Rishikesh 3

Zaterdag 28 oktober 2006

Onze buren in Aggarwal House zijn Julian en Camilla, een stelletje van rond de dertig, hij een Fransman uit Marseille, zij een Engelse uit Manchester. Veel thuis zijn ze echter niet. Regelmatig zitten ze in India en recentelijk hebben ze ook een jaar in Japan gewoond, waar zij werkte als lerares Engels. 

Julian is een doorgewinterde India-ganger, spreekt Hindi en speelt tabla. Toen we voor het eerst onze kamer inspecteerden hoorde ik al het onmiskenbare takkatakka-boengboeng-takka-boeng-geluid uit hun kamer komen en vreesde even dat er een stel dilettantistische neohippies naast ons woonden die bij voorkeur midden in de nacht, knetterstoned, op het terras speelden, yeah man, good vibes… Maar Julian is heel serieus en volgens mij ook heel goed. Hij speelt al jaren, krijgt les van een gerenommeerde tablist (?) en treedt op met Indiaase muzikanten, wat bijzonder schijnt te zijn gelet op de traditionele, gesloten Indiaase muziekwereld. Vanavond geeft hij een concert samen met Hari Krishan Shaj Ji, precies, die landelijk bekende sitarspeler. Daar gaan we natuurlijk wel even heen.




Camilla is een heel mooi meisje, rank en elegant als een hinde, en ze doet aan yoga. Haar leraar heet Govinda en hij geeft ook beginnerscursussen. Omdat Wim en ik ook wel zo rank en elegant willen worden, besloten we een les te volgen. Om zes uur ‘s avonds vervoegden we ons aan de overkant van de rivier, bij een kleine serre bovenop een dak, en troffen daar een pezige Indiër van een jaar of veertig met een nogal melancholieke uitstraling, die zijn levensinspiratie –zo te zien- niet meer haalt uit stijve harken uit het Westen. Het begon simpel, gewoon op de rug liggen met gestrekte armen en benen. Daarna de zonnegroet, die kende ik al van papier (toch, Thea?), hoewel de praktijk ietwat zwaarder bleek. Maar allengs werden de standjes moeilijker, ingewikkelder en pijnlijker; en steeds als je met veel moeite, milimeter voor milimeter schuivelend, toch een soort precair evenwicht had gevonden in een principieel onmogelijke houding, kwam Govinda langs en trok met een droevig gezicht je arm of je been nèt even over de pijngrens heen. Aiaiai! Tenslotte, als grande finale van dit stumperige ballet, moesten we op ons hoofd gaan staan, ach waarom ook niet? Govinda hielp je wel, dat wil zeggen hij trok zuchtend je heup uit de kom en daar stond je dan, uitkijkend over de segnaG met hersenen vol melkzuur terwijl iemand naast je roept ‘relax! relax!’ Beduusd stonden we na twee uur weer buiten. Onze conclusie was duidelijk: yoga is niet voor mietjes.

De volgende dag hoefden we niet naar yoga toe, want yoga kwam wel naar ons toe. Camilla had een Colombiaanse jongen ontmoet, Diego, die yogaleraar was en wel een les wilde verzorgen op ons terras. Daar gingen we weer. Sitarmuziek erbij, wierook, het geritsel van apen in de bomen, de zon die wegzakt in de Ganges, en in dat decor een terras waarop –in oplopende mate van kundigheid- twee Nederlanders, een Fransman, twee Engelsen, een Japanse en een Mexicaanse onder de bezielende leiding van een yogi uit Colombia allemaal de ‘cobra’ doen en andere meer of minder giftige posities. Want ook deze les was niet voor mietjes. Het viel soms niet mee om serieus te blijven als je naast je weer eens ‘grrmmff’ hoorde of ‘oooeeehw’ van een andere beginner (meestal Wim). Maar het was leuk en ter afsluiting zaten we allemaal hand in hand in een kringetje rond een kaarsje te luisteren naar Diego, die vertelde dat yoga ‘just a joke’ was. Grapje zeker.
Daarna gingen we uit eten met z’n allen, bij Ganga View Hotel, een chique bedoening voor deze contreien – vegetarisch, uiteraard. Geloof het of niet, maar Rishikesh (60.000 inwoners) is een volledig vegetarische stad: vlees bestaat hier niet. Het schijnt dat officieel zelfs eieren zijn verboden, maar daar wordt in sommige restaurants de hand mee gelicht, al zijn de eieren regelmatig op. Sowieso, de kans dat het gerecht dat je bestelt aanwezig is schat ik op ongeveer vijftig procent. Sorry sir, finished. Eigenlijk kun je het beste doen wat de Indiërs zelf doen en elke dag thali eten, rijst met diverse groenten, linzensaus, yoghurt en chapati: het is gezond, spotgoedkoop (nooit meer dan een euro), altijd verkrijgbaar en staat in mum van tijd op tafel. Maar ja. Op een of andere manier is onze Westerse geest ingesteld op keuze en variatie en willen we steeds iets anders. De kaart in Rishikesh biedt verder Indische en Chinese gerechten en ook falafel, pizza, pasta en mexicaans, maar de kwaliteit van Westerse gerechten laat te wensen over, dus meestal blijven we toch maar in de Oosterse hoek. Onze drang tot afwisseling botvieren we door regelmatig een nieuwe inheemse chocoladereep te proberen. We hebben de Vip gehad, de Safari en nog zo wat. Ze smaken allemaal naar Pennywafels.
Wat alcohol betreft, ook dat is non-existent in Rishikesh. Je kunt allerlei soorten thee drinken, koffie, hot lemon en hot ginger, cola, sinaasappelsap en lassi (een soort milkshake), maar een borrel kun je vergeten. Volgens mij is alcohol in heel India weinig aanwezig, maar het is niet verboden en in McLeod Ganj waren in ieder geval een paar winkeltjes waar je (Westerse) drank kon kopen en een plaatselijk soort vruchtenwijn gefabriceerd van sinaasappels, perzikken of abrikozen. Ik heb de abrikozenvariant geprobeerd, het bleek een straf goedje dat op een rare manier naar je hoofd steeg, beslist geen aanrader. Maar hier in Rishikesh wordt dus niets gedronken en zit je uren te kletsen bij een kopje ayurvedische thee, zodat je de volgende dag met een helder hoofd zo weer de yogamat op kunt.
De enige ondeugd die hier wijd en zijd verbreid is: blowen. Hasjies, charras geheten hier. Van de Indiërs weet ik het niet, maar de toeristen blowen zich suf en ook menige saddhu. Het spul moet met vrachtwagens tegelijk uit de bergen komen. Van saddhu’s wordt het getolereerd, voor de rest is het hardstikke verboden en staan er zware celstraffen op (die met harde euro's afgekocht kunnen worden)…maar vreemd genoeg wordt er toch openlijk geblowd, in café, restaurants, op straat. Uiteraard heb ik, gewetensvolle toerist die ik ben, in mijn zoektocht naar het ware India ook dit, eh, aspect van het land geprobeerd. Nou. Het stelt niks voor. Vergeleken met onze nederwiet is het maar softe shit, eerlijk gezegd.
Maar ik was gebleven bij onze buren. Ons terras telt nòg een kamer, een soort eenpersoonskast, en daarin verblijft momenteel Jacqueline. Jacqueline komt oorspronkelijk ook uit Manchester, maar ze heeft jaren in Japan gezeten en woont inmiddels in Singapore, waar ze lesgeeft. Ze is een week naar Rishikesh gekomen om yoga te doen. Met haar hebben Wim en ik een wandeling gemaakt naar een geheime waterval ergens in de heuvels – zo geheim, dat we hem niet konden vinden. Het zou een half uurtje lopen moeten zijn, maar we hebben drie uur moeten zoeken voor we er eindelijk waren. 
 Mooie, stille plek. Helaas was het al te laat en te koud geworden om te badderen, dus we hebben alleen even een voetenbadje genomen. Indrukwekkende spinnen hier, formaat handpalm, glad zwart lijf met een gele ‘t’ erop. Eenmaal weer op de weg zijn we in een van de jeeps gestapt die hier langs de oever heen en weer rijden en zo waren we net voor het donker terug.



Frappant, trouwens, dat we met vrouwen steeds een waterval opzoeken. Ik heb zojuist even gegoogled op de symbolische duiding van 'waterval', maar de connotaties zijn zowel verbonden met paradijs als met zonde(val). Mmm. Wat mij betreft was het een paradijselijke plek, maar ik kan natuurlijk niet in Wim z'n hoofd kijken...  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten