Naar huis, alweer

Vrijdag 17 november 2006
Dagboek van een thuisvaarder

Maandag

's Morgens om vier uur op. Om half vijf de taxi naar Gaya.

Op het station zoek ik de reserveringslijst voor de trein naar Varanasi. Ik sta er inderdaad op, Mr. Arthur. Om 5:13 arriveert de trein, exact op tijd, ongelooflijk. Coupé diep in slaap. Op m'n gereserveerde bank ligt al iemand. Ik kruip op een lege bank en krijg het later aan de stok met degene die dìe plek heeft gereserveerd. Gelukig is 'mijn' plek inmiddels weer beschikbaar. De boze Indiër biedt me thee aan en we voeren nog een heel gesprek. Tegen twaalven terug in hotel. Laatste avond van Wim en mij en we gaan naar de bioscoop voor een Bollywood-film. Money Money, luidt de titel. Visueel overweldigend, maar verder slechter dan je ooit had kunnen denken. Karikaturaal, onderbroekenlol, slapstick. Maar het publiek vindt het prachtig. Hoogtepunt is de scene waarin de hoofdpersoon zich heeft verkleed als vrouw en wordt betast door een man die een oogje op 'haar' heeft. Zijn hand glijdt onder 'haar' jurk en ontdekt dan, je weet wel. De zaal giert het uit. Lachen! Het bevestigt m'n theorie dat je Indiërs als kinderen moet zien, dan begrijp je ze nog het meest.




Dinsdag
De laatste dag samen. Nog één keer ontbijten in de German Bakerie gedreven door Nepalezen. Nog één keer wandelen over de ghats. Op het laatste moment nog een Silk Shop bezoeken want Wim wil kleren laten maken. Ik ga niets meer kopen, hoor, ik ga niets meer kopen, ik ga niets kopen... Ik koop een kussensloop en een groot kleed. Nog één keer een kop koffie op het dak. Raar gevoel in m'n maag. We besluiten er geen dramatische perronscène van te maken. We zijn mannen, tenslotte. Daarom afscheid bij de autoriksja, een omhelzing, een hand, goeie reis, succes. En dan ben ik weg. Nachttrein naar Delhi. Ik ben de enige toerist, het Indiase geslurp, gespuug, gesnurk is niet van de lucht. De lucht zelf trouwens ook niet. Om half zes begint het grote keelschrapen. Maar ik ben inmiddels gehard en slaap redelijk door.
Woensdag
Half acht 's ochtends op het station in Delhi. Tot m'n verbazing valt niemand me lastig. Dat was zes weken geleden wel anders. Loop Main Bazaar op en neem het eerste hotel dat ik tegenkom, Travellers Guest House. Toevallig een prima hotel. Na douche en ontbijt met Tuctuc naar het kantoor van Mahan Air voor een nieuw vliegticket. Wandel een rondje over Connaught Place, het centrale plein. M'n laatste dag, wat zal ik doen? Ik besluit naar het Nationaal Museum te gaan. Zeer de moeite waard. Zie prachtige friezen en miniaturen en allemaal lekkere wijven. Indiase kunst lijkt veel vitaler dan westerse kunst. Hier geen bleke broze Botticelli-vrouwen, maar wespetailles en grote ronde borsten. Godinnen als pin-ups. Je krijgt het er warm van als je bedenkt wat ze allemaal kunnen doen met die vier armen van ze. Daarna door een enorm park gewandeld naar India Gate, een soort Arc De Triomph. Ik kan nauwelijks geloven dat dit òòk Delhi is, zo rustig en ontspannen. Maar de tijd dringt. Ik moet terug naar Parganj voor internet, eten, souvenirs. 's Avonds m'n laatste thali van deze reis. Tijdens eten lang gesprek met een Fransman, een muzikant die de wereld rondreist om inheemse soorten fluit te leren spelen. Nu studeert hij een half jaar in Delhi. Hij is de laatste in een lange reeks van fascinerende mensen die ik in India heb ontmoet. Als ik weer op straat sta zijn de souvenirshops gesloten. Merde!


Donderdag
Word om vijf uur wakker, uur vòòr wekker. Drink m'n laatste chai. Om zeven uur taxi naar het vliegveld. Koop met m'n laatste geld een beeldje van de olifant-god Ganesha, de beschermheilige van reizigers en degene die obstakels wegneemt. Ondanks dat duurt de paspoortcontrole eindeloos. Ik zou het vliegtuig gemist hebben als niet twee militairen me met voorrang langs de douane escorteerden. Het is vier uur vliegen naar Teheran. Ik zit achter twee jonge Indiaase meisjes. Na de overstap op het vliegtuig naar Dusseldorf blijken we naast elkaar in de middelste rij te zitten, ik in het midden en zij aan weerszijden. Hmmm. Spannend, maar ik bied toch aan te ruilen. In plaats daarvan kijk ik naar de stewardessen en stel vast dat Iraanse vrouwen de mooiste van de wereld zijn. Westerse gezichten met een Oosters tintje. Maar...de alleràllermooiste vrouw staat om zeven uur 's avonds in Dusseldorf te wachten. We vallen elkaar in de armen. Eindelijk. Over ongelooflijk brede en schone wegen rijden we naar Utrecht. Het is tien uur. Ik ben weer thuis.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten