voor je het eiland Capri. Grote cruiseschepen varen de haven in. Zo’n 3 miljoen mensen wonen tegenwoordig in dit gebied en een nieuwe uitbarsting à la Pompeï zou natuurlijk een nog veel grotere ramp zijn dan toen. Zeker vandaag, nu wij er zijn. Hoewel we dan serieus recht doen aan het gezegde 'eerst Napels zien en dan sterven'...

Maar goed, er gebeurt niets, veilig dalen we weer af en keren met de stadsbus terug naar de camping. Halverwege de middag zijn we klaar om te vertrekken. De bedoeling is nog één keer een stukje naar het zuiden te rijden, naar ons laatste antieke hoogtepunt: Paestum.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten