Naar Diemen

Vrijdag 11 mei 2007

Het is weer vrijdag en voor het eerst tref ik slecht weer: regen, harde wind, kou. Dat komt goed uit, want ik heb wel zin om een beetje uit te waaien. Om twaalf uur start ik in Broek-in-Waterland.
In tweeëneenhalf uur loop ik naar Ransdorp en de hele tijd regent het, soms wat minder, meestal wat meer. Woeste luchten trekken over me heen, het zwerk grauwt en grient. Zo kennen we Holland weer.
Ik trek me terug in m’n capuchon en stap onbekommerd verder. Eenmaal schrik op op, ppffffff hoor ik, een zwaan blaast naar me en maakt aanstalten de wal op te klimmen, achter zijn rug ontwaar ik mevrouw met vijf kleintjes. Kennelijk kwam ik even te dichtbij.
In Ransdorp komt de zon weer tevoorschijn. Het café is gesloten, dus ik loop een paar kiometer verder, naar Durgerdam, een klein dorpje aan het Ijsselmeer, eigenlijk niet meer dan een rij houten huizen langs de dijk. Ooit was dit een bloeiend vissersplaatsje, maar de bouw van de Afsluitdijk in 1932 maakte daar een eind aan.
Ik drink koffie en kijk uit over het water. Dit stuk Ijsselmeer heet hier Ijmeer en is de toegangspoort tot Amsterdam. Kijk je links, dan zie je water, meeuwen en zeilboten, Gezicht op Durgerdam 1820. Kijk je rechts, dan zie je flats, hijskranen en hoogspanningsmasten, Amsterdam 2007. Maar de Ruysdael-lucht daarboven is van alle tijden.
Een kwartier verder loop ik onder de A10 door, zo’n beetje ter hoogte van de Zeeburgertunnel. Hier begint Amsterdam, nou ja, de ‘rafelrand’ ervan, de losse uiteindjes die er ruw en onverzorgd bijhangen. Grote steden hebben dat, zo’n half verwilderde overgangszone tussen platteland en verstedelijking: het is de plek waar een stad alles dumpt wat ze liever niet onder ogen heeft, precies zoals een dier z’n eigen afval naar buiten werkt, het hol uit. Denk aan vuilnisbelten, rioolzuiveringsinstallaties, tippelzones, woonwagenkampen, kunstenaarskolonies. Ik neem een hoge brug over het IJ en zie beneden me, tussen het riet, allemaal wrakke woonboten liggen, de een nog havelozer dan de ander. Een man met een woeste baard is bezig twee boodschapentassen aan boord te sjouwen. De kajuit van zijn drijvende bouwval is provisorisch afgedicht met karton en plastick, maar desondanks zie ik vanaf hier de gaten en kieren zitten. Verderop zit een zwaan ergens op te broeden. De achteruitgang van de buurt, denk ik. Of anders eieren.
Het is verbazend hoe snel je Amsterdam weer verlaat. Na de tweede brug linksaf en het is alweer gebeurd. Ik loop langs het Amsterdam-Rijnkanaal en ben in mum van tijd in Diemen. Eindpunt.
Het eerste deel van het Trekvogelpad zit erop, ik ben voorbij Amsterdam, dat wil zeggen dat ik zo’n honderd kilometer heb afgelegd langs allerlei belangwekkende vogelgebieden met talloze unieke trekvogels – en de enige die ik gezien heb zijn de grutto en de kievit. Maargoed, nieuwe ronde, nieuwe kansen. Vanaf hier gaat het richting Hilversum en het Gooi en wellicht heb ik meer succes met het spotten van bekende Nederlanders.
Hoe dan ook zal dat even moeten wachten, want volgende week ben ik op vakantie. Ik ga een weekje naar Dahab in Egype, om te duiken/snorkelen én om de Mozesberg te beklimmen, de Gebel Musa, de plek waar Mozes van God de stenen tafelen kreeg met daarop de tien geboden. Zie Exodus 19 en 20, voor wie het niet gelooft. Of eigenlijk, voor wie het wel gelooft…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten