Rott - Kronenburg

Dinsdag 1 juli 2008
Rott – Kronenburg, 79km

Ja hoor, ik heb wéér een lek luchtbedje, net als toen naar Rome. Drie van de zes banen lopen ’s nachts langzaam leeg. Ik beleef daardoor een wat gebroken nachtje en ben vroeg op. 
Het is nog fris, maar de zon schijnt al en het belooft een mooie dag te worden. Inpakken en opbinden gaat soepeltjes, alsof ik nooit anders heb gedaan. Kwart over negen zit ik op de fiets.
 
Het begint met een mooie rustige weg door het bos, zo’n acht kilometer lang, die echter verraderlijk stijgt. De camping lag op 300 meter hoogte en ik moet nu naar 550 meter. Ik ben nog niet warm, m’n benen zijn stijf en m’n kont doet zeer. Zwoegend kom ik boven, en m’n frisvochtige wielershirt, dat ik de vorige avond heb uitgespoeld, is nog steeds vochtig, maar niet fris meer. Er volgen gelukkig wat vlakke kilometers en daarna een afdaling naar Monschau, een kleine toeristische parel aan de Rur. Hobbelige keienstraatjes, opgeknapte vakwerkhuizen, grijze steen, kortom een smetteloos kitschdecor waar drommen senioren doorheen wandelen. Op een pleintje drink ik koffie en eet een uitsmijter. Ik weet dat ik straks weer omhoog moet en verzamel krachten.

Monschau
Vooruit dan maar. Vanuit Monschau klim ik gestadig weer omhoog, naar 500 meter, 600 meter, 650 meter… Het klinkt misschien niet spectaculair, maar op een fiets met volle bepakking voel je dit soort hellinkjes echt wel. Toch is het wel te doen. De Eifel is te vergelijken met de Ardennen, feitelijk zijn het ook de Ardennen, maar dan aan de andere kant van de Belgisch-Duitse grens. De hoogte variëert zo tussen 300 en 650 meter. De hellingen kunnen steil zijn of minder steil, maar echt lang duren ze nooit, daarvoor is het gebied gewoon te laag.

Inmiddels is het flink warm geworden. Ik ben van plan langs de oever van een groot meer te fietsen, de Oleftalsperre, in de hoop te kunnen zwemmen. Maar ergens mis ik een afslag en uiteindelijk fiets ik met een wijde boog om het meer heen, over een hete, kale vlakte, zonder zelfs maar water te zien. Via een grandioze afdaling (61km per uur, het record van deze trip) bereik ik tenslotte Hellenthal, dat aan het uiterste puntje van dit meer ligt en ik besluit toch nog maar even een kijkje te nemen, wie weet. Een leerzame ervaring. Een ‘sperre’ blijkt een stuwmeer te zijn. Ik stuit op een gigantische betonnen damwand en als ik die via een trap beklommen heb kijk ik uit over een heerlijke blauwe waterplas waar uitdrukkelijk niet in gezwommen mag worden. Het lijkt een Tantaluskwelling en ik begrijp nu waarom Hellenthal Hellenthal heet.

Hoewel ik er aardig doorheen zit, zet ik toch koers naar de volgende zwemgelegenheid die zich volgens mijn kaart 25 kilometer verderop bevind. Gelukkig zijn het vlakke kilometers, over een halfverhard landbouwpad langs een klein beekje, overschaduwd door loof. Idyllisch mooi. Zelfs de vergeten anti-tankwal die ik passeer, een strook groen uitgeslagen betonnen punten, heeft iets dromerigs. Ergens pik ik de Drei-Länder-Route weer op die ik al een tijdje kwijt was. Er volgt nog één tenenkrommende klim (11%), naar Udenbreth, daarna de afdaling naar de Kronenburger See waarbij ik helaas wordt afgehouden van een nieuw snelheidsrecord door een hooiwagen die vlak voor m’n neus de weg opdraait. Ook de Kronenburger See blijkt een stuwmeer te zijn, maar hierin mag je wel zwemmen en er is zelfs een camping. Gauw zet ik m’n tentje op, trek m’n zwembroek aan en plons het water in. Later volgt een biertje en de hangmat. Het was een zware dag vandaag en ik ben ganz kaputt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten