Bodhgaya 2

Woensdag 15 november 2006

Develop the heart. Too much energy in the West is spent on developing the mind. Develop the heart.
    Dalai Lama


Mahabodi-tempel, 's ochtends vroeg. De zon krijgt de mistgordijnen nog niet opzij geschoven. In de lotusvijver drijft het grote Boeddhabeeld op wolken.


Op een bankje bij deze vijver raak ik in gesprek met Anup en Devendra. Anup is achttien jaar, intelligent en vrolijk, hij wil journalist worden en om op te vallen draagt hij een t-shirt met een groot hakenkruis erop en de woorden Hitler's cross. (Het hakenkruis is ontleend aan de swastika, een oeroud hindoestaans en boeddhistisch symbool dat voorspoed en geluk betekent.) Devendra is elf jaar oud, een klein jongetje met een grote pet, nieuwsgierig maar verlegen. We kijken hoe een paar monnikken voer in de vijver gooien, het wateroppervlak begint wild te spartelen en er duiken joekels van beesten op met gemene bekken. Als ik afscheid wil nemen, vragen de jongens of ik hun dorpje wil zien, Sujata, aan de andere kant van de rivier. Eigenlijk niet, ik heb andere plannen - maar als ik hun hoopvolle gezichtjes zie twijfel ik. Is er iets te zien daar? Jaja, nounou, iets met Boeddha en een meisje, melk en rijst. Okee dan, we spreken af om twee uur, bij de lotusvijver.


Ik ben een kwartier te laat. Terwijl ik me naar de tempel haast, vraag ik me af wat de bijbedoeling van de jongens is - want in India is er altijd een bijbedoeling. Wat dat betreft is India het land van de regenboog met de pot goud: de kleuren zijn prachtig, maar aan het eind staat een pot, en jij moet het goud erin doen.Ik besluit er niet over na te denken en gewoon maar te zien wat de middag brengt, en het eerste wat ik zie is de stralende lach van Devendra, die me tegemoet komt en verlegen zegt "I thought you wouldn't come." Mijn middag is al goed.
 
We verlaten de tempel en lopen Bodhgaya (een klein plaatsje) uit, slaan dan rechtsaf en steken de goeddeels drooggevallen rivier over via een lange stenen brug. Halverwege stopt er een jongen met een brommer en Anup en ik springen achterop terwijl Devendra -die uit het niets een fiets heeft opgescharreld- ons volgt. Zigzaggend langs bulten en kuilen en wegslippend in het zand rijden we het dorpje binnen en houden stil bij een grote steenheuvel met een hek eromheen, we klimmen erop en ik krijg een uitleg die ik meteen weer vergeet, gefascineerd als ik ben door de heuvelpartij die ik ontwaar aan de horizon, de Dungeswari Caves, ofwel de plek waar Boeddha zes jaar heeft gemediteerd. We kunnen erheen, zeggen de jongens, het is een uurtje rijden op de brommer. Ik bedank beleefd, dat redden we nooit meer voor het donker en ik vind dat hele gebrommer bij daglicht al levensgevaarlijk.
 


In plaats daarvan rijden we naar Sujata Temple, aan de andere kant van het dorp. Miljoenensteden als Delhi en Bombay ten spijt is India nog steeds een en al platteland - er zijn 500.000 dorpjes zoals Sujata. Ik zie hutten van leem en riet, varkenskippenhonden, kleine veldjes met rijst en bloemkool, moestuintjes en overal stapels gedroogde koeiestront. Want koeiestront is dè brandstof hier. De verse vlatsen worden verzameld en te drogen gelegd, vervolgens dubbelgevouwen en gestapeld tot kleine ronde torentjes, en zodra er gekookt moet worden gaat het hup! de tandoori (steenoven) in. Brandende koeiestront verspreid een scherpe, rokerige geur die je overal in India ruikt, zelfs in de stad. Wat mij betreft is het dè geur van India (samen met wierook, logische combinatie...) Overbodig te zeggen dat de strontindustrie in handen is van vrouwen.
  Maar ik dwaal af.
 
Sujata Temple is gebouwd op de plek waar Sujata de toekomstige Boeddha te eten gaf, het is een eenvoudig tempeltje van witte steen, omringd door palmbomen. Geen toerist te bekennen hier. Een oude man loopt achter me aan met een kooitje waarin een tiental vogeltjes gevangen zit, het is de bedoeling dat ik de vogeltjes 'vrijkoop'; op het eerste gezicht lijkt het me een mooi symbool, maar als ik me realiseer dat die man de vogeltjes speciaal hiervoor heeft gevangen vind ik het eigenlijk maar een rotstreek en ik jaag de man weg.

De zon zakt. De regenboog nadert z'n einde. We hobbelen terug naar Sujata en parkeren de brommer bij een simpel gebouwtje, de Sujata Children Welfare Trust. Het blijkt een schooltje voor wezen en halfwezen uit de omgeving; de directeur leidt me rond, ik krijg een paar slaapkamertjes te zien en het 'schoollokaal', een overdekte ruimte op het dak met houten banken, een schoolbord, een wereldkaart en een grote poster met afbeeldingen van allerlei soorten groenten. Ik vraag hoe het mogelijk is dat er zoveel (half)wezen zijn. De directeur zucht. Drank en roken, zegt hij. Veel mannen zuipen zich letterlijk dood aan illegale drank (arak) of krijgen 'gewoon' kanker. En dan is het gauw gebeurd, hier.
  -Triest, zeg ik.
  -Ja, zegt hij. Maar...je kunt ons helpen door te doneren.
  Ik wist dat dit zou komen en ben voorbereid.
  -Goed, zeg ik. Ik geef 500 roepie.
  -Eigenlijk dacht ik aan 1500 roepie, zegt hij. Dan kan ik namelijk (onverstaanbaar, iets met rijst kopen).
  -Toch geef ik 500 roepie, zeg ik terwijl ik bij mezelf denk: hetisook altijdhetzelfdemetdezemensenhetisnooitgenoegmaariktraperniet meerinneeisnee.
  -Okee, reageert de directeur en schrijft een kwitantie voor me uit.



Links Devendra, rechts Anup
Anup en Devendra begeleiden me naar de rand van het dorp. Bij de brug maken we een foto en nemen afscheid. In het late middaglicht zwaai ik nog eens naar ze en ik voel me ontroerd, vooral door die kleine Devendra, die dus wees blijkt (Anup niet, zijn ouders leven nog, hij heeft me z'n huis laten zien). Maargoed, ik heb iets voor ze gedaan. Ik heb 500 roepie gegeven. Een enorm bedrag hier, hoor. Even nadenken...dat is zeker, eh, 9 euro. Tja... Negen euro. Echt veel is het niet, als je erover nadenkt. Eigenlijk maar een lulbedrag. Of je daarmee nou veel rijst koopt... Hmm. Nou ja, het is niet anders, ik ben nu alweer bijna in Bodhgaya en ik moet me haasten naar de tempel, anders mis ik de zonsondergang en ik wil nog wat foto's maken.



Toch zit het me niet lekker. Er wringt iets en ik weet ook wat. Boeddhisme gaat over geven, niet over het fotograferen van tempels. Eenmaal bij m'n hotel is de gedachte om terug te keren aangezwollen tot een besluit. Ik neem een fietsriksja naar Sujata, tenminste, dat is de bedoeling, maar waar je normaal gesproken doodziek wordt van het gezeur van die langsrijdende mannetjes komt er nu toevallig niet één voorbij, en het draait erop uit dat ik het hele eind weer moet lopen, alsof ik ergens voor gestraft wordt. Het is inmiddels erg donker geworden en vanaf de brug stap ik een soort zwart gat binnen. Consternatie bij het weeshuis als ze me herkennen. Something wrong, sir? Snel wordt de directeur erbij gehaald. Ik druk hem nog eens 1000 roepies in z'n handen. For the rice, zeg ik en wil er meteen vandoor, maar zo makkelijk kom ik niet weg, ik word uitgebreid bedankt en op de brommer weer teruggebracht naar Bodhgaya.

Later op de avond zit ik op een terras te wachten op m'n eten. Een stoffig bedelaartje spreekt me aan, ik wuif hem weg, maar hij laat zich niet wegjagen.
  -Can I take a seat, sir? durft hij zelfs te vragen.
  -NO! zeg ik.
  -Thank you, zegt hij en gaat snel zitten.
  Verbluft schiet ik in de lach. Er ontwikkelt zich een simpel gesprekje, dat in mum van tijd uitdraait om een verzoek om geld.
  -Wat zou je doen met het geld? vraag ik.
  -Rijst kopen, antwoordt hij.
  -Waar?
  Hij wijst over m'n schouder, ik kijk achterom, inderdaad zie ik een klein kruideniertje dat nog open is.
  -Okee, zeg ik, we gaan samen.
  Het wordt een leerzame onderneming. De kruidenier blijkt te beschikken over wel tien soorten rijst, zeer uiteenlopend in prijs, en terwijl hij me eerst natuurlijk de duurste voorzet slaag ik er uiteindelijk in om voor de prijs van 1 euro vijf kilo rijst te kopen en nog een kilo linzen erbij - voor een beetje smaak. Terwijl ik weer plaatsneem op het terras doe ik gauw wat rekenwerk en concludeer dat ik de Sujata Children Welfare Trust vandaag weliswaar geen pot met goud heb gegeven, maar wel 150 kilo rijst, waarvan ze zeker een maand kunnen eten.

Het was een kleurrijke dag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten